ECLI:NL:RBDHA:2023:4932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag gezinshereniging en belangenafweging artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee Syrische nationalen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij hun zoon, die asielstatus heeft in Nederland, te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en hun zoon. Dit besluit werd in een later stadium door de staatssecretaris gehandhaafd, wat leidde tot het indienen van beroep door eisers.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 behandeld. Tijdens de zitting is de referent, de zoon van eisers, verschenen, bijgestaan door een tolk. De rechtbank overwoog dat, hoewel er hechte persoonlijke banden bestaan tussen eisers en hun kleinkinderen, de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie was. Eisers hebben gezondheidsproblemen, maar de rechtbank oordeelde dat zij in Syrië toegang hebben tot medische zorg en dat er onvoldoende bewijs was dat alleen de referent hen deze zorg kon bieden.
Daarnaast heeft de rechtbank de belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden had meegenomen in zijn afweging. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging in het kader van gezinsleven en de noodzaak van voldoende bewijs voor afhankelijkheid.