ECLI:NL:RBDHA:2023:4932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL22.17966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag gezinshereniging en belangenafweging artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee Syrische nationalen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij hun zoon, die asielstatus heeft in Nederland, te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en hun zoon. Dit besluit werd in een later stadium door de staatssecretaris gehandhaafd, wat leidde tot het indienen van beroep door eisers.

De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 behandeld. Tijdens de zitting is de referent, de zoon van eisers, verschenen, bijgestaan door een tolk. De rechtbank overwoog dat, hoewel er hechte persoonlijke banden bestaan tussen eisers en hun kleinkinderen, de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie was. Eisers hebben gezondheidsproblemen, maar de rechtbank oordeelde dat zij in Syrië toegang hebben tot medische zorg en dat er onvoldoende bewijs was dat alleen de referent hen deze zorg kon bieden.

Daarnaast heeft de rechtbank de belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden had meegenomen in zijn afweging. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging in het kader van gezinsleven en de noodzaak van voldoende bewijs voor afhankelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17966

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] (eiseres) en [eiser] (eiser), gezamenlijk te noemen: eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 12 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep (NL22.17966) ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Referent, de heer [A], is ook op de zitting verschenen, bijgestaan door de tolk O. Akrawy.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben beiden de Syrische nationaliteit. Eisers wensen verblijf in Nederland bij hun zoon, de heer [A] (referent), die een asielstatus heeft in Nederland. Referent is gehuwd met mevrouw [B] (echtgenote), met wie hij twee dochters heeft, [C] en [D] (de kleinkinderen). Aan de echtgenote en de kleinkinderen zijn bij apart besluit van 15 oktober 2021 mvv’s nareis verleend.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de afwijzing van de mvv-aanvragen bij het bestreden besluit gehandhaafd, omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referent en ook niet tussen eisers en de echtgenote van referent. Ondanks het bestaan van hechte persoonlijke banden tussen eisers en de kleinkinderen en enige andere omstandigheden ten voordele van eisers heeft verweerder de belangenafweging inzake het recht op familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] in het nadeel van eisers laten uitvallen.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder ten onrechte geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie heeft aangenomen tussen eisers en referent. Verweerder heeft in de beoordeling van het familieleven onvoldoende gewicht toegekend aan de speciale band die eisers en referent hebben vanwege hun jarenlange samenwoning, de omstandigheid dat referent en zijn echtgenote tijdens die samenwoning de zorg voor eisers hebben gedragen, de omstandigheid dat er geen reële alternatieven voor verzorging van eisers zijn in Syrië en de omstandigheid dat eisers financieel afhankelijk zijn van giften van referent. Ook is de belangenafweging inzake artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het nadeel van eisers uitgevallen. Verweerder had daarbij meer gewicht moeten toekennen aan de omstandigheid dat er geen reële alternatieven voor de zorg voor eisers in Syrië zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eisers geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
5.1
Niet in geschil is dat eisers en referent met zijn gezin in Syrië hebben samengewoond. Nadat referent naar Nederland is gereisd, hebben eisers samengewoond met de echtgenote van referent en de kleinkinderen. Het enkele samenwonen van eisers met referent en zijn gezin is echter onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
5.2
Ook niet in geschil is dat eisers gezondheidsproblemen hebben. Uit de verklaringen tijdens de hoorzitting en de overgelegde stukken blijkt echter ook dat zij in Syrië toegang hebben tot medische zorg. Zo gaat eiseres voor haar medische behandelingen naar het ziekenhuis en komt er volgens referent dagelijks een fysiotherapeut langs. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat referent de enige zou zijn die die zorg kan leveren. Verweerder heeft daarbij verder mogen betrekken dat niet met stukken is onderbouwd dat eiser door zijn medische problemen niet in staat zou zijn om eiseres te helpen. Ook is onvoldoende gebleken dat de achtergebleven familieleden in Syrië, zoals de broer van eiser en de zus van eiseres daadwerkelijk niet in staat zijn om bij te dragen in de verzorging van eisers. Een enkele verklaring dat zij daartoe zelf niet in staat zijn is daarvoor immers onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het door eisers gestelde onvoldoende mogen achten voor de conclusie dat uitsluitend referent aan eisers de benodigde zorg kan bieden.
5.3
Referent heeft verder aangegeven hij maandelijks vijftig tot honderd euro via zijn zus in Libanon naar eisers stuurt. De gestelde financiële ondersteuning is echter niet met stukken onderbouwd. Verweerder heeft het standpunt dat eisers financieel afhankelijk zijn van referent dan ook onvoldoende aannemelijk mogen achten.
5.4
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat tussen eisers en referent en zijn echtgenote geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Belangenafweging artikel 8 EVRM
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in zijn belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Verweerder heeft, anders dan eisers stellen, de medische situatie van eisers voldoende in de belangafweging betrokken. Zoals hiervoor is overwogen hebben eisers toegang tot medische zorg in Syrië en is niet gebleken is dat zij voor deze zorg uitsluitend zijn aangewezen op referent. Verder is door
verweerder in de belangenafweging betrokken dat tussen eisers en hun kleinkinderen hechte persoonlijke banden bestaan. Verweerder heeft daar echter tegenover mogen zetten dat referent en zijn echtgenote de primaire verzorgers zijn van de kleinkinderen. Referent heeft verklaard dat zijn kinderen bijna dagelijks bellen met eisers. Verweerder heeft in de belangenafweging meegenomen dat die vorm van contact ook op afstand kan worden voorgezet. Nu de kleinkinderen van referent met hun beide ouders in Nederland verblijven hebben zij er minder belang bij dat eisers in Nederland bij hen zouden komen wonen.
6.2
Dat er, gelet op de asielvergunning van referent, sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië voort te zetten betwist verweerder niet. Gelet echter op de bovenstaande beoordeling van de banden tussen eisers en referent en de kleinkinderen, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het bestaan van objectieve belemmeringen niet betekent dat de belangenafweging in het voordeel van eisers moet uitvallen.
6.3
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het nadeel van eisers heeft mogen meewegen dat referent onvoldoende heeft aangetoond over voldoende financiële middelen te beschikken om in het levensonderhoud van eisers in Nederland te voorzien. Daarbij heeft verweerder ook mee mogen wegen dat het aannemelijk is dat eisers na hun aankomst in Nederland een beroep zullen doen op de algemene middelen in de vorm de gezondheidszorg. Dit heeft verweerder in het nadeel van eisers mogen meewegen.
7. Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft verweerder op goede gronden geoordeeld dat geen sprake is van beschermwaardig familieleven tussen eisers en referent en zijn gezin. De afwijzing van de mvv’s is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Europese Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.