ECLI:NL:RBDHA:2023:4908
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen onrechtmatige ophouding op grond van artikel 50 lid 2 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van een eiser met de Oezbeekse nationaliteit. De eiser was op 24 januari 2023 overgenomen en opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De ophouding eindigde op dezelfde dag om 21.45 uur. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 februari 2023 werd eiser vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, als waarnemer van zijn gemachtigde, mr. A.D. Kupelian. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, werd vertegenwoordigd door mr. R. Hopman.
De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus van eiser niet vaststonden op het moment van zijn overname vanuit het strafrechtelijke traject. Dit betekende dat de ophouding op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 rechtmatig was. De rechtbank heeft zich beperkt tot de toetsing van de rechtmatigheid van de ophouding en heeft de beroepsgronden van eiser tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod onbesproken gelaten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 februari 2023 en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.