ECLI:NL:RBDHA:2023:4904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.3186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ophouding van een vreemdeling op grond van artikel 50 lid 2 Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van een vreemdeling, eiser, die op 24 januari 2023 was overgenomen en opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De ophouding eindigde op 25 januari 2023 om 13.15 uur. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 februari 2023 werd eiser vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, als waarnemer van zijn gemachtigde, mr. A.D. Kupelian. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, werd vertegenwoordigd door mr. R. Hopman.

Eiser, van Oezbeekse nationaliteit en geboren in 1988, stelde dat de ophouding onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op een onjuiste wettelijke grondslag. Hij betoogde dat zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus al waren vastgesteld tijdens een eerder strafrechtelijk traject. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder terecht had gesteld dat deze gegevens niet vaststonden op het moment van de overname. De identificatie kon pas plaatsvinden na een onderzoek door de vreemdelingenpolitie, waardoor de ophouding op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 gerechtvaardigd was.

De rechtbank beperkte zich in deze procedure tot de toetsing van de rechtmatigheid van de ophouding en liet de beroepsgronden van eiser tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod onbesproken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3186
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Eiser is op 24 januari 2023 overgenomen en opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De ophouding is geëindigd op
25 januari 2023 om 13.15 uur.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding en heeft daarbij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Palanciyan, als waarnemer van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Oezbeekse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Hij stelt dat er sprake is van een onrechtmatige ophouding, omdat deze op een onjuiste wettelijke grondslag van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 is gebaseerd. Zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus zijn tijdens het strafrechtelijke traject immers al vastgesteld.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus niet vast stonden op het moment dat eiser werd overgenomen vanuit het strafrechtelijke traject. Deze gegevens konden pas worden gecontroleerd en vastgesteld na een onderzoek daartoe door de vreemdelingenpolitie. Om die reden kon eiser worden opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000.
3. De rechtbank beperkt zich in deze procedure tot de toetsing van de rechtmatigheid van de ophouding. De toetsing van het terugkeerbesluit en het inreisverbod ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. De beroepsgronden die eiser heeft gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod laat de rechtbank daarom onbesproken.
4. Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.