ECLI:NL:RBDHA:2023:4897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.3679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en redelijk vermoeden van illegaal verblijf in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser met de Guinese nationaliteit. De eiser was op 6 februari 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. Eiser had een verblijfsvergunning voor Italië die geldig was tot 11 maart 2023, maar had niet voldaan aan de aanzegging om Nederland te verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren voor illegaal verblijf, onder andere door eerdere controles en het aantreffen van eiser in een kwetsbare situatie. Eiser voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was en dat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder tijdig en adequaat had gehandeld, en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3679
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. van Riel),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I.G.S. Ringele. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Guinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1995.
2. Verweerder heeft aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de Vw. Deze maatregel wordt gevorderd door het belang van de openbare orde, omdat de voor terugkeer van eiser noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn of binnenkort voorhanden zullen zijn. Eiser heeft een verblijfsvergunning voor Italië die geldig is tot 11 maart 2023.
Redelijk vermoeden van illegaal verblijf
3. Eiser stelt dat zijn staandehouding onrechtmatig was. Ten tijde van zijn staandehouding op 6 februari 2023 bestond ten aanzien van hem namelijk geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Vóór zijn staandehouding was het de vreemdelingenpolitie niet bekend dat eiser Nederland eerder niet had verlaten. Op dat moment kon het dus zijn
dat eiser weer was teruggekeerd uit Italië en dat hij beschikte over voldoende middelen van bestaan. Dat zou maken dat hij op 6 februari 2023 legaal in Nederland verbleef.
4. De rechtbank is van oordeel dat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond, waardoor eiser staande gehouden kon worden. Zij overweegt daartoe het volgende. Op 20 september 2022 is eiser aangezegd om Nederland te verlaten en om naar Italië te gaan. Uit het dossier blijkt dat eiser in november 2022 vier keer is gecontroleerd en dat hij een zwervend bestaan leidde. Op 2 december 2022 is hij bedelend aangetroffen. Op
31 december 2022, na een staandehouding op 30 december 2022, heeft eiser tegen de
vreemdelingenpolitie verklaard dat hij tot dat moment geen gevolg had gegeven aan de aanzegging van 22 september 2022. Op 31 januari 2023 en vervolgens op 6 februari 2023 is hij (wederom) in een tentje aangetroffen. Uit dit samenstel van recente waarnemingen en constateringen kon de vreemdelingenpolitie op 6 februari 2023 het redelijke vermoeden ontlenen dat eiser illegaal in Nederland verbleef. Er was voor de vreemdelingenpolitie geen aanleiding om rekening te houden met een eventueel scenario waarin eiser ná
31 december 2022 naar Italië was gereisd en hij op 6 februari 2023 op grond van het Unierecht over legaal verblijf in Nederland beschikte. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarend handelen
5. Eiser stelt verder dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan zijn uitzetting. Eiser is op 6 februari 2023 in bewaring gesteld en tot op heden is er voor hem nog geen vlucht naar Italië geboekt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser. Op 8 februari 2023 heeft verweerder een vertrekgesprek met eiser gevoerd en op 9 februari 2023 is er een vluchtaanvraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten. Verweerder is nu afhankelijk van het akkoord van de Italiaanse autoriteiten. De handelingen die verweerder heeft verricht zijn relevante uitzettingshandelingen, die verweerder ook tijdig heeft uitgevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.