In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op een zitting op 15 september 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken. Op 17 maart 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken.
De rechtbank oordeelt dat eiser door de intrekking van het bestreden besluit geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser heeft verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, omdat hij met de intrekking van het besluit tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser. De rechtbank stelt de proceskosten op € 2.511,- vast, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.