ECLI:NL:RBDHA:2023:4896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL22.9194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het bestreden besluit en niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op een zitting op 15 september 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken. Op 17 maart 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken.

De rechtbank oordeelt dat eiser door de intrekking van het bestreden besluit geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Eiser heeft verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, omdat hij met de intrekking van het besluit tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser. De rechtbank stelt de proceskosten op € 2.511,- vast, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9194

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerders,

(gemachtigden: mr. H.J. Metselaar en mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.9195, op 15 september 2022 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Aleid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. Metselaar. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Bij beslissing van 23 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken.
Bij brieven van 5 oktober 2022 en 6 oktober 2022 heeft verweerder gereageerd. Op 13 oktober 2022 is een reactie van de gemachtigde van eiser ontvangen.
Verweerder heeft op 17 maart 2023 het bestreden besluit ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 opnieuw op een zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.K.E. van den Heuvel als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Hamzaoui.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat eiser door de intrekking van het bestreden besluit geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2. Eiser heeft verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, omdat het besluit van Bulgarije tot intrekking van de internationale bescherming van eiser dateert van na het bestreden besluit.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Voor de vraag of een proceskostenvergoeding moet worden toegekend, is van belang of het bestuursorgaan (deels) aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. [2] De rechtbank stelt vast dat die situatie zich voordoet. Daartoe is het volgende van belang.
4. Bij het in beroep bestreden - en inmiddels ingetrokken - besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij internationale bescherming geniet in Bulgarije. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat, voor zover hij in Bulgarije nog een verblijfsstatus heeft, de Bulgaarse autoriteiten voornemens zijn deze op korte termijn in te trekken. In de beslissing tot heropening heeft de rechtbank al vastgesteld dat niet in geschil is dat eiser in Bulgarije in een intrekkingsprocedure is verwikkeld en overwogen dat verweerder daarom voor zijn besluit op de aanvraag van eiser niet heeft mogen volstaan met een eenmalige raadpleging van Eurodac. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding daar nu anders over te oordelen. Reeds daarom is de rechtbank van oordeel dat verweerder met het intrekken van het bestreden besluit tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser. Bovendien is de rechtbank, gelet op de voorgeschreven ex-nunc-toetsing in beroep [4] , gehouden rekening te houden met feiten en omstandigheden die zich na het besluit op de asielaanvraag hebben voorgedaan. Dat, zoals verweerder stelt, de Bulgaarse autoriteiten pas na het bestreden besluit daadwerkelijk tot intrekking van eisers asielstatus over zijn gegaan, is ook om die reden niet relevant.
5. Verweerder moet de proceskosten van eiser vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het (twee maal) verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Eurodac is een geautomatiseerde centrale databank met vingerafdrukken, die tot doel heeft te helpen vaststellen welke lidstaat van de Europese Unie verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Eurodac is ingesteld op grond van Verordening (EU) 603/2013 (Eurodacverordening).
4.Zie artikel 83 van de Vw.