ECLI:NL:RBDHA:2023:4891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.6538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, die van Marokkaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 3 maart 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, maar deze werd op 10 maart 2023 opgeheven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de overschrijding van de ophoudingstermijn met 18 minuten niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder moet uitvallen, omdat de overschrijding van de termijn als beperkt wordt beschouwd en de gronden voor de bewaring voldoende zijn onderbouwd. Eiseres heeft niet betwist dat zij zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken, wat de noodzaak van de maatregel versterkt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten aan de rechtsbijstandverlener, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6538
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Akkas),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 10 maart 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Ophouding
3. Eiseres voert aan dat de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is, omdat zij 18 minuten na het verstrijken van de ophoudingstermijn in bewaring is gesteld. De belangenafweging moet uitvallen in het voordeel van eiseres. De overschrijding is namelijk niet te wijten aan eiseres, maar aan het feit dat de verbalisant voorafgaand aan de inbewaringstelling van eiseres een andere vreemdeling in bewaring heeft gesteld om 11.36 uur en de verbalisant om 12.00 uur ging lunchen. Het is een forse en onnodige
overschrijding die niet te wijten is aan eiseres. Verbalisant kiest er immers zelf voor om eerst een andere vreemdeling in bewaring te stellen en daarna te gaan lunchen. Het is ook niet aan eiseres te wijten dat er geen tweede ambtenaar aanwezig was om haar in bewaring te stellen. Verder blijkt later dat eiseres de Franse nationaliteit heeft. Daar heeft ze zelf geen melding van gemaakt, maar ze heeft wel haar vingerafdrukken afgegeven. Het is vreemd dat daar geen nationaliteit is uitgerold. Eiseres heeft hier zelf ook niets over gezegd, maar dat kan komen doordat ze verward is. De overschrijding van de termijn is dermate groot dat dit de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig maakt, de belangen van eiseres moeten in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van verweerder.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder moet uitvallen. Verbalisant heeft in het gehoor voor inbewaringstelling netjes opgeschreven wat de reden was van de overschrijding van de ophoudingstermijn. Het gaat om een overschrijding van 18 minuten, dat is niet lang. Verbalisant is ruim op tijd begonnen met het gehoor voor inbewaringstelling en heeft daar ook de tijd voor genomen. Die tijd was blijkbaar ook nodig. Door de overschrijding van 18 minuten is eiseres niet in haar belangen geschaad. Verweerder wist ook niet dat eiseres de Franse nationaliteit had. Eiseres heeft zelf verklaard dat ze de Marokkaanse nationaliteit heeft en naar Denemarken wil. Eiseres heeft al eerder een procedure doorlopen en is toen met onbekende bestemming vertrokken, dat laat zien dat eiseres bereid is tot onttrekking aan het toezicht. Ook is eiseres via het strafrecht in aanraking gekomen met verweerder. Dit zijn voor verweerder voldoende redenen om eiseres in bewaring te stellen. De belangenafweging moet daarom uitvallen in het voordeel van verweerder.
5. De rechtbank stelt het volgende voorop. Niet in geschil is dat de ophoudingstermijn met 18 minuten is overschreden. Er is dus sprake van een gebrek in het voortraject. Een gebrek in het voortraject leidt echter niet automatisch tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De onrechtmatigheid in het voortraject maakt de daaropvolgende inbewaringstelling alleen onrechtmatig als de met de inbewaringstelling gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
6. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van verweerder. Een overschrijding van 18 minuten is een beperkte overschrijding van de ophoudingstermijn. Daarbij heeft het gehoor voor inbewaringstelling van eiseres binnen deze termijn plaatsgevonden. Verder kunnen, zoals hierna uiteengezet, de gronden van de maatregel van bewaring en de motivering daarvan de maatregel van bewaring dragen. Eiseres is ook eerder met onbekende bestemming vertrokken, hierdoor bestaat het risico dat eiseres zich opnieuw aan het toezicht zal onttrekken. Ook bestond er voor verweerder geen enkel aanknopingspunt op basis waarvan zij konden menen dat eiseres de Franse nationaliteit heeft. Eiseres heeft zelf steeds gezegd dat zij de Marokkaanse nationaliteit heeft en een andere naam en geboortedatum heeft dan op haar – later overgelegde - Franse
paspoort staat vermeld. De rechtbank concludeert dan ook dat het belang van verweerder bij de inbewaringstelling van eiseres groter was dan het belang van eiseres om in vrijheid gesteld te worden. De kans dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken was namelijk te groot. Dat eiseres verward is en daardoor waarschijnlijk niet heeft gezegd dat zij de Franse nationaliteit heeft, maakt het voorgaande niet anders.
Bewaringsgronden
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en
nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Ambtshalve toetsing
9. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Het geconstateerde gebrek in het voortraject geeft de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor
1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
1. ECLI:EU:C:2022:858.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.