ECLI:NL:RBDHA:2023:4886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.2434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser was op 17 januari 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door de eiser en dat de motivering van de maatregel voldoende is. De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende actie is ondernomen om de uitzetting van de eiser naar Marokko te realiseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de eiser al eerder was vastgesteld en dat de aanvraag voor een laissez passer naar de Marokkaanse autoriteiten tijdig was verstuurd. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting is en dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagt. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.2434
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J. van Appia),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden en de motivering daarvan de maatregel kunnen dragen.
Voortvarendheid
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. In de maatregel van bewaring staat dat de identiteit van eiser vastgesteld moet worden, dat is niet het geval. Eiser is al meerdere keren met de politie, de IND en andere autoriteiten in aanraking gekomen, waardoor zijn identiteit al is vastgesteld. Eiser zit sinds 17 januari 2023 in bewaring. Pas op 20 januari 2023 is de aanvraag voor zijn laissez passer (lp) naar de Marokkaanse autoriteiten verstuurd. Daarna is geen rappel meer gestuurd.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder wel voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Eiser is op 17 januari 2023 in bewaring gesteld. Op 19 januari 2023 is er een vertrekgesprek gevoerd met eiser en op 20 januari 2023 heeft verweerder de aanvraag voor de lp naar de Marokkaanse autoriteiten doorgezonden. Vanaf dat moment is verweerder afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten. Het is op dit moment nog te vroeg voor verweerder om te rappelleren, want de Marokkaanse autoriteiten moet tijd gegund worden om onderzoek te kunnen doen. De handelingen die verweerder heeft verricht zijn relevante uitzettingshandelingen, die verweerder ook tijdig heeft uitgevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
6. Eiser stelt ook dat er geen zicht op uitzetting is naar Marokko. Eiser heeft een paspoort, maar het is onduidelijk of aan hem een lp wordt verstrekt. Verweerder kan ook niet duidelijk aangeven hoeveel lp’s er verstrekt zijn de afgelopen tijd.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Ter zitting heeft verweerder een update gegeven over het aantal uitzettingen naar Marokko. Er zijn in de periode tussen 1 januari 2022 en 31 december 2022 237 lp aanvragen gedaan, waarvan 115 in november en december. Er zijn in totaal 27 lp’s afgegeven, waarvan twee in november en december 2023. In totaal hebben er veertien uitzettingen plaatsgevonden met behulp van een lp, waarvan negen in november en december 2022. Er zijn dus lp’s verstrekt door de Marokkaanse autoriteiten en er hebben
ook daadwerkelijk uitzettingen plaatsgevonden. Dit betekent dat er zicht op uitzetting is naar Marokko. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
8. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.