ECLI:NL:RBDHA:2023:4861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
C/09/644854 / KG ZA 23-234 en 3 andere zaken
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van hotelkamers door de gemeente Rijswijk jegens statushouders

In deze zaak heeft de gemeente Rijswijk een kort geding aangespannen tegen een groep statushouders die tijdelijk in hotelkamers verbleven. De gemeente vorderde de ontruiming van deze hotelkamers, omdat zij hen had geplaatst in een flexwoonlocatie, die geschikt is voor tijdelijke bewoning. De statushouders, die eerder als asielzoekers in een opvanglocatie verbleven, hadden geweigerd de huurovereenkomst voor de flexwoningen te ondertekenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente gerechtigd was om de statushouders te huisvesten in de flexwoonlocatie, gezien het grote woningtekort en de tijdelijke aard van hun verblijf in het hotel. De voorzieningenrechter wees de vordering van de gemeente toe en bepaalde dat de statushouders de hotelkamers uiterlijk op 7 april 2023 moesten ontruimen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld en dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen. De kosten van de procedure werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummers:
C/09/644854 / KG ZA 23-234
C/09/644873 / KG ZA 23-236
C/09/644874 / KG ZA 23-237
C/09/644877 / KG ZA 23-238
Vonnis in kort geding van 31 maart 2023
in de zaak met zaak- en rolnummer
C/09/644854 / KG ZA 23-234van
GEMEENTE RIJSWIJKte Rijswijk,
eiseres,
advocaten mrs. F. Sepmeijer en J.M. van der Deijl,
tegen:

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

4. [gedaagde 4] ,

5. [gedaagde 5] ,

6. [gedaagde 6] ,

7. [gedaagde 7] ,

8. [gedaagde 8] ,

9. [gedaagde 9] ,

10. [gedaagde 10] ,

11. [gedaagde 11] ,

12. [gedaagde 12] ,

13. [gedaagde 13] ,

14. [gedaagde 14] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 1],

15. [gedaagde 15] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 1],

16. [gedaagde 16] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 2] en [naam 3],

17. [gedaagde 17] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 2] en [naam 3],

18. [gedaagde 18] ,

19. [gedaagde 19] ,

20. [gedaagde 20] ,

21. [gedaagde 21] ,

22. [gedaagde 22] ,

23. [gedaagde 23] ,

24. [gedaagde 24] ,

25. [gedaagde 25] ,

26. [gedaagde 26] ,

27. [gedaagde 27] ,

28. [gedaagde 28] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 4],

29. [gedaagde 29] , pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 4],

30. [gedaagde 30] ,

31. [gedaagde 31] ,

32. [gedaagde 32] ,

33. [gedaagde 33] ,

34. [gedaagde 34] ,

allen te Rijswijk,
gedaagden,
advocaten mrs. A. Habib Portier en J. Burema,
en in de zaak met zaak- en rolnummer
C/09/644873 / KG ZA 23-236van
GEMEENTE RIJSWIJKte Rijswijk,
eiseres,
advocaten mrs. F. Sepmeijer en J.M. van der Deijl,
tegen:
[gedaagde (in 23-326)]te Rijswijk,
gedaagde,
advocaten mrs. A. Habib Portier en J. Burema,
en in de zaak met zaak- en rolnummer
C/09/644874 / KG ZA 23-237van
GEMEENTE RIJSWIJKte Rijswijk,
eiseres,
advocaten mrs. F. Sepmeijer en J.M. van der Deijl,
tegen:

1.[gedaagde 1 (in 23-237)],

2. [gedaagde 2 (in 23-237)],
beiden pro se en als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 5], [naam 6] en [naam 7],
te Rijswijk,
gedaagden,
advocaten mrs. A. Habib Portier en J. Burema,
en in de zaak met zaak en rolnummer
C/09/644877 / KG ZA 23-238van
GEMEENTE RIJSWIJKte Rijswijk,
eiseres,
advocaten mrs. F. Sepmeijer en J.M. van der Deijl,
tegen:
[gedaagde (in 23-238)]te Rijswijk,
gedaagde,
advocaten mrs. A. Habib Portier en J. Burema.
Partijen in zaak C/09/644854 / KG ZA 23-234 zijn in het verkorte vonnis respectievelijk aangeduid als ‘de Gemeente’ en ‘[gedaagden (in 23-234)]’ en partijen in de overige zaken als ‘de Gemeente’ en respectievelijk ‘[gedaagde (in 23-326)]’, ‘[gedaagden (in 23-237)]’ en ‘[gedaagde (in 23-238)]’. Hierna zullen zij om praktische redenen mede worden aangeduid als ‘de Statushouders’.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de dagvaardingen van 27 maart 2023, met producties;
- de e-mail van mr. Sepmeijer van 29 maart 2023, met in alle zaken twee aanvullende producties;
- de e-mail van de heer [gedaagde 32] (gedaagde sub 35 in zaak met zaak- en rolnummer C/09/644854 / KG ZA 23-234), met bijlagen;
- de e-mail van mr. Burema in alle zaken van 30 maart 2023, met producties;
- de e-mail van mr. Sepmeijer van 30 maart 2023, waarin hij in de zaak met zaak- en rolnummer C/09/644854 / KG ZA 23-234 de vordering jegens gedaagden 8, 15, 34 en 36 heeft ingetrokken;
- de e-mail van mr. Görsültürk, waarnemer van mr. Habib-Portier, in alle zaken van 30 maart 2023, met producties;
- de op 30 maart 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 31 maart 2023 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 6 april 2023.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Statushouders verbleven voorheen allen als asielzoekers in een opvanglocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Inmiddels beschikken zij allen over een permanente verblijfsvergunning en worden zij als statushouders aangemerkt.
2.2.
Het COA heeft nog op de COA-locatie een gesprek met de Statushouders gevoerd over verplaatsing naar een gemeente binnen Nederland. Daarbij is hen gemeld dat een en ander zal plaatsvinden op grond van het Besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere accommodaties (hierna: ‘de HAR-regeling’) van 29 oktober 2021, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 5 november 2021. Het COA heeft ten behoeve van dergelijke plaatsingen een factsheet opgesteld, zoals opgenomen in productie 4 bij dagvaarding. Daarin staat vermeld dat de tijdelijke accommodatie per gemeente kan verschillen en dat de tijdelijke huisvesting voor maximaal zes maanden is. Daarnaast is letterlijk vermeld:
“tijdens deze periode zoekt de gemeente een definitieve woning voor jou. Als de gemeente niet binnen zes maanden een definitieve woning heeft gevonden, moet de gemeente jou andere tijdelijke huisvesting aanbieden totdat zij een definitieve woning voor je hebben gevonden.”
2.3.
De Statushouders zijn door het COA gekoppeld aan de Gemeente. De Gemeente heeft hen vervolgens op of omstreeks 1 december 2022 geplaatst in kamers van het Best Western Plus Grand Winston hotel aan het Generaal Eisenhowerplein 1 te Rijswijk (hierna: ‘het hotel’).
2.4.
Met het oog op het grote woningtekort binnen de Gemeente en de verplichting van de Gemeente om spoedzoekers (waaronder statushouders) te huisvesten, heeft de Gemeente het voormalig azc aan de Lange Kleijweg te Rijswijk gerenoveerd c.q. omgebouwd tot een flexwoonlocatie (hierna: ‘de flexwoonlocatie’). Het gaat daarbij om containerwoningen, bestaande uit een woonkamer, drie slaapkamers, een badkamer en een keuken. De helft van deze containerwoningen is bestemd voor statushouders en de andere helft voor andere spoedzoekers binnen de Gemeente, zoals gescheiden mensen zonder woonruimte. De flexwoonlocatie is beschikbaar voor de duur van twee jaar. Bij beschikking van 15 december 2022 is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Gemeente een specifieke uitkering toegekend in het kader van de Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen. Dit bedrag is onder meer bedoeld om de renovatie c.q. ombouwing te kunnen financieren.
2.5.
In de eerste week van februari 2023 zijn door de woningcorporatie, die in opdracht van de Gemeente de verhuur van de flexwoningen zal gaan verzorgen, informatieve gesprekken gevoerd met de Statushouders. Hen is daarbij verteld dat de opvang in het hotel op korte termijn zal eindigen en dat zij, in afwachting van bemiddeling naar permanente reguliere huisvesting binnen de Gemeente, tijdelijk zullen worden ondergebracht op de flexwoonlocatie. Vervolgens is door de Gemeente met alle Statushouders individueel een gesprek gevoerd, waarin zij in de gelegenheid zijn gesteld hun bedenkingen tegen de voorgenomen verhuizing naar voren te brengen en vragen te stellen. Deze gesprekken zijn gevoerd op 15, 16 en 17 februari 2023. Naast deze gesprekken heeft de Gemeente een uitgebreide Q&A opgesteld en kopieën hiervan in relevante talen aan de Statushouders uitgereikt. Daarin staat nogmaals vermeld dat de opvang in het hotel tijdelijk en eindig is.
2.6.
Op 21 februari 2023 heeft mr. Görsültürk namens diverse statushouders een aanvraag urgentieverklaring bij de Gemeente ingediend. De Gemeente heeft hem daarop bericht dat die aanvragen in behandeling worden genomen, maar dat dit geen reden is om de verhuizing naar de flexwoonlocatie op te schorten.
2.7.
Op 17 maart 2023 is door de Gemeente aan de Statushouders een brief uitgereikt, waarin zij nogmaals zijn gewezen op het naderende einde van het tijdelijke onderdak in het hotel en waarin zij worden aangemoedigd om te verhuizen naar de flexwoonlocatie. Daarnaast is het gebruik van de hotelkamers, voor zover nodig, door de Gemeente opgezegd.
2.8.
Op 22 maart 2023 zijn de Statushouders uitgenodigd voor een bezichtiging van een flexwoning en is aan ieder van hen een huurovereenkomst en het daarbij behorende addendum ter ondertekening voorgelegd. De huurovereenkomst vermeldt dat het een huurovereenkomst betreft op basis van de Leegstandwet. Het kan gaan om zelfstandige woonruimte voor gezinnen dan wel onzelfstandige woonruimte voor alleenstaanden.
2.9.
Slechts een klein deel van de statushouders die in het hotel verblijven heeft de huurovereenkomst getekend. De Statushouders hebben allen geweigerd de huurovereenkomst te tekenen en hebben zich gewend tot een advocaat. Vervolgens is de Gemeente dit kortgeding tot ontruiming begonnen.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de Statushouders te veroordelen de bij hen in gebruik zijnde hotelkamers op 1 april 2023 dan wel een in goede justitie te bepalen datum met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden en hun kamersleutels in te leveren bij de receptie van het hotel, zulks met hoofdelijke veroordeling van de Statushouders in de proces- en nakosten.
3.2.
Daartoe voert de Gemeente – samengevat – aan dat het gebruik van de hotelkamers dient te worden gestaakt; de (bruikleen)overeenkomst is, voor zover al nodig, opgezegd. Bovendien is het verblijf in het hotel op grond van de HAR evident tijdelijk en is er nu passende opvolgende (tijdelijke) woonruimte beschikbaar. Daarmee is het volgens de Gemeente alleszins redelijk dat de Statushouders de kamers op korte termijn ontruimen. De huurovereenkomst die de Gemeente met de hotelexploitant heeft gesloten, loopt ook per 1 april 2023 af. De exploitant heeft de kamers dan weer zelf nodig voor het komende toeristenseizoen. Bovendien zou voortgezet verblijf in het hotel uiterst kostbaar zijn voor de Gemeente, terwijl dat onnodig is nu er een betere locatie voorhanden is.
3.3.
De Statushouders voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De Statushouders hebben in de eerste plaats betoogd dat de Gemeente niet in haar vorderingen kan worden ontvangen omdat de conceptdagvaarding, na datumbepaling door het bureau voorzieningenrechter, niet per omgaande aan hen ter hand is gesteld. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter reeds te kennen gegeven dit verweer niet te honoreren. Daarvoor is redengevend dat de datumbepaling heeft plaatsgevonden op vrijdagmiddag 24 maart 2023 rond 17.00 uur. Vervolgens heeft de Gemeente conform instructie gedagvaard op maandagochtend 27 maart 2023. Daartussen zaten slechts twee weekenddagen. Niet aannemelijk is geworden dat het verstrekken van een conceptdagvaarding in dat weekend in redelijkheid van de Gemeente kon worden gevergd. Het betrof immers geen werkdagen en bovendien is niet aannemelijk geworden dat verstrekking van de conceptdagvaarding in het weekend voor de Statushouders tot een wezenlijk andere positie zou hebben geleid. Indien en voor zover de Statushouders zich op het standpunt stellen dat zij door het achterwege blijven van de conceptdagvaarding in hun verweer zijn geschaad, zal dat bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde kunnen komen. Daarbij weegt mee dat zo goed als alle Statushouders in persoon ter zitting aanwezig zijn en zij worden vertegenwoordigd door twee advocaten, die zich blijkens de omvang van hun pleitnota’s op behoorlijke wijze hebben kunnen voorbereiden.
4.2.
De voorzieningenrechter gaat ook voorbij aan het verweer dat geen sprake is van spoedeisend belang. Daartoe is redengevend dat de Gemeente gemotiveerd heeft gesteld dat de met de exploitant van het hotel gesloten huurovereenkomst voor de kamers per 1 april 2023 eindigt. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. Het enkele feit dat de Gemeente niet eerder een kort geding aanhangig heeft gemaakt, kan de Statushouders niet baten. Daargelaten dat de Gemeente gemotiveerd heeft gesteld dat zij is overvallen door de weigering van de Statushouders om te verhuizen, heeft de Gemeente zich de laatste weken nog veel moeite getroost hen dienaangaande nog nader te informeren en te overtuigen. Onder die omstandigheden is niet onbegrijpelijk dat de Gemeente gewacht heeft met een kort geding tot duidelijk was of de verhuizing alsnog vrijwillig zou plaatsvinden.
4.3.
Vervolgens komt de voorzieningenrechter toe aan de vraag of de Gemeente – zoals zij stelt – gerechtigd is de Statushouders vanuit het hotel te huisvesten in
tijdelijkewoonruimte. De Statushouders betwisten dat en stellen dat zij op grond van de geldende regelgeving direct aanspraak kunnen maken op reguliere woonruimte, waarbij zij stellen dat dit hen ook is toegezegd.
4.4.
De voorzieningenrechter volgt de Statushouders hierin niet. De toepasselijke regelgeving laat nadrukkelijk de mogelijkheid open dat na het tijdelijk verblijf in een HAR-locatie (in dit geval het hotel), huisvesting door de Gemeente plaatsvindt in een zogenaamde
tussenvoorziening. Een en ander staat ook expliciet vermeld in het factsheet van het COA en wordt tevens uiteengezet in de toelichting bij de HAR-regeling, waarin valt te lezen dat een tussenvoorziening meerdere statushouders huisvest op één locatie en dat zij in dat geval nog steeds wachten op een reguliere woning maar niet langer verblijven in een COA-opvang. Dat geregeld, en ook in dit geval, een tussenlocatie nodig is, is alleszins begrijpelijk in het licht van het landelijk bestaande tekort aan betaalbare sociale huurwoningen, dat zich ook in de Gemeente manifesteert. De blote stelling van de Statushouders dat zij een onvoorwaardelijke garantie hebben gekregen dat zij bij vertrek uit het hotel direct definitief in een reguliere woning zouden worden gehuisvest, kan hen niet baten. Daargelaten dat die stelling feitelijk niet is onderbouwd, kán de Gemeente binnen de bestaande kaders simpelweg aan die eis niet voldoen. De verdeling van het beperkte sociale huurwoningaanbod wordt immers enerzijds bepaald door de wachtlijsten en anderzijds door de gemaakte prestatieafspraken. De Gemeente heeft zich verbonden om jaarlijks 5% van de door haar te verdelen woningvoorraad aan statushouders toe te kennen, hetgeen neerkomt op 32 woningen per jaar. Gesteld noch gebleken is dat de Gemeente die afspraak niet nakomt. Die afspraak brengt wel met zich dat niet alle Statushouders per direct definitief kunnen worden gehuisvest. Niet valt in te zien waarom de Gemeente – zoals de Statushouders ter zitting hebben betoogd – in dit geval gehouden zou zijn om alle vrijkomende woningen bij voorrang aan de Statushouders toe te wijzen. Dat zou immers met zich brengen dat alle andere woningzoekenden nog langer moeten wachten op een woning. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de reguliere wachttijd voor een sociale huurwoning in de Gemeente een kleine zeven jaar bedraagt. In dat kader is overigens nog van belang dat de Gemeente zonder voorbehoud heeft toegezegd dat gezinnen binnen twee jaar uit de flexwoonlocatie zullen verhuizen naar een reguliere woning en dat de overige statushouders, voor zover voor hen dan nog geen definitieve woonruimte beschikbaar is, zullen worden overgeplaatst naar een andere op dit moment nog te realiseren nieuwe woonlocatie, waar zij desgewenst permanent kunnen blijven.
4.5.
Ook het verweer dat de flexwoonlocatie feitelijk ongeschikt is voor bewoning wordt gepasseerd. Het betreft voor gezinnen een woonkamer, badkamer, keuken en drie slaapkamers en voor alleenstaanden een eigen slaapkamer met gedeelde woonkamer, badkamer en keuken. Weliswaar betreft het containerwoningen, die daardoor aan bepaalde beperkingen onderhevig zijn, maar niet weersproken is dat ze zijn voorzien van de noodzakelijke basisfaciliteiten. Duidelijk is bovendien dat de Statushouders feitelijk zullen kunnen beschikken over aanzienlijk meer leefruimte dan in het hotel, waaronder ook buitenruimte. Het enkele feit dat de wasmachines in verband met trillingen in een centrale ruimte moeten worden geplaatst, doet aan de bewoonbaarheid van de units niet af. Dat geldt ook voor het feit dat er niks aan de wanden mag worden opgehangen. Dat kan wellicht als minder plezierig worden ervaren, maar maakt de ruimtes niet ongeschikt voor bewoning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit geding in het midden blijven of het Bouwbesluit integraal van toepassing is op deze flexwoningen. Zij zijn immers slechts bedoeld voor tijdelijk gebruik voor de duur van maximaal twee jaar. In dat kader is overigens ook begrijpelijk dat de huurovereenkomst vermeldt dat het een huurovereenkomst in het kader van de Leegstandwet betreft. Vast staat immers dat de flexwoonlocatie over twee jaar dient te worden ontmanteld. Ook daarom valt niet uit te sluiten dat bepaalde bouwkundige eisen op deze woningen niet van toepassing zijn. Relevant is verder nog dat deze flexwoningen, net als reguliere woningen, zullen worden verhuurd door de woningcorporatie. Ook om die reden mag ervan worden uitgegaan dat de woningcorporatie erop toeziet dat aan de basis woning- en veiligheidseisen wordt voldaan.
4.6.
Verder is gebleken dat de woningen op de flexwoonlocatie slechts voor de helft aan statushouders zullen worden toegewezen en voor de andere helft aan andere zogenaamde ‘spoedzoekers’. Daaruit blijkt eens temeer dat de Gemeente van oordeel is dat deze woningen in het licht van de bestaande woningnood geschikt zijn voor diverse groepen mensen en er geen sprake is van onredelijke bejegening en/of discriminatie van de Statushouders. In dat kader is nog relevant dat – zoals de Gemeente ter zitting heeft bevestigd – de Statushouders vanaf de dag dat zij het hotel verlaten, evenals andere legale ingezetenen van Nederland, recht hebben op alle voorzieningen, zoals uitkeringen en toeslagen. De zorg van de Statushouders dat zij tijdens hun verblijf in de flexwoningen geen bijstand zullen kunnen ontvangen en/of door de huurbetaling voor hun flexwoning niet in staat zullen zijn om in hun verdere levensonderhoud te voorzien, is voorshands dan ook ongegrond. Voor zover zij van mening zijn dat de berekende huur en/of servicekosten voor de flexwoningen onredelijk hoog is/zijn, ligt het op hun weg om daarover te klagen bij de woningcorporatie dan wel de Gemeente en hierover zo nodig een besluit uit te lokken. De hoogte van de huur en de servicekosten is voor de voorzieningenrechter in deze procedure een gegeven en kan niet op juistheid worden getoetst.
4.7.
Tenslotte moet worden beoordeeld of de door de Statushouders naar voren gebrachte (individuele) belangen in de weg staan aan toewijzing van de vordering van de Gemeente. Ook die beoordeling valt niet uit ten gunste van de Statushouders. De door enkele statushouders aangevoerde medische en/of psychische redenen zijn onvoldoende zwaarwegend om de ontruiming niet toe te staan. Niet gebleken is dat de gestelde aandoeningen het fysiek of psychisch onmogelijk maken te verhuizen naar de flexwoonlocatie, te meer nu een garantie wordt gegeven dat er zo nodig een woning op de begane grond zal worden aangeboden. De ter zitting door één van de Statushouders ingenomen stelling dat zij in verband met de veiligheid van haar dochter met haar gezin niet kan verblijven in een complex waar ook diverse alleenstaande mannen wonen, wordt eveneens gepasseerd. Dat de groep statushouders veel alleenstaande mannen omvat is een gegeven, maar dat doet niet af aan de passendheid van de aangeboden woonruimte. Ook het noodzakelijke woningdelen voor alleenstaanden is geen reden een langer verblijf in het hotel te sanctioneren. Weliswaar moeten alleenstaande statushouders een woning delen, maar dit kan onder de gegeven omstandigheden ook in redelijkheid van hen worden gevergd. Dat zij een voorkeur hebben voor een eigen zelfstandige woning is zonder meer begrijpelijk maar doet niet af aan het feit dat geen sprake is van een afdwingbare verplichting van de Gemeente hen een zelfstandige woonruimte te verstrekken. Ook het feit dat nu veel statushouders op één plek worden gehuisvest is geen reden voor een ander oordeel. Van de Statushouders, maar ook van de overige bewoners van de flexwoonlocatie mag, net als van iedere andere inwoner van Nederland, worden gevergd dat hij of zij zich correct gedraagt en geen hinder of overlast voor medebewoners veroorzaakt. Het enkele feit dat op de flexwoonlocatie bewoners met diverse culturele achtergronden zullen verblijven, maakt dit niet anders. Van alle bewoners mag immers worden verlangd dat zij zich jegens elkaar voldoende tolerant en flexibel opstellen teneinde incidenten te voorkomen. In dat kader wordt overigens nog aangetekend dat door de Gemeente gemotiveerd is gesteld dat er tot op heden van serieuze incidenten tussen statushouders met verschillende achtergrond en/of discriminatie van statushouders door inwoners van de Gemeente niet is gebleken.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de Gemeente voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat haar geen onrechtmatige daad of wanprestatie kan worden verweten. Evenmin is het handelen van de Gemeente in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De vordering van de Gemeente is dan ook toewijsbaar. Dat betekent dat de Statushouders de door hen betrokken hotelkamers dienen te ontruimen, nu voor hen opvolgende woonruimte beschikbaar is. Dat het hier gaat om een verstrekkende beslissing kan niet tot een ander oordeel leiden. In de gegeven omstandigheden valt immers met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten dat een bodemrechter de ontruiming zal toewijzen. Om die reden is de gevorderde voorziening in kort geding toewijsbaar. De voorzieningenrechter zal de Statushouders nog een termijn geven om tot daadwerkelijke ontruiming over te gaan en wel tot uiterlijk 7 april aanstaande. Het is vervolgens aan de Statushouders om te besluiten of zij een huurovereenkomst voor de flexwoonlocatie willen ondertekenen en daarheen willen verhuizen of dat zij zelf woonruimte elders proberen te vinden.
4.9.
In de omstandigheid dat het hier gaat om een vordering van een gemeentelijke overheid tegen een groep statushouders die op dit moment nog geen eigen inkomen geniet, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in de zaken met zaak- en rolnummers:
C/09/644854 / KG ZA 23-234
C/09/644873 / KG ZA 23-236
C/09/644874 / KG ZA 23-237
C/09/644877 / KG ZA 23-238
- veroordeelt [gedaagden (in 23-234)], [gedaagde (in 23-326)], [gedaagden (in 23-237)] en [gedaagde (in 23-238)] de bij hen in gebruik zijnde hotelkamers in het Best Western Plus Grand Winston hotel te Rijswijk te ontruimen met al het hunne en de hunnen en ontruimd te houden en de sleutel in te leveren bij de receptie van het hotel, uiterlijk 7 april 2023;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.
mw