Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 837,- en een wegingsfactor 1).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak verzoekt een Marokkaanse vreemdeling, die sinds zijn geboorte rechtmatig in Nederland verblijft, om een faciliterend inreisvisum. Zijn verblijfsvergunning was eerder ingetrokken vanwege ernstige strafbare feiten die hij in België had gepleegd, waarvoor hij een gevangenisstraf van tien jaar had gekregen. Na zijn vervroegde vrijlating in België werd hij in juli 2021 naar Marokko uitgezet en kreeg hij een inreisverbod. Op 21 december 2022 werd de intrekking van zijn verblijfsvergunning ongedaan gemaakt, maar zijn aanvraag voor een faciliterend visum werd op 10 februari 2023 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om de afwijzing te schorsen en hem een visum te verstrekken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening onverwijlde spoed heeft, omdat de vreemdeling recht heeft op verblijf in Nederland en hij dit recht niet heeft kunnen uitoefenen sinds zijn uitzetting. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat de afwijzingsgronden van de staatssecretaris niet correct zijn toegepast. De voorzieningenrechter concludeert dat de vreemdeling, ondanks de SIS-signalering door België, recht heeft om naar Nederland te reizen en van zijn verblijfsrecht gebruik te maken. De belangenafweging valt in het voordeel van de vreemdeling uit, omdat zijn belang om in Nederland te verblijven zwaarder weegt dan de belangen van de staatssecretaris om de openbare orde te beschermen. De voorzieningenrechter schorst het besluit van 10 februari 2023 en bepaalt dat de staatssecretaris de vreemdeling een visum moet verstrekken.