6.1.In het onderhavige geval is in geschil of eiser voldoet aan de laatste voorwaarde, meer specifiek of hij onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft die hebben geleid tot zijn dienstweigering en of hij als gevolg daarvan onevenredig bestraft zal worden. Verweerder stelt terecht dat eiser niet aan deze voorwaarde voldoet. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is er sprake van onoverkomelijke gewetensbezwaren?
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat uit zijn verklaringen blijkt dat hij onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft vanwege zijn godsdienstige overtuiging. Eiser heeft in zijn gehoor slechts heel summier verklaard over zijn religie. Hij stelt alleen dat hij als christen die naar de kerk gaat geen wapen in handen zal nemen of zal doden.Verweerder stelt hierover verder terecht dat deze verklaring niet strookt met het feit dat eiser eerder wel zijn dienstplicht heeft vervuld terwijl hij destijds ook christen was en naar de kerk ging. Verder heeft eiser in zijn gehoor verklaard dat hij zijn dienstplicht niet wil vervullen omdat hij deze al vervuld heeft.Eiser heeft met deze verklaringen geen inzicht gegeven in het feit dat hij eerder wel zijn dienstplicht heeft vervuld, maar nu stelt gewetensbezwaren te hebben. Zodoende stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, vanwege zijn religie, daadwerkelijk onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder hier voldoende over heeft doorgevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van eiser om concreet te verklaren over de kern van zijn asielrelaas. In de summiere verklaringen van eiser heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om nog meer door te vragen over de redenen waarom eiser zijn dienstplicht weigert.
Is aannemelijk dat eiser onevenredig bestraft zal worden?
8. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser daadwerkelijk zal worden vervolgd of gestraft vanwege zijn dienstplicht weigering. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar het Thematisch Ambtsbericht over de militaire dienst en mobilisatie in Armenië van januari 2023. Uit pagina’s 24 tot en met 30 van het Ambtsbericht volgt dat veel strafzaken die betrekking hadden op dienstweigeraars zijn gesloten zonder dat is overgegaan tot vervolging. Verder blijkt uit het Ambtsbericht dat geen voorbeelden bekend zijn van strafoplegging als gevolg van dienstplichtweigering. Tot slot volgt uit het Ambtsbericht dat in Armenië geen sprake is van een onevenredige of discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van de straf wegens ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging in het kader van dienstplichtweigering. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat, hoewel er een straf staat op dienstweigering, eiser niet zal worden vervolgd, en/of ook niet onevenredig zal worden bestraft. Dat eiser een dagvaarding heeft ontvangen doet hier niet aan af omdat dit de informatie uit het Thematisch Ambtsbericht niet weerspreekt. Voor zover eiser stelt dat hij alleen al in aanmerking komt voor Vluchtelingschap vanwege zijn onoverkomelijke gewetensbezwaren en dat niet vereist is dat hij daarnaast ook nog onevenredig zwaar bestraft zal worden, oordeelt de rechtbank dat, wat van deze stelling verder ook zij, uit rechtsoverweging 7 volgt dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser daadwerkelijk onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft.
Is er sprake van een motiveringsgebrek?
9. De rechtbank volgt eiser wel in de stelling dat verweerder het bovenstaande onvoldoende heeft gemotiveerd in het bestreden besluit. In het bestreden besluit stelt verweerder namelijk dat niet wordt betwist dat eiser niet onder de amnestiewet valt maar dat het desondanks op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat hij daadwerkelijk vervolgd zal worden. Deze verdeling van de bewijslast is volgens de rechtbank onjuist. Nu vast staat dat dienstplichtweigering en -ontduiking in Armenië strafbaar is op grond van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht van Armenië, ligt het op de weg van verweerder om te onderbouwen dat geen uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling. Dat verweerder ter zitting heeft gewezen op het Thematisch Ambtsbericht neemt niet weg dat deze motivering ontbreekt in het bestreden besluit. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het beroep op dit punt gegrond te verklaren wegens een motiveringsgebrek. Gelet op hetgeen in rechtsoverwegingen 7 en 8 is overwogen en naar aanleiding van de nadere toelichting van verweerder, ziet de rechtbank echter aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten.
Is er aanleiding voor een proceskostenveroordeling?
10. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).