ECLI:NL:RBDHA:2023:4826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
09-048838-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak brandstichting en bewezenverklaring openlijke geweldpleging tegen goederen in jeugdstrafrechtzaak

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van brandstichting en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden aangemerkt als medepleger van de brandstichting, ondanks aanwijzingen voor zijn betrokkenheid. De verdachte had weliswaar handelingen verricht die verband hielden met de brand, maar deze waren niet voldoende om hem als medepleger aan te merken.

Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen goederen. De verdachte en zijn medeverdachte hadden op 25 februari 2022 in een parkeergarage in 's-Gravenhage een voertuig, een Whilly's Jeep, bespoten met een brandbare stof en in brand gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het plegen van geweldshandelingen tegen de auto en dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke werkstraf op van 30 uren, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en coaching.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de brandschade aan de auto, toegewezen. De verdachte werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade van € 11.555,16, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de eigenaar van de auto, evenals de noodzaak voor begeleiding en behandeling van de verdachte, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en achtergrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/048838-22
Datum uitspraak: 6 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
23 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.W. Stoet naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 maart 2023 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door:
- de binnenkant van een voertuig van het merk Whilly's Jeep, [kenteken] ) te besprenkelen met brandstof en/of in/op dat voertuig te sprayen met een brandbare/ontvlambare stof en/of (vervolgens)
- open vuur in aanraking te brengen met voornoemd voertuig, althans met een brandbare/ontvlambare stof ten gevolge waarvan dat voertuig geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor overige auto's en/of (goederen in) de parkeergarage, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, in een parkeergarage aan de [locatie] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten: een voertuig (Whilly's Jeep, [kenteken] ) door:
- de binnenkant van voornoemd voertuig te besprenkelen met brandstof en/of in/op dat voertuig te sprayen met een brandbare/ontvlambare stof en/of (vervolgens)
- open vuur in aanraking te brengen met een brandbare/ontvlambare stof in/op voornoemd voertuig, waardoor brand is ontstaan in/op dat voertuig.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak medeplegen brandstichting
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting maar vormen die, ook in hun onderlinge verband en samenhang bezien, geen wettig en overtuigend bewijs op voor het medeplegen van die brandstichting. Op grond van de beschikbare stukken heeft de rechtbank namelijk niet kunnen vaststellen dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachte sprake was van een – voor het bewijs van medeplegen vereiste - nauwe en bewuste samenwerking die gericht was op de brandstichting. Niet is gebleken dat de verdachten handelden met een gezamenlijk plan, terwijl evenmin kan worden vastgesteld dat de brandstichting in gezamenlijkheid is uitgevoerd. Vast staat wel dat de verdachte en zijn medeverdachte afwisselend met een spuitbus met een brandbare/ontvlambare stof op de lak aan de
buitenzijdevan de auto aan het sprayen waren, waarna zij dit met een aansteker in brand staken en de hierdoor ontstane vlam snel weer doofden door deze met hun handen weg te wrijven. Op enig moment heeft de medeverdachte met een spuitbus met een brandbare/ontvlambare stof
inde auto gespoten en hier een aansteker bijgehouden, waardoor er een steekvlam ontstond aan de binnenkant van de auto, die er vervolgens voor heeft gezorgd dat het interieur vlam heeft gevat en dit heeft uiteindelijk tot de brand geleid. Dat de verdachte hierbij handelingen heeft verricht ter voorbereiding, uitvoering of afhandeling van deze brandstichting of anderszins hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, is echter niet gebleken. In het bijzonder kan de rechtbank niet vaststellen dat de eerdere handelingen van de verdachte in en rondom de auto in een oorzakelijk verband met de brandstichting hebben gestaan, zoals de officier van justitie heeft aangenomen en zoals door haar van belang geacht voor haar standpunt dat verdachte wel als medepleger van de brandstichting dient te worden aangemerkt. De verdachte zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
3.3.2
Openlijke geweldpleging
3.3.2.1 Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Hoefkade .
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 maart 2023, voor zover inhoudende:
Op 25 februari 2022 was ik samen met [medeverdachte] in de parkeergarage aan de [locatie] in Den Haag. We zagen daar een auto staan waarvan de deur niet op slot was. We vonden een spuitbus met daarin gas of iets dergelijks. We gingen toen afwisselend met de spuitbus op de lak van de auto spuiten en dit vervolgens aansteken met een aansteker. Daardoor ging het branden.
2. Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 29 september 2022, voor zover inhoudende (p. 89-90):
V: Wat heeft [verdachte] gedaan?
A: Hij heeft met dezelfde spuitbus op de zijkant van de auto gespoten en ook aangestoken. Ik spoot met een spuitbus in de auto. Ik stak het toen aan en toen kwam er een steekvlam en die ging niet meer uit.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (incl. bijlage), opgemaakt op 25 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 39):
Op 25 februari 2022 werd ik gebeld door een politieagent. Zij vertelde mij dat er iets aan de hand was met
mijnauto. Mijn auto betreft een Whilly’s Jeep. Mijn voertuig is voorzien van [kenteken] . Mijn voertuig stond geparkeerd in de parkeergarage gelegen aan de [locatie] te Den Haag. Mijn voertuig heeft nu brandschade.
3.3.2.2 Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte en zijn medeverdachte afwisselend met een spuitbus met een brandbare/ontvlambare stof op de lak aan de buitenzijde van de auto hebben gesprayd, waarna zij dit met een aansteker in brand staken. Op enig moment heeft de medeverdachte ook met een spuitbus met een brandbare/ontvlambare stof in de auto gespoten en hier een aansteker bijgehouden waardoor er, kort gezegd, een steekvlam ontstond die het interieur vlam heeft doen vatten, wat tot de brand heeft geleid. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte, door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweldshandelingen tegen de auto en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 25 februari 2022 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, in een parkeergarage aan de [locatie] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten: een voertuig (Whilly's Jeep, [kenteken] ) door:
- de binnenkant van voornoemd voertuig te
besprayen met een brandbare/ontvlambare stof en
- open vuur in aanraking te brengen met een brandbare/ontvlambare stof in/op voornoemd voertuig, waardoor brand is ontstaan in/op dat voertuig.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de verplichting om mee te werken aan coaching en een contactverbod met de medeverdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen een auto die in een parkeergarage stond geparkeerd. De verdachte en zijn medeverdachte hebben met een spuitbus gesprayd op de buitenkant van de auto en dit vervolgens in brand gestoken. Zijn medeverdachte heeft met de spuitbus op het interieur gesprayd en dit vervolgens in brand gestoken. Door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte heeft de auto in kwestie, een oldtimer, forse schade opgelopen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben hiermee de eigenaar van de auto ernstig benadeeld, zoals ook is gebleken uit diens verklaring ter terechtzitting. Het veroorzaken van brand in een parkeergarage zorgt bovendien voor gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 februari 2023. Daaruit is gebleken dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: De Raad) van 3 maart 2023 volgt dat er zorgen zijn omtrent de verdachte. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte is belast met het syndroom van Klinefelter. Passend hierbij is de leerachterstand van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte een benedengemiddeld IQ. Dit maakt dat er zorgen zijn over de mate van zelfstandigheid die voor de verdachte haalbaar gaat zijn in de toekomst. De verdachte wordt gemakkelijk overschat en overvraagd omdat hij zich wel goed weet te verwoorden. In contact met de omgeving komt dit naar voren in het moeite hebben met inschatten van een situatie en het kunnen inzien van oorzaak- gevolgrelaties. Verdachte kan daardoor impulsief en soms ook naïef overkomen, maar hij is ook beïnvloedbaar in het contact met anderen. De zorgen en aandachtspunten maken dat de verdachte gebaat zal zijn bij intensieve en praktische ondersteuning en coaching. De verdachte heeft de afgelopen tijd kunnen profiteren van de inzet van de jeugdreclassering en de bijbehorende coaching. Wel zijn er voor de verdachte nog verschillende doelen te behalen, zoals het aangaan en volhouden van een werk/stage traject, het opstarten van een positieve vrijetijdsbesteding, vriendenkeuze, het inschatten van
situaties en andermans intenties, oorzaak-gevolgrelatie herkennen en hier naar
leren handelen. Op dit moment volgt de verdachte praktijkonderwijs, maar hij gaat amper naar school omdat hij eigenlijk stage moet lopen. Middels inzet vanuit de coach is er nu een beschermde stageplaats gevonden voor de verdachte op een boerderij. De verdachte heeft extra begeleiding en ondersteuning nodig om aan het werk te gaan en aan het werk te blijven. Dit maakt dat een reguliere stage- of werkplek voor hem op dit moment en waarschijnlijk ook in de toekomst niet haalbaar is.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de jeugdreclassering;
  • de verplichting om mee te werken aan coaching vanuit Westcoaching ;
  • de verplichting om onderwijs te volgen of een andere gestructureerde dagbesteding te hebben.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter terechtzitting in aanvulling op het bovenstaande medegedeeld dat het uitvoeren van een werkstraf, gelet op zijn beperkingen, praktisch onhaalbaar is voor de verdachte. De nadruk dient te liggen op begeleiding en behandeling, zodat de kans op herhaling zoveel mogelijk wordt ingeperkt. Geadviseerd wordt om ook een contactverbod met de medeverdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen. Het advies om ook als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de verdachte onderwijs moet volgen of een andere gestructureerde dagbesteding moet hebben komt te vervallen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat in het bijzonder rekening gehouden met de informatie over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht het van groot belang dat de verdachte de begeleiding en behandeling ontvangt die hij nodig heeft om de kans op herhaling zoveel mogelijk in te perken. De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een geheel voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 30 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de verplichting om mee te werken aan begeleiding door een coach en een contactverbod met de medeverdachte. De straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 11.555,16, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarnaast geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij voor het overige, zodat de benadeelde partij de overige nog vast te stellen schade bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering tot schadevergoeding niet betwist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Nu de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen, bestaat er geen ruimte om de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren zoals door de officier van justitie is gevraagd.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 11.555,16, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 februari 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de schade aan de auto samen met een ander heeft veroorzaakt, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 11.555,16, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, in de vorm van een werkstraf voor de tijd van
30 (DERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
15 (VIJFTIEN) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
bepaalt dat die straf, te weten een taakstraf voor de tijd van
30 (DERTIG) UREN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Jeugdreclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan coaching vanuit Westcoaching ;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[medeverdachte] ( [geboortedatum] ), voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting , jeugdbescherming en jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 11.555,16 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 11.555,16, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
mr. O.F. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 april 2023.