ECLI:NL:RBDHA:2023:4819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL23.8506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de maatregel van bewaring en invrijheidstelling van een Nigeriaanse eiser na onrechtmatige voortduring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, en had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geruime tijd in bewaring was en dat er onduidelijkheid bestond over de rechtmatigheid van de maatregel, vooral met betrekking tot de presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet in staat was gesteld om de rechtmatigheid van de bewaring te beoordelen, omdat relevante documenten, zoals het presentatieverslag, niet aan het dossier waren toegevoegd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de voortduring van de maatregel rechtmatig was. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en de eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 525,- aan de eiser, en zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verweerder om tijdig en adequaat te handelen in het kader van uitzettingen en de noodzaak om relevante informatie te verstrekken aan de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8506

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.E.J. Dohmen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt (thans) niet de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1981.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 januari 2023 (in de zaak NL23.355) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 17 januari 2023 dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser heeft uitgebreide gronden aangevoerd tegen de bewaringstrajecten die zijn voorafgegaan aan de maatregel op grond waarvan eiser thans in bewaring is gesteld en heeft voorts ook overige gronden aangevoerd die geen betrekking hebben op de in de onderhavige procedure te toetsen periode. De rechtbank bespreekt deze gronden niet omdat ze niet kunnen worden betrokken bij de in deze procedure te nemen beslissing en dus ook niet tot opheffing van de maatregel kunnen leiden. Eiser heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij op 16 maart 2023 in persoon is gepresenteerd bij de Nigeriaanse autoriteiten en hij heeft meegewerkt aan deze presentatie. Eiser geeft aan dat bij deze presentatie tegen hem werd gezegd dat hij niet uit Nigeria afkomstig was en dat er een andere persoon op de planning stond om vanuit DTC Rotterdam gepresenteerd te worden. De presentatie werd dan ook vroegtijdig afgebroken met de mededeling dat DT&V moest zorgen dat de juiste persoon werd gepresenteerd. Eiser stelt naar behoren aan de presentatie te hebben meegewerkt. Thans is er volgens eiser geen zicht op voortgang, noch op uitzetting aangezien het antwoord van de vertegenwoordiging luidt: ‘Onvoldoende info om nationaliteit te bevestigen’. Het is niet langer gerechtvaardigd om eiser van zijn vrijheid te beroven.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. In de M120 is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
7/3/23 Presentatie Nigeria
Locatie: DCR
datum en tijd : 16-03-2023 13:00
13/3/23 Vandaag getracht de LP-set en de informatiefolder Presentatie bij diplomatieke vertegenwoordiging te geven. Betrokkene reageerde direct erg defensief en liet op luide en
verbaal agressieve manier/toon van zich horen.
Betrokkene gaf aan hij helemaal niets meer met mij te maken wil hebben. Hij wil met rust gelaten worden. Betrokkene geeft aan: "dit is de laatste keer dat ik met je praat. Ik wil die papieren niet. Laat me met rust". Ik heb de LP-set en infofolder aan de afdeling (toezichthouder) gegeven. Deze heeft het later nogmaals getracht deze papieren aan betrokkene te geven. Betrokkene gaf wederom aan de papieren niet in ontvangst te willen nemen. Betrokkene gaf aan: "zelfs met geweld kunnen jullie mij niet dwingen om mee te werken aan de presentatie."
16/3/23 Betrokkene vandaag gepresenteerd aan vertegenwoordiging Nigeria, onvoldoende info om nationaliteit te bevestigen.
20/3/23 Navraag gedaan bij landverantwoordelijke i.v.m. uitkomst presentatie. Er is immers een kopie LP Nigeria uit Duitsland.
22/3/23 PIP verslag:
Betrokkene stelt geen Engels te spreken. Communicatie niet mogelijk geweest.
Uit het PIP verslag blijkt dat betrokkene aangaf geen Engels te spreken. Betrokkene wenste ook niet te spreken tijdens de presentatie.
Betrokkene heeft alle vertrekgesprekken in deze vertrekprocedure in het Engels gesproken. Ook in alle eerdere vertrekprocedures spreekt betrokkene Engels. Het asielgehoor uit 2017 is ook in de Engelse taal afgenomen. Dat betrokkene aangeeft geen Engels te spreken kan aangemerkt worden als frustratie van het terugkeerproces.
22/3/23 Betrokkene gesproken in de Engelse taal. Gesproken over de presentatie en het weigeren te spreken in de Engelse taal. Betrokkene gaf aan dat hij niet uit Nigeria afkomstig is. Waar hij dan vandaan komt weet hij niet. Betrokkene geeft aan dat hij geen Engels wilde spreken omdat hij "niets met de autoriteiten te maken heeft". Uiteindelijk gaf betrokkene op luide geïrriteerde toon aan niet meer met mij te willen praten. Hij wil naar niemand meer luisteren. Wij moeten hem met rust laten.
(…)
6. De rechtbank stelt vast dat eiser steeds in de Engelse taal is gehoord en dat voor zover eiser bij de presentatie heeft gesteld de Engelse taal niet te beheersen, verweerder dit terecht aanmerkt als het frustreren van de presentatie en daarmee aan het niet meewerken aan zijn uitzetting. Eiser en verweerder verschillen echter van mening over hoe de presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten is verlopen. De beoordeling van het verloop van de presentatie is relevant voor de rechtmatigheidsbeoordeling die de rechtbank verricht. Indien eiser de presentatie frustreert en enkel hierdoor geen nationaliteitsbevestiging heeft plaatsgevonden, komen de gevolgen van het uitblijven van nationaliteitsbevestiging, te weten een mogelijke langere duur van de bewaring, in beginsel voor rekening van eiser. Indien echter de verklaringen van eiser over het verloop van de presentatie juist zijn, valt de rechtmatigheidsbeoordeling van de verdere voortduring na de presentatie wellicht anders uit. De rechtbank zal dus om een grondige rechtmatigheidsbeoordeling te kunnen verrichten moeten beoordelen hoe de presentatie is verlopen. Er is na de presentatie geen nationaliteitsbevestiging gevolgd, terwijl verweerder een kopie van de LP waarmee eiser door Duitsland is uitgezet aan de Nigeriaanse autoriteiten heeft verstrekt. Dit roept dus vragen op. In de M120 is aangegeven dat in het presentatieverslag is opgenomen dat eiser niet heeft gesproken en heeft gesteld de Engelse taal niet te beheersen. De rechtbank heeft in beginsel en in het algemeen geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van ”een M120”. De rechtbank dient echter om haar taak naar te behoren te kunnen vervullen zelf kennis te nemen van het gehele presentatieverslag. Dit verslag is evenwel niet toegevoegd aan het dossier. Verweerder heeft ter zitting - in reactie op vragen van de rechtbank- aangegeven dat recent is besloten dat verslagen van presentaties bij de autoriteiten van derdelanders niet meer aan de bewaringsdossiers worden toegevoegd. Verweerder heeft dit besluit, nadat de rechtbank hierom heeft gevraagd, niet nader toegelicht of voorzien van een motivering.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder de bewijslast van de rechtmatigheid van de oplegging en de voortduring van de bewaring draagt. Indien verweerder de stukken waarvan de rechtbank in een concrete procedure het noodzakelijk acht om kennis van te kunnen nemen niet aan het dossier toevoegt en ter zitting, nadat dit is besproken, volhardt dat dit verslag niet wordt toegevoegd en de rechtbank hiervan geen kennis kan nemen, verhindert verweerder de rechtbank de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel ten gronde te kunnen beoordelen. Dit is voor de rechtbank, gelet op de concrete feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure, aanleiding om de maatregel op te heffen en de voortduring van de maatregel vanaf 17 maart 2023, zijnde de dag nadat de presentatie heeft plaatsgevonden, onrechtmatig te achten.
De rechtbank merkt in aanvulling op deze beslissing op dat, zoals besproken ter zitting, ondanks de niet meewerkende houding van eiser, verweerder gehouden is voortvarend te handelen inzake de uitzetting van eiser indien eiser in bewaring wordt gehouden. Dit betekent dat verweerder niet kan volstaan met het pogen om vertrekgesprekken te houden, maar ook een nieuwe presentatie had moeten aanvragen omdat de Nigeriaanse autoriteiten kennelijk een presentatie vereisen alvorens tot een nationaliteitsbevestiging over te gaan. Indien eiser niet wordt gepresenteerd zal de uitzetting dus nimmer plaatsvinden, ongeacht hoeveel vertrekgesprekken worden gevoerd. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dit te zullen bespreken met de regievoerder. Dit maakt evenwel de voortduring van de maatregel niet alsnog rechtmatig.
8. De beroepsgronden die betrekking hebben op de periode tot aan de presentatie die heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023 slagen niet. Eiser heeft niet betwist dat hij overigens geen medewerking verleent aan zijn uitzetting. Weliswaar is het minstgenomen opmerkelijk dat de Nigeriaanse autoriteiten een presentatie en een nadere nationaliteitsbevestiging vereisen, terwijl eiser een aantal jaren geleden door Duitsland met een door de Nigeriaanse autoriteiten afgegeven LP is uitgezet naar Nigeria, echter verweerder is afhankelijk van de eisen die in dit kader worden gesteld door de Nigeriaanse autoriteiten. Dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt omdat verweerder de kopie van deze LP heeft verstrekt aan de Nigeriaanse autoriteiten en nog geen LP is afgegeven, blijkt (nog) niet. Verweerder heeft voorts voldoende handelingen verricht om aan de uitzetting van eiser te werken. Eiser werkt niet mee aan de vertrekgesprekken zodat verweerder ook niet in staat is gesteld om te bezien of alsnog had moet worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. Verweerder kan deze beslissing om de maatregel te laten voortduren dan ook eenvoudigweg niet nader motiveren.
9. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier niet compleet is en heeft vastgesteld dat verweerder niet bereid is gebleken het door de rechtbank gevraagde presentatieverslag te overleggen. De rechtbank kan daardoor de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel vanaf 17 maart 2023 niet volledig beoordelen. Verweerder draagt de bewijslast van de rechtmatigheid van de maatregel en heeft met betrekking tot de periode vanaf
17 maart 2023 niet voldaan aan deze bewijslast. Als de rechtbank niet kan vaststellen dat de voortduring rechtmatig is geweest, zal de rechtbank dan ook de voortduring onrechtmatig achten. Dit betekent dat eiser in aanmerking komt voor schadevergoeding. De rechtbank zal tot matiging van de standaardmatig toegekende schadevergoeding overgaan omdat van de twee eerder geplande presentaties één presentatie geen doorgang heeft kunnen vinden vanwege de weigering van medewerking door eiser en eiser voorts elke medewerking aan zijn uitzetting weigert. De rechtbank gaat over tot matiging omdat de duur van de bewaring mede door de niet-meewerkende houding van eiser wordt bepaald. Matiging heeft dus geen punitatief karakter. Indien eiser had meegewerkt aan zijn uitzetting, tot welke houding hij ook is verplicht, had de uitzetting naar alle waarschijnlijkheid reeds kunnen worden gerealiseerd en was de maatregel reeds opgeheven. Eiser zal daarom in aanmerking worden gebracht voor een schadevergoeding van € 25,- per dag dat de voortduring van de maatregel vanaf 17 maart 2023 heeft voortgeduurd en bepalen dat eiser aanspraak maakt op een bedrag van € 525,- (21 x € 25,-).
10. De rechtbank zal tevens een proceskostenveroordeling uitspreken en daarbij aansluiten bij de standaardmatig toegekende punten en bijbehorende bedragen, zodat de rechtbank 2 punten zal toekennen met een waarde van € 837,- per punt.
11. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel;
- gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 525,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 6 april 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.