Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster, die zich in een vreemdelingenrechtelijke procedure bevond. Verzoekster, een gemeenschapsonderdaan, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat haar rechtmatig verblijf in Nederland was beëindigd. Dit besluit, gedateerd op 4 mei 2022, verplichtte verzoekster om Nederland binnen één maand te verlaten. Het bezwaar dat verzoekster tegen dit primaire besluit had ingediend, werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 2 november 2022.
Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.24344) die betrekking heeft op het beroep van verzoekster. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.