ECLI:NL:RBDHA:2023:4811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL22.21705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op medische gronden en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jordaanse vrouw geboren in 1948, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'familie en gezin', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres stelde dat zij om medische redenen vrijstelling van de mvv-eis diende te krijgen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet de benodigde documenten had overgelegd om deze vrijstelling te rechtvaardigen. Eiseres had weliswaar informatie over haar gezondheidstoestand verstrekt, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en haar zoon, die in Nederland woont. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres was uitgevallen, omdat er geen bewijs was dat zij in Jordanië geen zorg zou kunnen ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21705

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

In het besluit van 8 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen.
In het besluit van 19 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 in Breda op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam referent] (referent). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1948 en heeft de Jordaanse nationaliteit. Op 3 maart 2020 is zij Nederland met een visum ingereisd. Het visum was geldig tot 31 mei 2020, maar omdat eiseres vanwege de coronapandemie niet terug kon reizen naar Jordanië, is haar visum verlengd tot 28 augustus 2020. Vervolgens heeft zij op 28 mei 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend. Zij wenst als familie- of gezinslid bij haar zoon (referent) te verblijven. Referent is geboren op 2 juli 1982. Hij heeft Jordanië in 2003 verlaten en heeft de Nederlandse nationaliteit.
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet beschikt over een geldige mvv. [1] Volgens verweerder komt eiseres niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste om medische redenen, aangezien zij niet de daarvoor benodigde documenten heeft overgelegd. Ook komt zij niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM [2] , omdat volgens verweerder niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Tot slot heeft verweerder een belangenafweging gemaakt die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
3. Eiseres voert aan dat zij uitgebreide informatie over haar gezondheidstoestand heeft overgelegd. Zij heeft een Europese pacemaker, die niet gelezen kan worden in Jordanië. Zij is voor medische (na)zorg dan ook aangewezen op Nederland. In beroep overlegt zij een toestemmingsverklaring medische gegevens en bewijzen over haar medische situatie met een verklaring van haar behandelaars.
Daarnaast stelt eiseres dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent, omdat er geen familieleden in Jordanië meer zijn. Het contact met haar andere kinderen is veel minder of afwezig. Drie van haar kinderen zijn lang geleden vertrokken uit Jordanië en hebben een andere identiteit aangenomen. Om die reden kan geen nadere informatie over hun identiteit en verblijfplaats worden gegeven.
Volgens eiseres is in Jordanië geen stabiele mantelzorg aanwezig. Er kan niet altijd een beroep worden gedaan op buren en kennissen. Professionele hulp zoals in Nederland (bijvoorbeeld thuiszorg) is in Jordanië niet beschikbaar. In Nederland helpt referent eiseres bij alle dagelijkse activiteiten, dat kan hij niet vanuit Nederland doen. Verder wordt eiseres door referent financieel onderhouden en is er sprake van een zeer goede band tussen eiseres en de gezinsleden van referent. Ook de band met haar kleinkinderen dient in de beoordeling betrokken te worden. Verweerder heeft dat niet kenbaar gedaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Vrijstelling mvv-vereiste op medische gronden
4. Uit paragraaf B1/4.1 van de Vc [3] volgt dat verweerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 17, eerste lid, onder c, Vw [4] niet afwijst wegens het ontbreken van een geldige mvv, als het voor de vreemdeling gelet op zijn gezondheidssituatie niet verantwoord is om te reizen, of als er binnen drie maanden bij het uitblijven van behandeling een medische noodsituatie zal ontstaan.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet nader onderzocht kon worden of de medische beperkingen van eiseres kunnen leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat zij geen toestemmingsverklaring heeft overgelegd. Er kon dan ook geen medisch advies van BMA [5] worden opgevraagd om haar gezondheidssituatie te beoordelen.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres in de brieven van 29 juni 2021 en 31 mei 2021 expliciet heeft gevraagd om een toestemmingsverklaring over te leggen. Eiseres heeft na beide brieven om uitstel gevraagd, maar heeft de toestemmingsverklaring niet overgelegd. Pas in beroep heeft zij deze verklaring alsnog overgelegd, terwijl gesteld noch gebleken is dat zij niet eerder in de gelegenheid was dit te doen. Verweerder stelt zich daarom terecht op het standpunt dat het bestreden besluit op een correcte wijze tot stand is gekomen. Gelet op de ex-tunc toetsing in beroep, kan de toestemmingsverklaring niet alsnog bij de beoordeling worden betrokken. Als eiseres dat wenst, zal zij een nieuwe aanvraag moeten indienen met alle daarbij benodigde stukken.
Vrijstelling mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM
7. Op grond van artikel 3.71, eerste lid, aanhef en onder l, van het Vb [6] is een vreemdeling vrijgesteld van het mvv-vereiste indien de uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
8. Eiseres beroept zich op het familie- of gezinsleven tussen haar en referent. Uit de jurisprudentie van het EHRM [7] volgt dat relaties tussen volwassen familieleden, zoals in dit geval aan de orde, niet noodzakelijkerwijs onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM vallen. Dit is pas het geval als er buiten de normale affectieve banden bijkomende elementen van afhankelijkheid worden aangetoond, zodat sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. [8] Verder volgt uit jurisprudentie van het EHRM dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een kwestie is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Daarbij kan relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. [9] Verweerder mag daarbij wel zwaarwegend, maar geen doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. [10]
9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij voor haar algemene dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van referent. Dat blijkt echter niet uit de door haar overgelegde (medische) informatie. Zij heeft bovendien veel stukken overgelegd, die zien op de situatie voordat zij haar pacemaker kreeg. Ter zitting heeft referent echter verklaard dat het een stuk beter met eiseres gaat sinds zij deze pacemaker heeft. Voor zover wel aangenomen zou moeten worden dat eiseres zorg nodig heeft, is onvoldoende onderbouwd dat zij daarvoor is aangewezen op referent. Het is begrijpelijk dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn van zijn moeder, maar eiseres heeft in totaal negen kinderen: er zijn andere kinderen die ook voor haar zouden kunnen zorgen. Over drie van haar kinderen is tegenstrijdig verklaard, waardoor onduidelijk blijft waar zij zich momenteel bevinden. Niet uit te sluiten is dat zij in Jordanië zijn en eiseres daar van hulp kunnen voorzien. Verder heeft eiseres zelf aangegeven dat er hulpinstanties zijn in Jordanië en dat zij daar zorg heeft ontvangen van haar buren en in het ziekenhuis. Niet gebleken is dan ook dat zij van zorg verstoken zal blijven bij terugkeer naar Jordanië.
10. Ter zitting heeft referent verklaard dat hij vanuit Nederland heeft geregeld dat eiseres de juiste medicijnen tot haar beschikking kreeg in Jordanië. Ook zou hij haar al langere tijd financieel bijstaan. Deze omstandigheden leiden niet tot een andersluidend besluit, aangezien referent deze handelingen ten behoeve van eiseres kan continueren als zij zich in Jordanië bevindt. Hoewel de gemachtigde van eiseres in twijfel trekt of de wijze waarop de medicijnen vanuit Nederland aan eiseres in Jordanië werden verstrekt door de beugel kan, is dit eerder feitelijk wel mogelijk gebleken.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent.
12. In tegenstelling tot wat eiseres stelt, heeft verweerder wel degelijk bij het bestreden besluit betrokken dat er sprake is van hechte banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. In dat besluit is ook toegelicht waarom dit niet maakt dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres uit zou moeten vallen. Verweerder heeft daarbij onder meer betrokken dat de kleinkinderen zich bevinden in hun eigen kerngezin en dat hun ouders de primaire verzorgingsrol hebben. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiseres met haar taken niet verschilt van andere grootouders, die betrokken zijn in het leven van hun kleinkinderen en hulp verlenen aan het kerngezin, en dat het contact met de kleinkinderen ook op andere wijze onderhouden kan worden. Eiseres heeft niet toegelicht of onderbouwd waarom die afweging onjuist zou zijn.
13. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.
Slotsom
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Bureau Medische Advisering.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8.Arrest van het EHRM van 12 april 2010,
9.Arrest van het EHRM van 17 april 2012,
10.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.