ECLI:NL:RBDHA:2023:4808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
SGR 22/24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiseres, die voorheen als horecamedewerkster werkte, had zich op 30 januari 2020 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 14 mei 2021, omdat eiseres volgens hun onderzoek meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde het besluit na een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek.

De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld. De verzekeringsarts had de medische situatie van eiseres goed beoordeeld en er waren geen aanwijzingen dat er aanvullende informatie van behandelaars nodig was. De rechtbank concludeerde dat eiseres op 28 januari 2021 in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen, en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Deze uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van medische en arbeidskundige gegevens door het UWV en de rechterlijke toetsing daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/24

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als horecamedewerkster voor gemiddeld 37,70 uur per week. Daarna ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 30 januari 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld. Aan eiseres is een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Eiseres is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV besloten dat de ZW-uitkering van eiseres stopt op 14 mei 2021, omdat zij per 28 januari 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 14 mei 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 1 november 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 februari 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 12 november 2021
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij is van mening dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Zij stelt verder dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Zij is in de primaire fase niet gezien door een verzekeringsarts, maar door een arts. Weliswaar kan dit gebrek in de bezwaarfase worden hersteld, maar dat is volgens eiseres in deze zaak nagelaten. De verzekeringsarts B&B heeft voornamelijk volstaan met dossieronderzoek en heeft nagelaten nadere en actuele informatie in te winnen bij de behandelaars over haar psychische klachten. Daarnaast had de verzekeringsarts B&B nadere informatie moeten inwinnen bij haar huisarts, de fysiotherapeut, de orthopedisch chirurg en de chiropractor. Ook stelt zij zich op het standpunt dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld in de FML.
8. Eiseres voert verder aan dat zij gelet op haar klachten en medische beperkingen niet in staat is de geduide functies te verrichten, omdat deze vanwege het repeterende karakter te veel klachten aan haar schouder en knie geven. Voor haar rechterschouder heeft zij al injecties gehad, maar deze hebben niet geholpen. Zij heeft aanhoudende pijn in de schouder en voor haar knie geldt dat deze niet te buigen is. Ook gebruikt eiseres pijnstilling.
9. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de functies aan de lopende band, gelet op de beperkingen die de verzekeringsarts B&B met betrekking tot het kunnen vertreden heeft aangenomen, niet geschikt zijn.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 14 mei 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 januari 2021 meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom per 14 mei 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en onderzocht op een spreekuur en heeft gemotiveerd waarom de klachten van eiseres niet tot een andere conclusie leiden dan de arts bij zijn onderzoek heeft vastgesteld. Hij heeft verder toegelicht dat de in bezwaar naar voren gebrachte extra beperkingen bij onderzoek niet te objectiveren zijn. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: schouder- en knieklachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
13. Eiseres stelt dat het onderzoek door de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig is, omdat hij geen medische informatie bij de behandelaars heeft opgevraagd. De rechtbank is dat niet eens met eiseres. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 1 november 2021 toegelicht dat er geen inhoudelijke of formele indicaties waren om informatie op te vragen. Eiseres heeft niet aangegeven dat haar behandelaar een gemotiveerd andersluidend oordeel over haar beperkingen had en er was volgens de verzekeringsarts B&B ook geen behandeling gepland met een relevante invloed op de belastbaarheid. Daar komt bij dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Dit is alleen anders als er een behandeling in gang is gezet (of zal worden) die een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden van de betrokkene, of als de betrokkene stelt dat zijn of haar behandelaar een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn of haar beperkingen. Deze situaties doen zich bij eiseres niet voor. Bovendien had eiseres ook zelf medische informatie kunnen indienen, maar dat heeft eiseres niet gedaan.

De beoordeling van de belastbaarheid

14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiseres heeft haar standpunt dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 23 februari 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als horecamedewerkster, omdat deze functie haar belastbaarheid wel overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( sbc-code 111190) Inpakker (handmatig);
- ( sbc-code 111172) Productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie.
En als reservefunctie:
- ( sbc code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Ook blijkt uit de arbeidsdeskundige onderbouwing dat de arbeidsdeskundige B&B heeft overlegd met de verzekeringsarts B&B met betrekking tot het item 4.21, waar staat vermeld dat sprake moet zijn van licht energetische werkzaamheden met afwisseling van houding. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat als eiseres af en toe wat kan rekken en strekken, van zit naar staan en/of lopen kan komen (of vice versa) is dat voldoende. Twee keer per uur is volgens de verzekeringsarts B&B voldoende. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige B&B nogmaals gekeken of de geduide functies geschikt zijn voor eiseres en dat waren ze. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 januari 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 98,05% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om per 14 mei 2021 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.