In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiseres, die voorheen als horecamedewerkster werkte, had zich op 30 januari 2020 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 14 mei 2021, omdat eiseres volgens hun onderzoek meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde het besluit na een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek.
De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld. De verzekeringsarts had de medische situatie van eiseres goed beoordeeld en er waren geen aanwijzingen dat er aanvullende informatie van behandelaars nodig was. De rechtbank concludeerde dat eiseres op 28 januari 2021 in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen, en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de uitkering ongedaan te maken. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Deze uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van medische en arbeidskundige gegevens door het UWV en de rechterlijke toetsing daarvan.