ECLI:NL:RBDHA:2023:4782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/09/619717 / HA ZA 21-949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een B.V. en haar bestuurder voor wanprestatie en onrechtmatige daad in het kader van een jongerenproject

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Top Groep B.V. en gedaagden, waaronder een B.V. en haar bestuurder. De kern van de zaak betreft de vraag of het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een opdracht heeft gegeven aan de gedaagde B.V. voor het uitvoeren van een jongerenproject, waarop een projectovereenkomst met Top Groep is gebaseerd. Top Groep stelt dat zij heeft ontdekt dat er geen opdracht van VWS was, ondanks eerdere beweringen van gedaagden. Hierdoor heeft Top Groep tijd en geld geïnvesteerd in een project dat niet kon worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door Top Groep te misleiden over het bestaan van de opdracht van VWS. De rechtbank wijst de vorderingen van Top Groep toe en veroordeelt gedaagden tot betaling van een schadevergoeding van € 679.039,88, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legt ook de proceskosten op aan gedaagden, die in het ongelijk zijn gesteld. De tegenvordering van gedaagden wordt afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims over inbreuk op intellectueel eigendom.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/619717 / HA ZA 21-949
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
TOP GROEP B.V.te Zevenaar,
eisende partij,
hierna te noemen: Top Groep,
advocaat: mr. J. Meerman te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[de B.V.] te [plaats 1] ,2. [gedaagde sub 2] te [plaats 1] ,

gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [de B.V.] en [gedaagde sub 2] ,
hierna samen te noemen: gedaagden
advocaat: mr. K. van Overloop te Goes.

1.De kern van de zaak

1.1.
De kern van de zaak betreft de vraag of het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan [de B.V.] opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van (kort gezegd) een jongerenproject. Die opdracht ligt ten grondslag aan een projectovereenkomst tussen [de B.V.] en onderopdrachtnemer Top Groep. De Projectovereenkomst is onderwerp van de onderhavige procedure.
1.2.
Top Groep stelt dat zij erachter is gekomen dat [de B.V.] nooit opdracht van VWS heeft gekregen voor het uitvoeren van een jongerenproject. Op het moment van deze ontdekking had zij al tijd en geld geïnvesteerd in de planning en opzet van het jongerenproject. Dit bleek voor niets te zijn geweest, want de Projectovereenkomst (de onderopdracht) had geen basis. Top Groep meent dat zij door gedaagden is voorgelogen. Zij wil dat de rechtbank voor recht verklaart dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade op grond van wanprestatie danwel onrechtmatige daad. Top Groep wil dat gedaagden aan haar een schadevergoeding van € 679.412,93 betalen.
1.3.
Gedaagden voeren verweer tegen de vordering van Top Groep. Zij willen dat de rechtbank voor recht verklaart dat Top Groep onrechtmatig inbreuk heeft gemaakt op het intellectueel eigendom op de VMC-tool van [gedaagde sub 2] en op het licentierecht daarop van [de B.V.] .
1.4.
De rechtbank is van oordeel dat Top Groep haar vordering tegen gedaagden overtuigend heeft onderbouwd. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 679.039,88. De tegenvordering van [de B.V. c.s.] wordt daarentegen als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De rechtbank legt in dit vonnis uit hoe zij tot die beslissing is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 7 december 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte van gedaagden van 14 december 2022, met productie 6;
  • de akte van Top Groep van 28 december 2022, met productie 28;
  • de akte uitlaten productie van gedaagden van 10 januari 2023.
2.2.
De datum voor dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De indeling van het vonnis

3.1.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank noemt eerst de feiten die in deze zaak van belang zijn. Het betreft gegevens waarover tussen partijen geen discussie bestaat of die blijken uit de door hen overgelegde stukken, waarvan de inhoud niet of onvoldoende is weersproken. De gegevens hebben hoofdzakelijk betrekking op de periode voor deze procedure. Daarna volgt een samenvatting van de vorderingen die partijen over en weer (in conventie en in reconventie) tegen elkaar hebben ingesteld. Dan volgt de beoordeling van deze vorderingen. In deze beoordeling wordt waar nodig ingegaan op de door partijen aangevoerde (juridische) argumenten. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissing van de rechtbank.

4.De feiten

4.1.
Gedaagden hebben Top Groep eind 2020 voorgehouden dat [de B.V.] (die ook handelt onder de naam ‘ [Handelsnaam I] ’ of ‘ [Handelsnaam Ia] ’) van VWS opdracht heeft gekregen om (kort gezegd) een jongerenproject uit te voeren. VWS zou dit project volledig financieren. VWS zou de financiering overmaken aan [de B.V.] , die zou zorgen voor de betaling van in te schakelen derden.
4.2.
Het jongerenproject had tot doel stress en daaraan gerelateerd verzuim bij schoolgaande jongeren en jeugdigen in de leeftijd 12 tot en met 24 jaar te voorkomen. Volgens de opdracht zou VWS uitsluitend aan [de B.V.] deelnemende jongeren en jeugdigen aanwijzen. Bij de jeugdigen en jongeren zou de door [gedaagde sub 2] ontwikkelde Vitality Mind Challenge© (VMC tool) worden afgenomen. Aan de hand van de resultaten uit deze VMC-tool konden de jeugdigen en jongeren preventief worden gecoacht door jeugdcoaches.
4.3.
Gedaagden hebben Top Groep gevraagd als onderopdrachtnemer op te treden en de benodigde jeugdcoaches beschikbaar te stellen. Top Groep is een gespecialiseerd bedrijf in ambulante jeugdzorg en een trainingsbureau voor sociale en gedragsproblemen. Het contact over de onderopdracht verliep via [gedaagde sub 2] ( [de B.V.] ) en [A] (Top Groep).
4.4.
Top Groep heeft op 22 januari 2021 een e-mail naar [de B.V.] gestuurd, waarin staat:

Vragen:
(...)
6. Omdat we nu nog geen raamovereenkomst hebben, zou ik graag een kopie ontvangen van de formele opdracht ontvangen door [Handelsnaam Ia] om 1.250 jongeren te begeleiden middels de MVC.
4.5.
Top Groep heeft op 28 januari 2021 een e-mail naar [de B.V.] gestuurd, waarin staat:

Wij hebben inmiddels met onze adviseur en advocaat gesproken en hij ziet deze mogelijke samenwerking net als wij als een mooie kans. Hij dringt er echter wel nadrukkelijk op aan om meer duidelijkheid te verkrijgen over de aard en omvang van de Opdracht en wie de financier van de Opdracht is.(...)
Goed wederzijds vertrouwen betekent: ‘openheid van zaken’. Het is voor ons essentieel dat wij informatie krijgen over de verstrekker van de Opdracht, de garantie van de Opdrachtgever over het aantal trajecten en bij welke onderwijsinstellingen wij de Opdracht gaan uitvoeren.(...)
Wat hebben wij van jullie nodig?
A. Kopie van de opdrachtbevestiging (bewijs van opdracht) van VWS.
4.6.
Op 11 februari 2021 hebben [de B.V.] en Top Groep een ‘Projectovereenkomst’ met elkaar gesloten, ter uitvoering van de opdracht van VWS aan [de B.V.] .
4.7.
In de Projectovereenkomst staat onder andere:

Definities
(...)
Opdracht: opdracht van de opdrachtgever aan [Handelsnaam Ia] en/of TG
Opdrachtgever: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Opdrachtnemer: [Handelsnaam Ia]
Onderopdrachtnemer: TG
(...)
In aanmerking nemend:
(...)
h. De onderhavige projectovereenkomst behelst het project met de naam “Jeugdproject VWS”. Hieronder wordt daaraan gerefereerd als “het Project”.
Betalingsschema:
a.
TG factureert voorafgaand aan de start van het project 25% van de coachuren aan [Handelsnaam Ia] , te weten € 234.375 ex BTW. Dit komt neer op een bedrag van € 283.593,75 incl. BTW. TG start met de coaching direct nadat de eerste betaling van € 283.593,75 is voldaan door [Handelsnaam Ia] .
b.
TG factureert vervolgens direct de tweede 25% van de coachuren, te weten € 234.375 ex BTW. Dit komt eveneens neer op een betaling van € 283.593,75 incl. BTW. Betaling vindt voorafgaand aan de start van de tweede ronde van het Project plaats.
4.8.
Top Groep heeft vijftig coaches bereid gevonden mee te werken aan het jeugdproject. Op 16 februari 2021 heeft zij aan hen gemaild:

Op vrijdag 12 februari hebben we de projectovereenkomst met [Handelsnaam Ia] getekend. (...)
- Project is gegund aan [Handelsnaam Ia] in opdracht van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.(...)
4.9.
Op 16 februari 2021 heeft Top Groep de eerste factuur voor een bedrag van € 283.593,75 incl. BTW naar [de B.V.] gestuurd. Deze factuur is gebaseerd op een aantal van 150 te coachen jongeren bij de start van het project.
4.10.
Nadien hebben partijen afgesproken dat het aantal te coachen jongeren werd opgehoogd naar 500. In verband hiermee heeft Top Groep de factuur van 16 februari 2021 gecrediteerd en op 24 februari 2021 een aangepaste eerste factuur voor een bedrag van € 567.187,50 incl. BTW naar [de B.V.] gestuurd. De factuur vermeldt een betalingstermijn van 14 dagen.
4.11.
Op 24 februari 2021 heeft [gedaagde sub 2] aan [A] geappt:
“ [gedaagde sub 2] : Ik belde even. Want [X] wil vanmiddag antwoord.
[gedaagde sub 2] : [X]
[gedaagde sub 2] : Ik bel je om 16.00 uur.”
4.12.
Op 25 februari 2021 heeft [gedaagde sub 2] aan [A] geappt:
“ [gedaagde sub 2] : Wijzigingen zijn contractueel door [de advocaat] , mijn advocaat gestuurd. (...).
[gedaagde sub 2] : Met wijzigen bedoel ik het contract met het ministerie. Akkoord op gekregen. Factuur verstuurd. Betalingsdatum per direct.”
4.13.
[A] en [gedaagde sub 2] hebben voor de coaches vervolgens een kick-off bijeenkomst georganiseerd. [gedaagde sub 2] heeft tijdens deze bijeenkomst op een vraag van een coach geantwoord:

Ja. Ik heb gisteren nog even gesproken met [X] , de staatssecretaris.
4.14.
Partijen hebben afgesproken dat de jeugdcoaches voorafgaand aan de coaching eerst een tweedaagse VMC training moesten volgen. [gedaagde sub 2] is op 18 januari 2021 gestart met de eerste VMC training van de coaches. De kosten van deze cursus van € 995,00 exclusief BTW per coach zouden worden voldaan door Top Groep. Top Groep heeft bij [de B.V.] voor vijftig coaches een cursus aangevraagd en betaald.
4.15.
Vanaf 15 maart 2021 tot en met 8 april 2021 hebben [A] en [gedaagde sub 2] de volgende app-correspondentie met elkaar gevoerd, voor zover hier van belang:
“15 maart 2011
[A] : Heeft VWS al betaald?
[gedaagde sub 2] : Staat nog niet op de rekening
[A] : Ook geen mail over de betaling ontvangen? Zouden ze toch doen vandaag?
(...)
[A] : Is er vandaag niet betaald?
16 maart 2021
[A] : Is er vandaag nog betaald?
[gedaagde sub 2] : Gaat jagen komt goed.
[A] : Als ze vandaag niet betalen dan graag vandaag een mailtje vanuit VWS dat ze de betaling per (datum) bevestigen. Dat moet voor hun toch niet zo moeilijk zijn lijkt me. Belangrijk om te hebben om daadwerkelijk vandaag tot een definitieve startdatum te komen. Zonder bevestiging kunnen de dit nooit met zekerheid tegen onze coaches zeggen.
donderdag 18 maart 2021
[A] : Mail ontvangen van VWS?
[gedaagde sub 2] : Nog niet
[A] : Zou je hem nog even willen attenderen?
[gedaagde sub 2] : Hallo [gedaagde sub 2] , ik heb intern overleg gehad: uiterlijk volgende week vrijdag zal de betaling van de factuur plaatsvinden. 5 april beginnen is akkoord. Voor de rest is het akkoord, na de ondertekening van de NDA, dat Topgroep inzicht gegeven kan worden in het door ons gesloten contract. Groeten van [… 1]
[A] : Dank! Je zou dit toch ook per mail/pdf ontvangen?
[A] : En wat wordt bedoeld net ‘na ondertekening van de NDA’? Is dat de Non-disclosure? Wanneer kan deze worden ondertekend?
[A] : Dit berichtje is fijn, maar biedt mij niet de zekerheid waar in naar op zoek ben.
[gedaagde sub 2] : [A] , dinsdag zie je gewoon het contract.
[A] : Oké, graag
Maandag 22 maart 2021:
[A] : Hey [gedaagde sub 2] , Even 2 belangrijke afspraken die we vorige week gemaakt hebben. 1. Is de non-disclosure geregeld zodat ik morgen een contract kan inzien? (...)
Dinsdag 23 maart 2021:
[A] : Laat je me nog even weten?
[gedaagde sub 2] : Ik ben ziek en kan niks meer. De situatie is ernstig. Ik ben halfzijdig verlamd. Tot nader order zijn alle afspraken afgezegd.
[A] : Jeetje [gedaagde sub 2] , wat erg!
(...)
[A] : Kan [de collega] mij het contract van VWS sturen?
(...)
[gedaagde sub 2] : ???????
[gedaagde sub 2] : Zullen we eerst de uitslagen afwachten. Ik ben in het ziekenhuis.
Woensdag 24 maart 2021:
[A] (16:24): Hoi [gedaagde sub 2] , denk je er nog aan om [de collega] het contract vandaag naar mij te laten mailen?
[A] (20:47): Hoi [gedaagde sub 2] , denk je er nog aan om [de collega] het contract vandaag naar mij te laten mailen?
(...)
[gedaagde sub 2] : Nee ik voel me nog niet goed wel beter.
[A] : Hoef jij toch niet doen, maar [de collega] ? Ik wil het echt graag hebben, is erg belangrijk voor mij.
[A] : Morgen voor 12.00u moet toch te doen zijn? Ik wil ook graag uiterlijk vrijdag de aanbetaling hebben om zekerheodcte[sic]
te hebben voor mn coaches die klaarstaan. Laat [de collega] daar ook even achteraan gaan. Zonder deze 2 eisen kan ik mn trainers hun agenda niet vrij laten houden voor het onderzoek.
[gedaagde sub 2] : Rustig aan [A]
: Wat bedoel je?
26 maart 2021
[A] : Geld al gestort? Zo nee, kan [de collega] daar even achteraan?
[gedaagde sub 2] : [A] , vandaag zouden ze het overmaken. Het is nog geen einde van de dag.
[A] : Ben benieuwd. Zo lang duurt de dag niet meer. Na 17.00u doen ze echt geen betalingen meer
(...)
[gedaagde sub 2] : Nee maandag escaleer ik
28 maart 2021
[A] : Ga je dan morgen wel werk maken van de Non-disclosure en ook het escaleren naar VWS vanwege de betaling?
(...)
[gedaagde sub 2] : Ja
29 maart 2021
[A] : Nog gelukt met Non-Disclosure en met het escaleren naar VWS?
30 maart 2021
[A] : Goedemorgen [gedaagde sub 2] , was bovenstaande nog gelukt?
[gedaagde sub 2] : Ik heb een call om 15.45 daarover. Dan weet ik meer. Ik wil antwoorden.
(...)
[A] : Is het een idee dat ik daarbij aansluit?
[gedaagde sub 2] : Nee.
31 maart 2021
[A] : Hoi [gedaagde sub 2] , kun je me een update geven over de zaken die je vandaag zou regelen?
(...)
[gedaagde sub 2] : Uiterlijk dinsdag betaling.
[gedaagde sub 2] : Disclosure morgen en contract.
1 april 2021
[A] : Hoe laat kan ik de non compliance verwachten?
[gedaagde sub 2] : Non disclsure. Vanmiddag en dan het contract.
(...)
[gedaagde sub 2] : Ik zit nu bij [… 2] .
[gedaagde sub 2] : Getekend versie morgen in je E mail. Zit nog in meeting. Sorry.
[A] : Morgenvroeg dan graag, dan kan ik ‘m tekenen en kan ik dezelfde dag het contract nog ontvangen. Akkoord?
2 april 2021
[gedaagde sub 2] : Ben je bereikbaar? Even een korte vraag
[gedaagde sub 2] : Maar wel belangrijk
[gedaagde sub 2] :?
[A] : Stuur het contract maar direct mee. Ik teken de ND direct en stuur deze vanmiddag nog naar je op.
[gedaagde sub 2] : Rustig aan. Eerst de NDA
[A] : Ik vind het prima [gedaagde sub 2] , als ik dan vandaag dan wel het contract ook krijg zoals we afgesproken hebben
[gedaagde sub 2] : [de collega] stuurt zo de spullen naar je toe. En regelt het verder. Ik moet toch weer naar het ziekenhuis.
3 april 2021:
[A] : Ik vind het vervelend dat ik deze app moet sturen nu het weer even niet goed met je gaat, maar dit is de zoveelste keer dat de afspraak niet is nagekomen: nl dat ik de NDA en het contract zou zien.
(...)
[gedaagde sub 2] : [A] als ik niet reageer is de situatie ernstig.
(...)
[A] : [gedaagde sub 2] , het gaat niet alleen om de coaches die dag 2 moeten doen. Dat was een voorbeeld waar ik vrijdag tegenaan liep, terwijl ik ook van andere coaches soortgelijke signalen krijg. Het gaat om de algehele onzekerheid bij inmiddels een groot deel van de coaches die het uitstellen en de onzekerheid beu zijn en niet weten wat ze hiermee aan moeten. Ze vragen mij om zekerheid, maat deze kan ik hen niet geven omdat ik het contract niet krijg.
[gedaagde sub 2] : Ik begrijp het
[A] : Het is zo simpel op te lossen door mij de NDA en contract te sturen
[gedaagde sub 2] : Even geen communicatie tot dinsdag. Dit niet goed voor mijn gezondheid. Blijkbaar onderschat je mijn situatie.
7 april 2021
[A] : Stuur je me nog even de Non Disclosure?
8 april 2021
[A] : Goedemorgen [gedaagde sub 2] , Ik heb de non disclosure gisteren niet ontvangen. Wil je er vandaag voor zorgen dat ik deze ontvang>
[gedaagde sub 2] : Oké
[A] : En ook het contract graag. Stuur je de non disclosure direct ondertekend terug. Ben toch op kantoor, dus kan het direct regelen. Akkoord?
[gedaagde sub 2] : [A] , rustig aan.
[A] : Hoezo [gedaagde sub 2] ? We hebben inmiddels al weken een afspraak dat je deze aan zou leveren. Ik mag je toch wel houden aan onze afspraak? Daar zijn we zakenpartners voor toch?
[gedaagde sub 2] : Ik ga er even niet verder op in. Dit voelt niet goed.”
4.16.
Het jongerenproject is niet van start gegaan. Op 9 april 2021 heeft [gedaagde sub 2] een brief naar de coaches gestuurd met de volgende inhoud:

Beste coaches,
Zoals jullie inmiddels hebben vernomen gaat het met mijn gezondheid niet goed. Dit komt omdat ik na mijn hersenbloeding nog een ernstige complicatie heb, waardoor ik mijn werkzaamheden, op advies van mijn behandelaar, terug moet brengen naar 2 dagen per week. (...)
Hierbij moet ik jullie dan ook helaas informeren dat ik moet afzien van de uitvoering van het VMC jeugdproject. Mijn gezondheid gaat voor. Ik hoop dat jullie daar begrip voor hebben.
Voor mij is de VMC jeugddroom dan ook helaas weg!!
Vanzelfsprekend zal er een overleg plaatsvinden met [A] om de zaak naar jullie toe netjes af te handelen.
4.17.
Op 14 april 2021 heeft [gedaagde sub 2] de volgende e-mail aan [A] gestuurd:

Beste [A] ,
We hebben hier al over gesproken. Hierbij beëindig ik onze onderstaande projectovereenkomst schriftelijk. Dat hadden we eerder al besproken. Laten we morgen dit met elkaar afhandelen. De vandaag gestuurde factuur zal worden gecrediteerd.
Groeten van [gedaagde sub 2]
4.18.
Op 16 april 2021 hebben [A] en [gedaagde sub 2] met elkaar de volgende app-correspondentie gevoerd:
“ [A] : Ik begrijp er niet veel meer van.
[A] : Maandag krijgt ik de non disclosure en contract zoals afgesproken en dan gaan we verder vanaf daar.
[A] : Goed weekend
[gedaagde sub 2] : Nee.
[A] : Jawel, dat heb je beloofd
[gedaagde sub 2] : Je vertelt gewoon gisteren dat je me niet vertrouwd en dan denken jullie dat het onzine is.
[gedaagde sub 2] : Nee
[gedaagde sub 2] : Ik ben niet bij jouw in dienst.
[A] : Laat maar zien dat het geen onzin is [gedaagde sub 2] . Jij zou openheid van zaken geven.
[gedaagde sub 2] : Nu ben ik er klaar mee.
[gedaagde sub 2] : Mijn advocaat neemt contact met je op om het netjes te regelen. Ik stap er even tussen uit.
[gedaagde sub 2] : Nee
[gedaagde sub 2] : Ik ben dat niet verplicht.
[gedaagde sub 2] : Je handelen en denken zijn gebaseerd op achterdocht.
[gedaagde sub 2] : Je kan niet tegen mij zeggen gisteravond dat jij en [B] denken er geen contract is. Dat is niet de eerste keer dat je dat zei maar wel de laatste keer.”
4.19.
Op 19 april 2021 heeft [A] de volgende e-mail aan [gedaagde sub 2] gestuurd:

Goedemorgen [gedaagde sub 2] ,
Zojuist nog even contact gehad met mn advocaat.
2 dingen:
Wij gaan er gewoon vanuit dat we vandaag de non-disclosure en het contract met VWS ontvangen. Als wij dit vandaag niet ontvangen, gaan we er gemakshalve vanuit dat het contract er niet is. Ik zal mijn dan advocaat opdracht geven dit uit te zoeken.
2. Als er wel een contract blijkt te zijn, kun je niet zomaar opzeggen. Dit contract is gesloten met je BV en dient uitgevoerd te worden.
Graag schriftelijk reageren, niet telefonisch.
Gr. [A]
4.20.
Op 19 en 20 april 2021 hebben [A] en [gedaagde sub 2] als volgt met elkaar app contact gehad:
“19 april 2021
[A] : Onderstaand bericht heb ik je zojuist per email verstuurd[Rechtbank: dit is de hiervoor onder nummer 4.16 geciteerde e-mail]
[gedaagde sub 2] : Geen communicatie meer. Ik stuur deze mail naar mijn advocaat. De mail zegt genoeg. Mijn advocaat zal gepast schriftelijk reageren.
20 april 2021
[A] : Geef me het vertrouwen en laat me het contract met VWS zien
[gedaagde sub 2] : Advocaat. Dan weet wat je kan verwachten.
[gedaagde sub 2] : Gebaseerd op je angst. Niet professioneel. Je bent gewoon een onderaannemer. De rechten en plichten staan in het contract. Amateur. Ik regel het zelf wel met de coaches.
4.21.
Top Groep heeft op 21 mei 2021 via haar netwerk het volgende Whatsappbericht ontvangen over [gedaagde sub 2] , het jeugdproject en VMC, afkomstig van toenmalig staatssecretaris [X] (hierna: [X] ):

Hoi [… 3] , Gisteren heb ik terugkoppeling gekregen vanuit de directie Maatschappelijke Ondersteuning van VWS. Deze mensen kennen [gedaagde sub 2] niet, en evenmin de Vitality Mind Challenge. Voor zover bij ons bekend is dit niet gefinancierd en is er ook niet op een andere manier steun vanuit VWS aan dit initiatief gegeven. Ik vind het een vreemd verhaal. Opereert hij vanuit [plaats 2]? Zo ja, dan zou je de gemeente ook kunnen vragen te checken wat hij doet. Als de gemeente een contract met hem heeft, is er denk ik op basis van wat jij schrijft aanleiding een onderzoek te beginnen. Ik heb [gedaagde sub 2] niet persoonlijk gesproken. Kun je hier wat mee? Fijn weekend! [X]
4.22.
Top Groep is daarna de onderhavige juridische procedure gestart tegen gedaagden. Daarin heeft de rechtbank bij vonnis van 7 december 2022 gedaagden bevolen om (onder meer) de originele opdracht van VWS te overleggen. Gedaagden hebben vervolgens een kopie van een ‘samenwerkingsovereenkomst’ van 26 januari 2021 ingediend. In deze ‘samenwerkingsovereenkomst’ staat dat deze is aangegaan met VWS.
4.23.
In reactie op dit stuk heeft Top Groep een e-mail van 20 december 2022 van VWS ingediend. Daarin staat:

VWS heeft intern onderzoek gedaan en ons blijkt dat de toegezonden samenwerkingsovereenkomst d.d. 26 januari 2021 intern niet bekend is en niet in onze dossiers voorkomt. De toegezonden overeenkomst is niet opgesteld volgens de gangbare procedures en wijkt inhoudelijk af van VWS standaarden. De gebruikelijke referentienummers ontbreken daarbij. Tevens herken ik de op het document geplaatste handtekening van de heer [X] niet.
Ik moet daarom concluderen dat u geconfronteerd bent met een ongeldige overeenkomst. VWS onderzoekt dit nader en zal passende stappen ondernemen.

5.De vorderingen van partijen

5.1.
Top Groep vordert – in conventie – een verklaring voor recht dat [de B.V.] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Projectovereenkomst en dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Top Groep. Top Groep vordert daarnaast dat [de B.V.] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. Deze vergoeding bestaat – met inachtneming van de wijziging van eis – uit drie componenten:
  • € 60.197,50 inclusief btw aan onterecht betaalde opleidingskosten;
  • € 51.654,88 inclusief btw aan onnodig gedane investeringen;
  • € 567.187,50 aan gederfde omzet/marge.
In totaal dus € 679.039,88 (in afwijking van het laatste petitum dat een kennelijke rekenfout bevat, rechtbank). Tot slot wil Top Groep dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
5.2.
Top Groep legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij heeft ontdekt dat [de B.V.] nooit opdracht van VWS heeft gekregen voor het uitvoeren van een jongerenproject. Top Groep had op het moment van deze ontdekking echter al veel tijd en geld geïnvesteerd in de planning en opzet van het jongerenproject. Dit alles bleek voor niets te zijn geweest, omdat er helemaal geen opdracht van VWS was. Top Groep stelt dat zij door gedaagden is voorgelogen. In de visie van Top Groep betekenen de leugens over de opdracht van VWS dat [de B.V.] wanprestatie heeft gepleegd en dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld. Top Groep meent dat zij de schade die zij door dit alles heeft geleden daarom moeten vergoeden.
5.3.
Gedaagden voeren hiertegen verweer en zij menen dat de vorderingen van Top Groep moeten worden afgewezen. Zij vorderen daarnaast – in reconventie – een verklaring voor recht dat Top Groep onrechtmatig heeft gehandeld dan wel toerekenbaar is tekortgeschoten door onrechtmatig inbreuk te maken op het intellectueel eigendom op de VMC-tool van [gedaagde sub 2] en op het licentierecht daarop van [de B.V.] .
5.4.
Top Groep voert verweer tegen deze tegenvordering en meent dat die moet worden afgewezen.
5.5.
De rechtbank zal hierna, voor zover nodig, op de wederzijdse standpunten van partijen ingaan.

6.De beoordeling in conventie

Aansprakelijkheid [de B.V.]
6.1.
De kern van de zaak draait om de vraag of VWS aan [de B.V.] opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van (kort gezegd) een jongerenproject. Die opdracht van VWS ligt ten grondslag aan de Projectovereenkomst tussen Top Groep en [de B.V.] . Top Groep stelt te hebben ontdekt dat VWS deze opdracht niet heeft gegeven en dat zij door gedaagden dus is voorgelogen. Gedaagden betwisten dat.
6.2.
Op basis van de hiervoor onder de feiten aangehaalde correspondentie tussen partijen stelt de rechtbank het volgende vast. Voorafgaand aan en na het sluiten van de Projectovereenkomst heeft Top Groep bij herhaling aan [de B.V.] gevraagd om een afschrift van de opdracht van VWS. Ondanks de herhaalde belofte van gedaagden om dit te zullen doen, zijn zij die belofte niet nagekomen. Na verloop van tijd hebben gedaagden zich daartoe opeens op het bestaan van een contractuele geheimhoudingsplicht (hierna: de NDA) beroepen, zonder daarvan Top Groep een bewijs te verstrekken. Nadat Top Groep in april 2021 nadrukkelijker was gaan aandringen op een afschrift van de opdracht van VWS, heeft [gedaagde sub 2] aan [A] bericht dat hij geen afschrift kon geven omdat hij ziek was. Gevraagd door Top Groep of een collega van [gedaagde sub 2] dan een afschrift kon verstrekken, deed [gedaagde sub 2] er het zwijgen toe en verweet hij Top Groep zijn gezondheidssituatie niet serieus te nemen. In april 2021 heeft [gedaagde sub 2] , naar eigen zeggen vanwege zijn gezondheidssituatie, namens [de B.V.] en zichzelf het jongerenproject beëindigd.
6.3.
Top Groep heeft uitgelegd dat zij gaandeweg steeds meer is gaan twijfelen over het bestaan van de opdracht van VWS. Dit kwam door de ontwijkende houding van gedaagden. Ook kreeg zij de door haar gefactureerde bedragen niet betaald door [de B.V.] . Top Groep heeft toegelicht dat haar twijfels daarna zijn toegenomen nadat zij had ontdekt dat [gedaagde sub 2] in landelijke media onware mededelingen had gedaan over resultaten van onderzoek naar jongeren en burn-out als gevolg van corona, waardoor diverse media zich genoodzaakt zagen om rectificaties te plaatsen. Top Groep heeft hierop navraag gedaan naar gedaagden en ontving in dat kader via haar netwerk het bericht van [X] dat gedaagden en de vermeende opdracht niet bekend zijn bij VWS. Top Groep heeft gedaagden hiermee geconfronteerd. Zij bleven echter vasthouden aan het bestaan van de opdracht en de NDA, zonder daarvan overigens een onderbouwing te leveren.
6.4.
Vervolgens heeft Top Groep deze procedure ingesteld. Top Groep baseert haar vorderingen op de centrale stelling dat de opdracht van VWS niet bestaat, welke stelling zij heeft onderbouwd met onder meer de hiervoor aangehaalde Whatsapp correspondentie en het bericht van [X] . Gedaagden hebben de stelling in hun conclusie van antwoord weliswaar betwist, maar zij hebben van hun kant geen feitelijke informatie over de relatie tussen [gedaagde sub 2] en [X] , de samenwerking tussen VWS en [de B.V.] en de opdracht van VWS verstrekt. Evenmin hebben zij bij die gelegenheid een afschrift van de opdracht overgelegd.
6.5.
Gedaagden hebben zich pas kort voor de zitting op het standpunt gesteld dat de NDA eraan in de weg zou staan dat Top Groep inzage krijgt in de opdracht van VWS. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat, vanwege gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), uitsluitend de rechter van de opdracht kennis mocht nemen. Opmerkelijk genoeg hebben gedaagden toen nagelaten om de opdracht van VWS vooraf ter kennisname van (uitsluitend) de rechtbank in te dienen. Ook op de zitting bleken gedaagden geen afschrift van de opdracht en/of de NDA bij zich te hebben. Om die reden heeft de rechtbank gedaagden bevolen om de opdracht alsnog aan de rechtbank te sturen, samen met een afzonderlijke schriftelijke bevestiging door het ministerie van VWS van het bestaan van de opdracht, zodat de rechtbank zou kunnen beoordelen of sprake was van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 lid 2 Rv.
6.6.
Gedaagden hebben vervolgens een zwart-wit kopiestuk getiteld ‘samenwerkingsovereenkomst’ aan de rechtbank overgelegd. In dit stuk staat dat deze is aangegaan met VWS. Het stuk bevat een geheimhoudingsverplichting, op straffe van een boete. Een schriftelijke bevestiging door VWS van het bestaan van de opdracht ontbreekt, volgens gedaagden omdat
“VWS heeft […] geweigerd om deze bevestiging aan [de B.V.] en/of [gedaagde sub 2] af te geven.”Van deze weigering hebben gedaagden evenwel geen schriftelijke vastlegging overgelegd.
6.7.
De rechtbank heeft daarna op 7 december 2022 bij tussenvonnis geoordeeld dat geen sprake was van voldoende gewichtige redenen die de beperking van kennisneming van de inhoud van het overgelegde stuk rechtvaardigden. Omdat de rechtbank het stuk van groot belang achtte voor de waarheidsvinding en de beoordeling van het geschil, heeft zij op de voet van artikel 22 lid 1 Rv [de B.V. c.s.] bevolen om uitsluitend de originele ‘samenwerkingsovereenkomst’ met de ‘natte’ handtekeningen in ongecensureerde vorm in het geding te brengen met gelijktijdige toezending van een ongecensureerde kleurenkopie van hoge kwaliteit aan Top Groep.
6.8.
Gedaagden hebben vervolgens een afschrift van de vermeende opdracht van VWS (de ‘samenwerkingsovereenkomst’ van 26 januari 2021) ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit document geen enkele bewijswaarde.
6.9.
Het stuk voldoet allereerst niet aan het bevel van de rechtbank, omdat gedaagden alleen een zwart-wit kopie van een document hebben overgelegd en niet de door de rechtbank verlangde originele samenwerkingsovereenkomst met ‘natte’ handtekeningen. Daarnaast zijn er meerdere redenen om aan de authenticiteit van het stuk te twijfelen. De inhoud is namelijk opvallend summier voor een groot en kostbaar jongerenproject waarvoor een ministerie opdracht heeft gegeven. Opmerkelijk is verder dat de vermeende opdracht van VWS is afgedrukt op briefpapier van gedaagden in plaats van VWS. Bovendien staat ‘ [Naam B.V.] ’ vermeld als contractspartij van VWS en niet [de B.V.] De bepaling dat [X] als enige persoon van VWS over de opdracht communiceert met [gedaagde sub 2] – en dus niet zijn ambtenaren – komt ronduit ongeloofwaardig voor. Bovenal heeft VWS op 20 december 2022 per e-mail aan Top Groep bericht dat de ‘samenwerkingsovereenkomst’ bij het ministerie niet bekend is en niet in zijn dossiers voorkomt. De overeenkomst is niet opgesteld volgens de gangbare procedures en wijkt inhoudelijk af van VWS standaarden. De gebruikelijke referentienummers ontbreken daarbij. Bovendien wordt de op het document geplaatste handtekening van [X] niet herkend, aldus nog steeds VWS. VWS concludeert daarom dat Top Groep is geconfronteerd met een ongeldige overeenkomst.
6.10.
Gedaagden hebben die conclusie van VWS (en van Top Groep) niet kunnen weerleggen. Anders dan gedaagden zonder feitelijke onderbouwing hebben gesuggereerd, heeft de rechtbank geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het interne onderzoek bij VWS, gegeven het korte tijdsbestek, niet behoorlijk is uitgevoerd. Integendeel, de rechtbank begrijpt uit de e-mail dat het de ambtenaren van VWS kennelijk weinig tijd en moeite heeft gekost om helder te krijgen dat sprake was van een niet-bestaande overeenkomst en dat de handtekening van [X] op het stuk als niet-authentiek is herkend.
6.11.
De slotsom van dit alles is dat de rechtbank moet vaststellen dat [de B.V.] geen opdracht van VWS heeft gekregen voor het uitvoeren van een jongerenproject en dat Top Groep inderdaad door gedaagden is voorgelogen. Aan de ernst van het verwijt dat gedaagden kan worden gemaakt draagt bij dat zij in die leugen hebben volhard, ook binnen het bestek van deze procedure. Gedaagden hebben er niet voor teruggedeinsd om een vals document in het geding te brengen, met het kennelijke oogmerk om op die manier een gunstige afloop van de procedure te bewerkstelligen. De rechtbank is van oordeel dat gedaagden zich hiermee schuldig hebben gemaakt aan een zeer ernstige schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv. Tevens is een vermoeden ontstaan van het strafbare feit van valsheid in geschrift.
6.12.
De rechtbank maakt hieruit de gevolgtrekking dat zij Top Groep volgt in haar betoog dat [de B.V.] , door Top Groep op basis van de leugen over de opdracht van VWS te bewegen tot het aangaan van de Projectovereenkomst, onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij vervolgens toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Projectovereenkomst. [de B.V.] is daarom aansprakelijk voor de schade die Top Groep daardoor heeft geleden. Daarnaast verenigt de rechtbank zich met het betoog van Top Groep dat ook [gedaagde sub 2] als bestuurder van [de B.V.] onrechtmatig heeft gehandeld door Top Groep op basis van de leugen over de opdracht van VWS te bewegen tot het aangaan van de Projectovereenkomst, terwijl hij wist dat [de B.V.] haar contractuele verplichtingen in dat verband niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade ten gevolge van die wanprestatie. Daarnaast is [gedaagde sub 2] ook na het sluiten van de Projectovereenkomst ten overstaan van Top Groep in die leugen blijven volharden, terwijl voor hem duidelijk was dat Top Groep hierdoor zinloze kosten zou maken. Dit handelen kan aan hem kan worden toegerekend en hiervan kan hem een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt. Dat betekent dat ook [gedaagde sub 2] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade van Top Groep als gevolg van die handelwijze.
6.13.
Het komt de rechtbank voorts geraden voor, gegeven de ernst van de schending van de waarheidsplicht, ook de schadebegroting van Top Groep integraal te volgen. Gedaagden hebben die slechts gedeeltelijk betwist, en aan de onvoldoende feitelijk onderbouwde betwistingen van gedaagden hecht de rechtbank gelet op het voorgaande geen enkel geloof. Dat betekent dat de volgende schadeposten toewijsbaar zijn:
  • opleidingskosten voor 50 coaches € 60.197,50
  • investeringen € 51.654,88
  • onbetaalde factuur d.d. 24 februari 2021
Totale schade: € 679.039,88
Conclusie
6.14.
De conclusie van al het voorgaande is dat [de B.V.] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk zullen worden veroordeeld om aan Top Groep een schadevergoeding te betalen van € 679.039,88.
6.15.
Dit bedrag moet worden vermeerderd met wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling. De verplichting tot het betalen van deze schadevergoeding vind zijn grondslag niet in een handelstransactie als bedoeld in artikel 6:119a BW, zodat niet de wettelijke handelsrente verschuldigd is maar de gewone wettelijke rente.
6.16.
De door Top Groep gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen bij gebrek aan belang. Met de toewijzing van de hiervoor genoemde schadevergoeding staat de onderliggende juridische grondslag vast. Top Groep heeft niet uitgelegd dat zij anderszins nog belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht.
6.17.
Top Groep vordert tot slot nog een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
Deze vordering wordt afgewezen bij gebrek aan onderbouwing. Top Groep heeft alleen in algemene bewoordingen gesteld dat zij incassowerkzaamheden heeft gedaan, maar dit niet feitelijk geconcretiseerd of onderbouwd.
Proceskostenveroordeling
6.18.
Gedaagden krijgen in conventie ongelijk. Zij worden daarom hoofdelijk in de proceskosten van Top Groep veroordeeld. Die proceskosten worden tot op vandaag begroot op € 107,01 voor de dagvaarding en € 4.200,00 aan griffierecht. In de ernstige schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv door gedaagden en het vele werk dat het weerleggen van de onwaarheden voor Top Groep heeft meegebracht, ziet de rechtbank aanleiding om voor wat betreft de forfaitaire vergoeding voor advocaatkosten het toe te kennen puntenaantal te verdrievoudigen. De rechtbank stelt het salaris advocaat daarom op een bedrag van € 20.478 (6,0 punten × tarief VII van € 3.413,00 per punt). De proceskosten van Top Groep in conventie worden daarom in totaal begroot op € 24.785,01, zoals gevorderd te vermeerderen met wettelijke rente.
6.19.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,00). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,00) en de explootkosten van betekening toegekend.

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
Gedaagden vorderen een verklaring voor recht dat Top Groep onrechtmatig inbreuk heeft gemaakt op het intellectueel eigendom op de VMC-tool van [gedaagde sub 2] en op het licentierecht daarop van [de B.V.] . Zij stellen dat Top Groep zonder hun toestemming en medeweten op 11, 17 en 24 maart 2021 workshops aan coaches heeft gegeven over de VMC-Tool. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit uit niets. Partijen hebben in de Projectovereenkomst afgesproken dat de coaches een opleiding zouden krijgen over de VMC-tool. Partijen hebben daartoe vanaf januari tot april 2021 meerdere cursussen en workshops ingepland. Dat Top Groep in afwijking van deze afspraak op de genoemde specifieke data zonder toestemming en medeweten van gedaagden uitleg heeft gegeven over de VMC-tool is tegenover het gemotiveerde verweer van Top Groep op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen.
7.2.
Gedaagden krijgen ongelijk en worden daarom ook hier in de proceskosten van Top Groep veroordeeld. Deze kosten worden volgens de gebruikelijke berekeningswijze voor het geding in reconventie begroot op € 598,00 (1/2 x 2,0 punten × tarief II van € 598,00 per punt) voor salaris advocaat.

8.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
8.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan Top Groep van een bedrag van € 679.039,88, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
8.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Top Groep tot op vandaag worden begroot op een bedrag van € 24.785,01, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling, en op € 173,00 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 90,00 in geval van betekening;
8.3.
verklaart de beslissingen onder 8.1. en 8.2. uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
8.5.
wijst de vordering van gedaagden af;
8.6.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Top Groep tot op vandaag worden begroot op een bedrag van € 598,00;
8.7.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 8.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
2008