ECLI:NL:RBDHA:2023:4781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
AWB 22/7861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel

In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel voor zijn echtgenote en twee kinderen, ingediend op 7 april 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 28 februari 2023 de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor de genoemde gezinsleden ingewilligd. Vervolgens heeft verzoeker op 10 maart 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten kan worden veroordeeld. Aangezien verweerder de aanvraag van verzoeker heeft ingewilligd, is deze situatie van toepassing.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op 23 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7861

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. W. Rohlof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Vos).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 19 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel ten behoeve van zijn echtgenote en twee kinderen van 7 april 2022.
Verweerder heeft op 28 februari 2023 de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor de genoemde gezinsleden ingewilligd.
Op 10 maart 2023 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen. De rechtbank stelt vast dat nu verweerder de aanvraag van verzoeker als referent heeft ingewilligd, van deze situatie sprake is.
2. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten worden op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, op 23 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.