ECLI:NL:RBDHA:2023:4753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel arbeid als zelfstandige. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen vanwege het niet betalen van leges. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onverwijlde spoed aanwezig is, aangezien verzoeker een vordering van de politie had ontvangen waarin stond dat hij voor een bepaalde datum het land moest verlaten. De staatssecretaris heeft in het verweerschrift aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek om een voorlopige voorziening, wat de voorzieningenrechter voldoende aanleiding gaf om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op het beroep met nummer AWB 23/751.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837, en moet het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.