ECLI:NL:RBDHA:2023:4732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
NL23.8909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die eerder op 28 december 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel van bewaring werd op 18 januari 2023 opgeheven, omdat eiser zou worden uitgezet naar Marokko. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 28 maart 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vreemdeling beroep kan instellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Echter, op het moment dat eiser beroep instelde, was de bewaring al meer dan twee maanden opgeheven. Hierdoor is het beroep niet ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtens te beschermen belang meer was. De rechtbank stelt verder dat een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 106, eerste lid, van de Vw geen rechtens te beschermen belang is, aangezien de bevoegdheid van de vreemdelingenrechter tot toekenning van schadevergoeding beperkt is tot gevallen waarin een verzoek om schadevergoeding samenhangt met een beroep tegen de voortduring van de maatregel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat zij onbevoegd is om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8909

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Op 18 januari 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven wegens uitzetting van eiser naar Marokko.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 28 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank wijst er op dat de vreemdeling ingevolge artikel 96, eerste lid, van de
Vw beroep in kan stellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Gelet op het bepaalde in artikel 96, derde lid, van de Vw kan dit beroep leiden tot opheffing van de bewaring of wijziging van de tenuitvoerlegging.
2. Op het moment dat eiser beroep instelde, was de bewaring echter al ruim twee maanden opgeheven. Gelet hierop dient het beroep niet ontvankelijk te worden verklaard, nu daarmee geen rechtens te beschermen belang wordt gediend. Een schadevergoeding op grond van artikel 106, eerste lid, van de Vw is geen met dit beroep rechtens te beschermen belang. Uit de strekking van dat artikel volgt immers dat de bevoegdheid van de vreemdelingenrechter tot toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in deze bepaling beperkt is tot de gevallen waarin een verzoek om schadevergoeding wordt ingediend in samenhang met een beroep tegen de voortduring van de maatregel. Nu het beroep tegen het voortduren van de bewaring wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is, moet het verzoek van eiser om schadevergoeding als een op zichzelf staand verzoek worden aangemerkt en is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank acht zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.