ECLI:NL:RBDHA:2023:4730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
C/09/641326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van een samenlevingscontract en de gevolgen van overlijden in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, stond de geldigheid van een samenlevingscontract centraal in het kader van een kort geding. Eiseres vorderde nakoming van een verblijvingsbeding na het overlijden van haar partner, erflater, die op 10 februari 2022 is overleden. De gedaagden, de erfgenamen van erflater, stelden dat de relatie tussen erflater en eiseres per 1 januari 2022 was beëindigd, en dat er dus geen geldig samenlevingscontract meer bestond op het moment van overlijden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het geschil zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat er nader feitelijk onderzoek nodig was om te bepalen of de relatie tussen eiseres en erflater ten tijde van zijn overlijden nog bestond. De rechter concludeerde dat de kortgedingprocedure niet de aangewezen weg was voor dit soort geschillen, waarbij ook getuigen gehoord zouden moeten worden. Daarom werden de vorderingen in zowel conventie als reconventie afgewezen, en werd bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/641326 / KG ZA 23-42
Vonnis in kort geding van 7 april 2023
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.M. Diaz Murillo te Den Haag,
tegen:

1.[gedaagde 1] te [plaats 2],

2.
[gedaagde 2]te [plaats 2],
3.
[gedaagde 3]te [plaats 1],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. V.K.S. Budhu Lall te Den Haag.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘[eiseres]’. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als ‘[gedaagden]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
- de brief van 1 februari 2023 met producties 24 tot en met 35 van de zijde van [eiseres];
- de e-mailberichten van 1 februari 2023 met producties 36 tot en met 38, tevens houdende vermeerdering van eis van de zijde van [eiseres];
- de brief van 1 februari 2023 met productie 12 van de zijde van [gedaagden]
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 2 februari 2023. Hierbij zijn door beide partijen pleitnotities overgelegd.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden tot 18 februari 2023. Partijen zouden bezien of het geschil in onderling overleg kon worden beëindigd of dat [eiseres] wil dat er vonnis wordt gewezen. In het laatste geval mocht [eiseres] zich nog nader uitlaten, waarna [gedaagden] nog de gelegenheid zouden hebben op die nadere uitlating schriftelijk te reageren.
1.4.
Op verzoek van [eiseres] is de zaak nader aangehouden tot 11 maart 2023. Vervolgens is op 1 maart 2023 een akte houdende uitlating met productie 39 van [eiseres] binnengekomen en op 10 maart 2023 een akte uitlating van [gedaagden]
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Gedaagde sub 1 en 2 en gedaagde sub 3 zijn respectievelijk de ouders en broer van [naam] (hierna: erflater) die op 10 februari 2022 is overleden.
2.2.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt, zodat [gedaagden] op grond van de wet zijn erfgenamen zijn. [gedaagden] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.3.
Erflater en [eiseres] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, in welk verband zij op 1 augustus 2017 een notariële samenlevingsovereenkomst (hierna: de samenlevingsovereenkomst) hebben gesloten. In de samenlevingsovereenkomst staat, voor zover in deze zaak van belang, het volgende:

BEËINDIGING VAN DE SAMENLEVING
Artikel 13.
1.
In geval de samenleving anders dan door overlijden van één der partijen eindigt, worden de goederen welke hen in mede-eigendom toebehoren, waaronder begrepen de gemeenschappelijke rekening, door hen met toepassing van de beginselen van redelijkheid en billijkheid verdeeld.
(…)
Artikel 14.
In geval tussen partijen geschil bestaat omtrent de vraag op welke datum de samenleving werd beëindigd en geen van beiden enig feit kan stellen en bewijzen waaruit de beëdiging redelijkerwijs moet worden afgeleid, wordt deze geacht te zijn geëindigd op de dag waarop één van hen bij aangetekend schrijven te kennen geeft de samenleving als geëindigd te beschouwen.
VERBLIJVINGSBEDING BIJ OVERLIJDEN
Artikel 15.
1.
In geval één der partijen komt te overlijden verblijven alle gemeenschappelijke goederen (daaronder mede begrepen de gemeenschappelijke gelden van partijen) aan de langstlevende van het zonder dat deze deswege tot enige vergoeding is gehouden, doch onder de verplichting voor deze om de aan de verbleven gemeenschappelijke goederen verbonden schulden, kosten en lasten geheel en al voor zijn rekening te nemen.
Dit beding wordt mede gemaakt ter voldoening aan een dringende verplichting ter voldoening aan een dringende verplichting (over en weer) van moraal en fatsoen.
Het onderhavige verblijvingsbeding is niet van toepassing indien de langstlevende partij binnen dertig volle dagen, de dag van overlijden niet meegerekend, na het overlijden van de eerststervende partij komt te overlijden en is evenmin van toepassing indien partijen beiden ten gevolge van hetzelfde ongeval komen te overlijden.
Degene aan wie overeenkomstig het in dit bepaalde de gemeenschappelijke goederen en schulden verblijven, heeft het recht binnen dertig dagen na het overlijden van de eerststervende te verklaren, dat hij/zij de verblijving niet wenst. Het verblijvingsbeding heeft dan geen gevolg.
Partijen verklaren elkaar hierbij over en weer volmacht te verlenen tot het verrichten van al hetgeen nodig is om de hiervoor bedoelde eigendomsovergang te bewerkstelligen, welke volmacht niet eindigt bij het overlijden van de volmachtgever.
2.4.
[gedaagden] hebben na het overlijden van erflater een verklaring van erfrecht laten opstellen, die op 11 mei 2022 door notaris mr. A.J.W. Kuiper is gepasseerd en ingeschreven in het register Onroerende Zaken van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers.
2.5.
Op de datum van overlijden van erflater hadden erflater en [eiseres] een gezamenlijke woning in eigendom aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 1] (hierna: de woning).
2.6.
Bij brief van 29 juni 2022 heeft mr. Kuiper namens [gedaagden] aan [eiseres] – samengevat – bericht dat [gedaagden] zich op het standpunt stellen dat de relatie tussen erflater en [eiseres] voor het overlijden van erflater per 1 januari 2022 was beëindigd en dat deze brief dient als opzegging en als bewijs op grond van artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst.
2.7.
[eiseres] verblijft in de woning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert in conventie, na vermeerdering van eis en zakelijk weergegeven:
I.
Primair: [gedaagden] te veroordelen om binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis hun medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan [eiseres] en te bepalen dat indien [gedaagden] tezamen, of één van [gedaagden], niet verschijnen/verschijnt, of verschenen zijnde weigeren/weigert zijn/haar/hun medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan [eiseres], dan wel al hetgeen wat nodig is om de (eigendoms)overdracht te bewerkstelligen, het in dezen te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als de in wettelijke vorm opgemaakte leveringsakte van de woning en voorts te bepalen dat het vonnis in de plaats van de leveringsakte zal treden van de door [gedaagden] te verlenen goedkeuring en/of medewerking en/of handtekening van/aan/op al hetgeen nodig is om tot levering en (eigendoms)overdracht van de woning binnen de genoemde termijn aan [eiseres] te bewerkstelligen, dan wel de door [gedaagden] te geven opdrachten aan de notaris van/aan/op de hiervoor genoemde punten;
II.
Subsidiair: te bepalen dat [eiseres] wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van [gedaagden] om alle (rechts)handelingen te verrichten voor al hetgeen nodig is om tot levering en (eigendoms)overdracht van de woning, binnen de genoemde termijn vast te stellen op 14 dagen, te bewerkstelligen;
III.
Meer subsidiair: [gedaagden] te gelasten het verblijvingsbeding uit te samenlevingsovereenkomst van [eiseres] en erflater na te komen door medewerking te verlenen aan al hetgeen nodig is om de eigendomsoverdracht van de woning aan [eiseres] te bewerkstelligen, door vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis op eerste verzoek van [eiseres] bij een door haar aan te wijzen notaris in persoon te verschijnen, dan wel door het afgeven van een notariële volmacht, de akte van verdeling, dan wel de akte van uitvoering van het verblijvingsbeding, dan wel alle eventuele andere akten en overige stukken die voor de levering nodig zijn te ondertekenen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. te bepalen dat [gedaagden] de onbelaste overlijdensuitkering van € 7.233,78 aan [eiseres] moeten (terug)betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. [gedaagden] te veroordelen in de werkelijke proceskosten alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. Een verblijvingsbeding kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van verdeling onder opschortende voorwaarde. Door het overlijden van erflater is de verdeling ten aanzien van de gemeenschappelijke eigendommen, waaronder de woning, tot stand gekomen. Het verblijvingsbeding verplicht tot levering van de gemeenschappelijke goederen aan degene te wiens behoeve het beding werkt. Omdat [eiseres] op grond van artikel 15 van de samenlevingsovereenkomst gevolmachtigd was om uitvoering te geven aan het verblijvingsbeding, was zij gerechtigd om al hetgeen te doen wat noodzakelijk was om de eigendomsoverdracht van de woning te realiseren. Nu de verklaring van erfrecht is ingeschreven bij het Kadaster, kan de levering van de woning niet zonder medewerking van [gedaagden] worden gerealiseerd. [gedaagden] zijn in hun hoedanigheid van erfgenamen gehouden om het verblijvingsbeding na te komen als algemene rechtsopvolgers van erflater. Voorts geldt ten aanzien van de door [gedaagden] onder zich gehouden onbelaste overlijdensuitkering op grond van artikel 7:674 lid 3 BW dat deze aan [eiseres] toekomt, nu zij en erflater ongehuwd samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen in reconventie, zakelijk weergegeven:
I. terzake de woning te bepalen dat:
  • de woning moet worden verkocht aan een derde;
  • [eiseres] binnen 2 weken na betekening van het te wijzen vonnis drie makelaars moet aanwijzen waaruit [gedaagden] er één kiezen;
  • indien [eiseres] niet binnen 2 weken na de keus van de makelaar opdracht geeft aan de gekozen makelaar dat [gedaagden] zelf opdracht aan de makelaar mogen verstrekken;
  • [eiseres] dient mee te werken aan het maken van foto’s en bezichtigen;
  • indien partijen er niet in slagen de gezamenlijke vraagprijs te bepalen, de makelaar-taxateur de vraagprijs zelf bepaalt en dat hij de bindende verkoopprijs bepaalt en dat [eiseres] verplicht is om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde;
  • indien [eiseres] niet verschijnt dan wel haar medewerking weigert het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de in de wettelijke vorm opgemaakte koopovereenkomst en de leveringsakte van genoemde onroerende zaak en voorts te bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde koopovereenkomst en de leveringsakte zal treden;
  • de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten en de openstaande hypothecaire geldlening aan beide partijen toekomt ieder voor de helft;
  • de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten terzake van de verkoop en levering door partijen worden gedragen ieder voor de helft;
II. [eiseres] te veroordelen om aan [gedaagden] een bedrag van € 13.000 te betalen;
III. [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Daartoe voeren [gedaagden] – samengevat – het volgende aan. Nu sprake is van mede-eigendom van de woning hebben [gedaagden] belang bij dat deze wordt beëindigd. [eiseres] heeft niet aangegeven noch inzichtelijk gemaakt dat zij het aandeel van [gedaagden] in de woning kan overnemen en [gedaagden] kan uitkopen. Een en ander brengt met zich mee dat de woning aan een derde dient te worden verkocht. Verder geldt ten aanzien van de door [eiseres] opgenomen banktegoeden van de en/of bank- en spaarrekening van erflater en [eiseres] dat het verblijvingsbeding niet meebrengt dat er een soort van ‘pseudohuwelijksgemeenschap’ ontstaat. In artikel 1 sub 1 van de samenlevingsovereenkomst staat uitdrukkelijk dat er geen gemeenschap van goederen ontstaat. Op de en/of bank- en spaarrekening kwam ieders salaris binnen en hieruit werden de lasten betaald. Wat over was werd overgeheveld naar de spaarrekening. [eiseres] heeft haar salaris altijd volledig opgemaakt zodat het spaargeld op de bankrekening aan te merken is als vermogen van erflater. [gedaagden] maken als erfgenamen van erflater aanspraak op dit bedrag.
3.6.
[eiseres] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
In dit geding is de voorzieningenrechter bevoegd om in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening is vereist, een dergelijke voorziening te treffen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor het geschil dat partijen voorleggen de kortgedingprocedure niet de aangewezen weg is. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of op het moment van overlijden van erflater sprake was van een geldige samenlevingsovereenkomst. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij en erflater ten tijde van het moment van overlijden van erflater een relatie hadden en dat zodoende sprake was van een geldig samenlevingscontract, hetgeen door [gedaagden] wordt betwist. [gedaagden] hebben in dit verband aangevoerd dat erflater en [eiseres] hun relatie op 31 december 2021 hebben beëindigd en erflater de samenwoning heeft verbroken door op 1 januari 2022 te verhuizen naar de woning van zijn ouders. Beide partijen beroepen zich grotendeels op dezelfde Whatsapp-gesprekken tussen [eiseres] en erflater, die zij elk anders uitleggen. Op basis van de in dit kort geding beschikbare informatie valt niet – en zeker niet met voldoende mate zekerheid – te beoordelen of [eiseres] en erflater ten tijde van het moment van overlijden van erflater nog steeds een relatie hadden c.q. die relatie geëindigd was en de verplichting was ontstaan tot verdeling over te gaan op de voet van het bepaalde in artikel 13 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst. De enkele omstandigheid dat erflater enige tijd verbleef bij zijn ouders kan niet zonder meer de conclusie rechtvaardigen dat de relatie als beëindigd had te gelden. Voor nader feitelijk onderzoek naar de het wel of niet nog bestaan van een relatie tussen [eiseres] en erflater ten tijde van het overlijden van erflater leent de kortgedingprocedure zich niet. Voor een dergelijk onderzoek, waarbij ook het horen van getuigen in het kader van een bewijsopdracht, mogelijk nodig is, is de bodemprocedure de aangewezen weg.
4.3.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen in conventie en in reconventie worden afgewezen.
4.4.
In de familierechtelijke aard van dit geschil wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij, zowel in conventie als in reconventie, de eigen proceskosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.3.
wijst het gevorderde af;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.
tvds