ECLI:NL:RBDHA:2023:4694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
09/082260-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling van een minderjarige, met ontuchtige handelingen

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, mishandeling en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1985, heeft de aangeefster, geboren in 2002, in de periode van 3 februari 2018 tot en met 29 mei 2018 ontuchtige handelingen gepleegd, terwijl zij nog geen zestien jaar oud was. Daarnaast heeft hij in de periode van 24 tot en met 25 juli 2021 de aangeefster mishandeld en verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld door haar te slaan, te stompen en haar keel dicht te knijpen, waardoor zij niet in staat was om zich te verzetten tegen de seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende een contactverbod met de aangeefster voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de aangeefster van € 7.886,78, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de rechters S. Pereth, M.T. Paulides en R. Wieringa.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/082260-22
Datum uitspraak: 5 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 8 augustus 2022 (pro forma), 2 november 2022 (pro forma), 9 november 2022 (inhoudelijke behandeling), 5 januari 2023 (pro forma) en 22 maart 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. Y. Özdemir en mr. R. Poyraz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2018 tot en met 29 mei 2018 te Lisse, in elk geval in Nederland met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2002 , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten te weten het (meermalen):
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- leggen van de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of
- betasten en/of likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachte's, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2018 tot en met 29 mei 2020 te Lisse, in elk geval in Nederland door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het aanzienlijke verschil in leeftijd en/of het (daaruit voortvloeiende) grote verschil in sociaal-emotionele ontwikkeling, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002 , van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen te plegen en/of zodanige handelingen van verdachte te dulden, bestaande die handelingen uit het (meermalen):
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- leggen van de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of
- betasten en/of likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachte's, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
3
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 25 juli 2021 te Lisse, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] (meermalen):
- ( met een lachgastank) in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, gestompt/geslagen, in het gezicht gekrabt, tegen de benen geschopt, aan haar haren getrokken, aan haar haren over de grond gesleurd, haar keel dichtgeknepen, een mes getoond en/of met een mes geslagen en
(daarbij) gezegd dat hij haar neer zou steken en/of (vervolgens)
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021 te Lisse en/of te
Noordwijk, in elk geval in Nederland zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] (meermalen):
- ( met een lachgastank) in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, te stompen/slaan, in het
gezicht te krabben, tegen de benen te schoppen, aan haar haren te trekken, aan haar haren over de grond te sleuren en/of haar keel dicht te knijpen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Op specifieke punten van de verdediging wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.
3.3.
Vrijspraak feit 2
Overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van de tekst van de tenlastelegging zou het dulden of plegen van ontuchtige handelingen door aangeefster zijn oorzaak vinden in het aanzienlijke leeftijdsverschil en het daaruit voortvloeiende grote verschil in sociaal-emotionele ontwikkeling tussen aangeefster en de verdachte. Dat het dulden of plegen van ontuchtige handelingen daardoor is ingegeven, kan echter onvoldoende worden vastgesteld. Daarom zal de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, Basisteam VVC Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 351).
De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
  • Het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] van de rechter-commissaris van 28 september 2022, voor zover inhoudende:U vraagt of ik wel eens bij [vriend verdachte] thuis ben geweest. Ja, één keer. U vraagt wanneer dat was. Begin maart 2018. Toen heeft er ook seks plaatsgevonden. Dat ik in tranen was en dat [verdachte] zei dat hij mij ontmaagd had en dat hij vroeg: ‘wie heeft je net ontmaagd’ en dat ik zei: ‘ja, jij’, ging over die keer bij [vriend verdachte] thuis.
  • De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 november 2022, voor zover inhoudende:Ik was met [slachtoffer] bij [vriend verdachte] . Toen hebben we voor het eerst seks gehad.
  • Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 april 2022, voor zover inhoudende (p. 286-325, inclusief bijlage):De in beslag genomen telefoon van [slachtoffer] is uitgelezen. In de SMS-berichten is te lezen dat [slachtoffer] tegen [verdachte] zegt dat hij aan [naam] moet zeggen dat hij filmpjes heeft van haar en dat [verdachte] antwoordt: “Ja van jou ook. Je was 15 denk ik. We gaan darknet verkopen. Hahahha de wereld zal je zien [slachtoffer] ”.
Bijlage bij proces-verbaal:
Incoming: (de rechtbank begrijpt: berichten van de verdachte)
Ik ga even lopen met [naam]
Outgoing: (
de rechtbank begrijpt: berichten van aangeefster)
Vertel je haar ook dat je filmpjes heb van de
Incoming:Ja van jou ook
Je was 15 denk ik
We gaan darknet verkopen
Hahahahahahah de wereld zal je zien [slachtoffer]
Outgoing:
Wereld gaat jou ook zien
Beelden seks 15 jaar
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
-
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 29 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 67-129, inclusief bijlagen):Op zaterdagavond 24 juli 2021 reden we naar [verdachte] zijn huis in Lisse. In zijn woning aangekomen zag ik dat [verdachte] lachgastanks in zijn huis had staan. [verdachte] was tegen mij aan het schreeuwen. Ik moest verklaren waar de telefoontjes vandaan kwamen. Ik hoorde [verdachte] toen tegen mij zeggen: “Als je géén antwoord wil geven dan ga ik het wel uit je rammen”.
Ik zag dat [verdachte] zijn handen tot vuisten balde. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij toen opzettelijk en met kracht met gebalde vuisten sloeg op mijn hele lichaam. Hij bleef maar doorslaan. Hij draaide helemaal door. Ik kreeg een waas voor mijn ogen en ook een black-out. Tevens heeft [verdachte] mij meerdere keren geschopt tegen mijn benen. Op een gegeven moment ben ik naar zijn slaapkamer gerend en op zijn bed gaan liggen. [verdachte] kwam achter mij aan en heeft toen opzettelijk en met kracht wederom met gebalde vuisten op mij ingeramd. [verdachte] bleef maar doorslaan. [verdachte] heeft zelfs een lachgastank gepakt en met deze tank op mijn armen en benen geslagen. [verdachte] heeft ook nog geprobeerd mij te wurgen. Hij heeft zijn beide handen opzettelijk met kracht om mijn nek gebracht. Hij kneep mijn keel dicht. Ik dacht op dat moment echt dat ik stikte. Daardoor heb ik een black-out gehad.
heeft mij ook meerdere keren in mijn gezicht geslagen. Ook heeft hij mij in mijn ogen gekrabd en mij aan mijn haren over de grond getrokken. Ik heb mij toen opgesloten in de badkamer. Op een gegeven moment is het [verdachte] gelukt om de badkamerdeur van het slot te halen. Ik zat op dat moment op de grond in de badkamer. [verdachte] begon mij toen te schoppen en op mij in te slaan met zijn vuisten.
Tijdens deze uren heb ik ook nog seks moeten hebben met [verdachte] . Dit was niet vrijwillig. Ik kon niet meer. Ik was kapot. Ik heb toen ook gezegd dat ik naar mijn eigen huis wilde.
Het was tussen 07:00 uur en 09:00 uur en inmiddels zondag 25 juli 2021 dat [verdachte] mij naar huis heeft gebracht. [verdachte] wilde mij niet alleen laten en is bij mij gebleven.
Toen ik in mijn bed lag te slapen werd ik wakker omdat [verdachte] zijn handen om mijn nek had geplaatst en mijn keel dichtkneep. Hij probeerde mij wederom te wurgen. Ik begon te huilen en uiteindelijk heeft [verdachte] mij losgelaten.
Op dinsdag 27 juli 2021 heb ik alles aan mijn [vriendin] verteld. Zij heeft foto’s van mijn letsel genomen. Deze foto’s kunnen aan het proces-verbaal worden toegevoegd als bijlage.
Ik moet u vertellen dat tijdens de mishandelingen door ik ook seks met hem moest hebben.
Op donderdag 30 december 2021 ben ik min of meer naar de woning van [verdachte] in Noordwijk gelokt. Wij zouden daar praten. Toen ik daar aankwam zag ik daar zes lachgastanks staan. Ik kreeg toen al de zenuwen. Ik wilde dat hij geen lachgas zou gebruiken, maar hij luisterde niet. Hij heeft mij toen aan mijn haren getrokken en heeft ook een klap op mijn arm gegeven. Ik ben toen heel hard gaan gillen en de buren hebben dit gehoord. De politie is gekomen. Het was inmiddels vrijdag 31 december 2021.
Bijlage bij proces-verbaal:
Zeven foto’s met datumaanduiding: 27 juli 2021
  • Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 4 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 177-183):Hij heeft me afgelopen zomer zo zwaar mishandeld dat ik even buiten bewustzijn ben geweest. Hij heeft toen ook seks met me gehad. Hij had me eerst een paar keer in elkaar geslagen, hij probeerde me te wurgen. Hij kleedde me uit en zette me onder de douche, daarna nam hij me mee naar de woonkamer en had toen seks met me.
  • Het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] van de rechter-commissaris van 28 september 2022, voor zover inhoudende:Ik voelde mij toegetakeld en alles was wazig. Hij heeft mij op een gegeven moment meegenomen naar de badkamer. Hij heeft mij en zichzelf uitgekleed en wij stonden allebei naakt onder de douche. Daarna heeft hij mij meegenomen naar de woonkamer. Ik weet dat hij op mij en in mij is gekomen. U vraagt wat ik bedoelde met ‘in mij’. Met zijn piemel in mijn vagina.
  • Het proces-verbaal verhoor van getuige [vriendin] van de rechter-commissaris van 28 september 2022, voor zover inhoudende:[slachtoffer] kwam twee dagen daarna, de 27e ongeveer, huilend naar mij toe. Ze zat onder de blauwe plekken, had verwondingen in haar nek en aan haar oog. Ze kwam onverzorgd naar mij toe. Ik heb ook foto’s gemaakt. Haar armen, billen en benen zaten onder de blauwe plekken. Hij had een lachgastank tegen haar aan geslagen en haar aan haar haren over de grond gesleurd en daarna gewurgd. Ze vertelde dat ze daarna een black-out had en dat hij haar en zichzelf had uitgekleed en dat ze gingen douchen. Vervolgens heeft hij haar meegenomen naar de woonkamer en haar daar op de bank verkracht.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 130-140):Het audio- en beeldmateriaal is opgenomen met een handcamera door aangeefster. Op het audio- en beeldmateriaal zijn twee personen te horen, de aangeefster ( [slachtoffer] ) en de verdachte ( [verdachte] ). De aangeefster en de verdachte zijn aan het beeldbellen en hiervan zijn opnames gemaakt. Ik beluisterde het audio-bestand en verwoordt het letterlijk hieronder:
Bestand: VID-20220201-WA004[…]
[slachtoffer] : jij hebt mij bijna doodgeslagen.
[verdachte] : Ja, waarom dan? Zomaar?
[…]
[slachtoffer] : jij hebt mij zo zwaar mishandeld.
[verdachte] : ga ik nog een keer doen.
[…]
[slachtoffer] : heb je wel gezien uh, hoe ik er uitzag daarna?
[verdachte] : Ja
Bestand: VID-20220201-WA005[…]
[slachtoffer] : wie wou mij nou vermoorden in mijn slaap? Je hebt mij wakker gewurgd, wist je nog?
[verdachte] : Ja, toen ik in je telefoon keek ja. Door wat kwam het dan mogol?
Bestand: VID-20220201-WA006[…]
[slachtoffer] : hoe jij mij zo zwaar mishandeld hebt, ik heb daar gewoon elke dag nog last van.
[verdachte] : Had je maar moeten vertellen wie die nummer was. Had je maar moeten vertellen wie die nummer was. Simpel.
[…]
[slachtoffer] : geen enkele situatie moet je je handen op… met je handen aan vrouwen zitten.
[verdachte] : Hoogverraad betekent dood. Niets meer, niets minder.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 166-167):
In de nacht van donderdag 30 op vrijdag 31 december 2021, omstreeks 02:45 uur, kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar de [adres] te Noordwijk. Door een omwonende was er gebeld naar de politie omdat hij vanuit een woning in zijn directe omgeving een ruzie hoorde tussen een man en een vrouw, waarbij hij ook had gehoord dat de vrouw schreeuwde alsof zij in paniek was.
Wij deelden mede dat wij ter plaatse waren gekomen omdat er mogelijk ruzie in de woning zou zijn. Wat ons opviel, waren een zestal cilinders van ongeveer 50 centimeter hoog die naast elkaar in een hoek van de woonkamer stonden. Wij herkenden deze cilinders als cilinders die gevuld kunnen worden met lachgas. Wij zagen en hoorden dat [verdachte] ernstig onder invloed was van lachgas.
Wij zagen en hoorden dat [slachtoffer] begon te huilen. Ze zei tegen hem dat ze naar huis wilde. Op het moment dat [slachtoffer] al pratend begon te huilen, zagen wij dat [verdachte] heftig hierop reageerde. Hij werd boos en begon met luide stem tegen haar te praten. Wij zagen dat [slachtoffer] hier angstig op reageerde en kennelijk onder de indruk en/of bang leek voor hem.
-
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 25 april 2022, voor zover inhoudende (p. 168-169):Ik kan en wil een verklaring afleggen over een woning gelegen aan de [adres] . Ik heb op 31 december 2021 een melding gemaakt van geschreeuw vanuit de woning toen ik de vrouw in paniek hoorde gillen en schreeuwen. Ik hoorde de man nog harder schreeuwen en op zo een manier dat ik dacht dat hij haar wat ernstigs aandeed.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster en de verdachte hebben allebei verklaard dat zij seks met elkaar hebben gehad op de dag dat zij bij een vriend van de verdachte, [vriend verdachte] , zijn geweest. Het verschil tussen beide verklaringen zit in de datum. Aangeefster heeft verklaard dat het in maart 2018 was gebeurd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het op de verjaardag van aangeefster had plaatsgevonden, te weten 30 mei 2018 en aangeefster toen dus 16 was.
De rechtbank vindt de verklaring van de verdachte omtrent de datum niet aannemelijk. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte deze verklaring eerst ter zitting naar voren heeft gebracht terwijl hij eerder bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niet wist of aangeefster meerderjarig of minderjarig was.
Hiernaast blijkt uit berichten die zijn gewisseld tussen aangeefster en de verdachte dat de verdachte videobeelden van aangeefster heeft. Uit de berichten kan worden opgemaakt dat het gaat om beelden waarop seksuele handelingen worden verricht. De verdachte zegt daarover tegen aangeefster ‘je was 15 denk ik’. Dit duidt erop dat de verdachte al vóórdat aangeefster 16 jaar werd, seks met haar heeft gehad.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte en aangeefster seks met elkaar hebben gehad in maart 2018, toen aangeefster nog 15 jaar oud was. Daarmee is het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
Beoordelingskader
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering mag de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. Met dit voorschrift wordt beoogd de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In een geval als dit moet de strafrechter in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer beoordelen. Als dat het geval is, moet de strafrechter vervolgens beoordelen of die verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Wat betreft het steunbewijs kan uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van het vermeende slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
De rechtbank zal hierna eerst beoordelen of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Als dat het geval is, zal de rechtbank de vraag beantwoorden of voor die verklaringen voldoende steunbewijs voorhanden is.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft op vier momenten een verklaring afgelegd: 1) op 21 januari 2022 bij de aangifte van mishandeling, 2) op 9 februari 2022 tijdens een informatief gesprek zeden, 3) op 4 maart 2022 bij de aangifte van verkrachting en 4) op 28 september 2022 bij het verhoor door de rechter-commissaris.
Aangeefster heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de aanleiding voor het gebeuren op 24 en 25 juli 2021. De verdachte en aangeefster hadden een relatie en de verdachte was boos op aangeefster omdat hij dacht dat zij haar telefoonnummer op [website] had gezet. Dat de verdachte hier erg boos en gefrustreerd over was, blijkt ook uit berichtenwisselingen in het dossier en komt overeen met de verklaring van de verdachte zelf. Aangeefster heeft verder consistent en gedetailleerd verklaard dat de verdachte haar – voorafgaand aan de seks – langdurig heeft mishandeld, door haar onder meer te slaan (met een lachgastank), te stompen, met haar haren over de grond te slepen en haar keel dicht te knijpen.
De verklaring van aangeefster over de seks met de verdachte, is in vergelijking met haar beschrijving van het door de verdachte toegepaste geweld, summier. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet afdoet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Aangeefster heeft al bij de eerste aangifte (die betrekking had op de mishandeling) verteld dat zij nadat ze langdurig was mishandeld seks moest hebben met de verdachte en dat zij op dat moment niet meer kon en kapot was. Dat zij zich de seks met de verdachte niet tot in detail kan herinneren, laat zich dus verklaren door de omstandigheden waaronder deze seks plaatsvond.
Ook het feit dat aangeefster niet meteen, maar pas na maanden, aangifte heeft gedaan betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat haar verklaring onbetrouwbaar is. De verdachte heeft naar voren gebracht dat aangeefster de beschuldiging heeft verzonnen en dat haar motivatie daarvoor is gelegen in jaloezie en wrok vanwege de verbroken relatie. Deze uitleg van de verdachte strookt echter niet met het feit dat aangeefster al enkele dagen na het voorval – op 27 juli 2021 – aan haar [vriendin] heeft verteld wat er was gebeurd. Dat aangeefster toen geen aangifte wilde doen omdat zij verliefd was op de verdachte en een relatie met hem had maakt haar verklaring niet onbetrouwbaar.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs.
Steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
In de eerste plaats blijkt uit berichten tussen aangeefster en de verdachte dat aangeefster de verdachte ermee heeft geconfronteerd dat hij haar heeft mishandeld. Aangeefster zegt onder meer: ‘jij hebt mij bijna doodgeslagen’, waarop de verdachte antwoordt: ‘ja, waarom dan? Zomaar?’. Wanneer aangeefster zegt: ‘jij hebt mij zo zwaar mishandeld’, reageert de verdachte met ‘ga ik nog een keer doen’ en op de vraag van aangeefster of de verdachte wel had gezien hoe zij er daarna uitzag, antwoordt hij ‘ja’. Deze berichten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft mishandeld.
In de tweede plaats heeft de vriendin van aangeefster, [naam] , aangeefster enkele dagen na het incident gezien. [vriendin] heeft onder meer verklaard dat aangeefster huilend en onverzorgd naar haar toe kwam en onder de blauwe plekken zat.
In dit verband overweegt de rechtbank dat zij – anders dan de verdediging heeft aangevoerd – geen reden ziet om de verklaring van [vriendin] onbetrouwbaar te achten en uit te sluiten van het bewijs. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij op 27 juli 2021 foto’s van aangeefster heeft gemaakt, die ook onderdeel uitmaken van het dossier.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat tussen het steunbewijs en de verklaring van aangeefster een niet te ver verwijderd verband bestaat.
Tussenconclusie
Aangezien de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en die verklaring in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal, zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaring. De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat de verdachte aangeefster heeft mishandeld en seks met haar heeft gehad. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of sprake is geweest van dwang.
Dwang
Er is pas sprake van een verkrachting indien het slachtoffer tot het ondergaan van het seksueel binnendringen is gedwongen door middel van geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de seks tussen aangeefster en de verdachte plaatsvond tegen haar wil en dat dit ook voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest. Aangeefster was langdurig door de verdachte mishandeld en had te kennen gegeven naar haar eigen huis te willen.
Vervolgens is de vraag of en hoe aangeefster tot seks met de verdachte is gedwongen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het door de verdachte gebruikte geweld is aangewend met het doel seks af te dwingen. De vraag is daarom of sprake is geweest van dwang door een ‘andere feitelijkheid’.
Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn als de verdachte het slachtoffer in een zodanige door hem veroorzaakte situatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank is daar in deze zaak sprake van geweest.
De verdachte heeft aangeefster voorafgaand aan de seks langdurig en ernstig mishandeld door haar onder meer te slaan, te stompen, over de grond te sleuren en haar keel dicht te knijpen. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij hierdoor zo uitgeput was dat zij zich niet aan seks met de verdachte kon onttrekken. De verdachte heeft dus een situatie doen ontstaan waardoor aangeefster redelijkerwijs geen weerstand aan hem kon bieden; aangeefster werd op die manier gedwongen om de seksuele handelingen van de verdachte te ondergaan.
De rechtbank acht op basis van al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de verdachte en aangeefster levensgezellen waren in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 3 februari 2018 tot en met 29 mei 2018 te Lisse, in elk geval in Nederland met [slachtoffer] , geboren
op[geboortedatum] 2002 , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen) duwen en/of brengen van zijn,
verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
3
hij in de periode van 24 tot en met 25 juli 2021 te Lisse door andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] meermalen met een lachgastank op/tegen het lichaam gestompt/geslagen, in het gezicht
gekrabd, tegen de benen geschopt, aan haar haren getrokken, aan haar haren over de grond gesleurd, haar keel dichtgeknepen en vervolgens zijn geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
4
a. hij in de periode van 24 tot en met 25 juli 2021 te Lisse, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met een lachgastank op/tegen het lichaam te stompen/slaan, in het gezicht te krabben, tegen de benen te schoppen, aan haar haren over de grond te sleuren en haar keel dicht te knijpen
en
b. hij in de periode van 30 tot en met 31 december 2021 te Noordwijk [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en aan haar haren te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende dat voor de verdachte een contactverbod met [slachtoffer] geldt. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze maatregel wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren, met per overtreding een vervangende hechtenis van twee weken met een maximum van zes maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Van de zijde van de verdediging is naar voren gebracht dat de strafeis van de officier erg hoog is. De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Wat betreft het contactverbod heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij zelf ook geen contact meer met aangeefster wil. Wel wil de verdachte in de toekomst contact met zijn kind, maar dit kan volgens de verdachte via officiële instanties.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en mishandeling van aangeefster. Ook heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met aangeefster toen zij nog geen zestien jaar was.
Door aangeefster te mishandelen en te verkrachten, heeft de verdachte een vergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daar nog langdurig nadeel van kunnen ondervinden. Uit de verklaring van aangeefster, die namens haar is voorgedragen op de terechtzitting, is ook gebleken dat aangeefster nog altijd veel last heeft van wat de verdachte haar heeft aangedaan.
Wat betreft de ontuchtige handelingen geldt dat de verdachte – toen hij 32 jaar oud was – seks heeft gehad met aangeefster toen zij nog maar 15 jaar oud was. Minderjarigen verdienen, omdat zij mentaal en fysiek nog in ontwikkeling zijn, bescherming. De verdachte heeft echter zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en heeft geen oog gehad voor de te jonge leeftijd van aangeefster. Zeker gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hen had de verdachte beter moeten weten en anders moeten handelen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte. De verdachte is in het recente verleden niet veroordeeld voor soortgelijke delicten. In 2013 is de verdachte voor het laatst veroordeeld voor een misdrijf.
Straf en maatregel
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Wat betreft de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang wordt bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Daar komt bij dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en ontuchtige handelingen. Ook die misdrijven moeten in de straf worden verdisconteerd.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 42 maanden voor de bewezen verklaarde feiten passend en geboden is. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank ziet in de problematische relatie tussen de verdachte en aangeefster – en om strafbare feiten te voorkomen – verder aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen voor de duur van vijf jaar. De maatregel houdt een contactverbod met aangeefster in. Zo lang het contactverbod geldt, mag de verdachte op geen enkele wijze contact zoeken met aangeefster. Voor iedere keer dat de verdachte dat toch doet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.386,78, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 386,78 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade geheel kan worden toegewezen en de vordering tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de beoordeling van de immateriële schade zich meer leent voor een civiele procedure. Ook is de vordering tot schadevergoeding volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen dan wel het te vergoeden schadebedrag aanzienlijk te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade, bestaande uit de kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering en reiskosten, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat deze schade het gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. Deze schade komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
Wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij PTSS-klachten heeft, die zijn veroorzaakt door het relationele geweld, en dat zij hiervoor door een psycholoog is behandeld. Ook op basis van de aard van de bewezenverklaarde feiten vindt de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg daarvan immateriële schade heeft geleden. Gelet op de omstandigheden van het geval, en bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, stelt de rechtbank de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 7.500,00.
De vordering wordt dus toegewezen tot een bedrag van € 7.886,78. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 25 juli 2021. Op basis van de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding kan worden vastgesteld dat de schade vanaf die datum is ontstaan. De vordering tot schadevergoeding zal voor het overige worden afgewezen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Om te bevorderen dat de verdachte de schade zal vergoeden zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst van 20 mei 2022 staan zes voorwerpen, te weten:
1. Telefoontoestel (omschrijving: zwart, merk: Samsung);
2. Computer (omschrijving: grijs, merk: Lenovo Yoga);
3. Telefoontoestel (omschrijving: blauw, merk: Apple iPhone);
4. Computer (omschrijving: HP Pavilion);
5. Computer (omschrijving: wit, merk: Apple iPad Mini);
6. Computerspel (omschrijving: Playstation 4).
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp terug kan worden gegeven aan aangeefster en dat de onder 2 tot en met 6 genummerde voorwerpen terug kunnen worden gegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank gelasten dat het onder 1 genummerde voorwerp op de beslaglijst wordt teruggegeven aan aangeefster en dat de onder 2 tot en met 6 genummerde voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 38v, 38w, 55, 57, 242, 245 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 3 en 4a:
de eendaadse samenloop van verkrachting en mishandeling;
ten aanzien van feit 4b:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt voorts de
maatregelop dat de verdachte voor de duur van
5 (VIJF) JAREN
op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden;
stelt vast dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.886,78 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten worden gemaakt;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.886,78, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 74 (vierenzeventig) dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp aan
[slachtoffer] ;
gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 6 genummerde voorwerpen aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Pereth, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2023.