In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de vraag of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, gezien het feit dat hij op 28 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft aangevoerd dat hij een Zouhri-kind is en dat hij twee keer is ontvoerd vanwege speciale kenmerken op zijn handen en voeten. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk in gevaar is en dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser als te summier en ongeloofwaardig beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid in de besluitvorming van de Staatssecretaris. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn situatie vergelijkbaar is met die van andere kwetsbare groepen in Marokko, zoals LHBTI's. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.