ECLI:NL:RBDHA:2023:4689
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Tunesische man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het ministerie van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de staatssecretaris, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-regelgeving.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de zitting is ook een andere zaak behandeld, met zaaknummer NL23.7280, waarin de rechtbank al uitspraak had gedaan op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.