ECLI:NL:RBDHA:2023:4680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
NL23.7360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten na het intrekken van een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris. Het bestreden besluit, dat op 7 maart 2023 werd genomen, hield in dat aan de verzoeker een maatregel van beperking van de vrijheid werd opgelegd op basis van artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Na het intrekken van het beroep door de verzoeker, verzocht hij de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris niet tegemoet was gekomen aan het beroep van de verzoeker, aangezien de opgelegde maatregel was beëindigd door een voorlopige voorziening van de Raad van State en niet door de inspanningen van de gemachtigde van de verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, zoals geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak werd gedaan door rechter J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier A. Hoekstra, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. De verzoeker werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7360

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit 7 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 9 maart 2023 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het procesverloop is verweerder niet tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker. De aan eiser opgelegde maatregel is namelijk vanwege de toegewezen voorlopige voorziening van 9 maart 2023 door de Raad van State beëindigd en niet vanwege inspanningen van de gemachtigde van verzoeker in de onderhavige procedure. Dat betekent dat geen sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Er bestaat dus geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
3. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten dan ook af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.