ECLI:NL:RBDHA:2023:4653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
SGR 22/3133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen; geen aanvraag voor scootmobiel met kinderzitje

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 7 april 2022, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit van 3 december 2021 ongegrond werd verklaard. Het primaire besluit hield in dat er geen dwangsom was verbeurd wegens het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een scootmobiel met kinderzitje. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een aanvraag, en dus ook geen niet (tijdig) genomen besluit op die aanvraag. Eiseres had zich op 12 juli 2021 gemeld voor een scootmobiel en op 1 september 2021 voor individuele begeleiding. De rechtbank concludeerde dat de documenten die eiseres had ingediend, waaronder een ondertekend Mijn Plan, niet als een aanvraag voor de scootmobiel met kinderzitje konden worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de e-mail van 21 oktober 2021 slechts een verzoek tot bespreking was en geen formele aanvraag. Aangezien er geen aanvraag was, was er ook geen grond voor het verbeuren van een dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres kennelijk ongegrond en wees haar verzoek om griffierecht en proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3133

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: drs. F. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Mos).

Procesverloop

In het besluit van 3 december 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij geen dwangsom heeft verbeurd.
In het besluit van 7 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
2.1.
Op 12 juli 2021 heeft eiseres zich op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bij verweerder gemeld voor een scootmobiel met kinderzitje. Op 1 september 2021 heeft eiseres zich gemeld voor individuele begeleiding. Naar aanleiding van deze meldingen heeft op 1 oktober 2021 een huisbezoek plaatsgevonden, waarop het advies “Mijn Plan” van verweerder van gelijke datum is gevolgd. Onder verwijzing naar een eerdere beslissing op bezwaar schrijft verweerder hierin dat het door de beperkingen van eiseres niet haalbaar is dat zij haar kind zelfstandig tilt en draagt. Het in en uit het kinderzitje tillen is hierdoor niet mogelijk en niet veilig voor haar kind. Wat betreft de begeleiding schrijft verweerder dat eiseres gebruik kan maken van haar eigen netwerk en voorliggende voorzieningen, zoals Buddynetwerk.
2.2.
Per mail van 21 oktober 2021 heeft de gemachtigde van eiseres op het advies van verweerder gereageerd. Wat betreft het kinderzitje schrijft hij dat eiseres van oordeel is dat haar kind nu zelf in het zitje kan gaan zitten, zonder de hulp van anderen. De mail wordt afgesloten met: “Graag wil ik deze punten met u bespreken. In het geval u van oordeel bent dat er niets te bespreken valt, dan kunt u deze e-mail beschouwen als een aanvraag en verzoek u een besluit te nemen op deze aanvraag dat voor bezwaar vatbaar is.”
2.3.
Per mail van 27 oktober 2021 heeft de Casemanager WMO op de mail van 21 oktober 2021 gereageerd. Zij schrijft, voor zover van belang, dat het plaatsen van een kinderzitje op een scootmobiel mogelijk is. Het kinderzitje zit echter behoorlijk hoog op de scootmobiel, zodat het maken van een afspraak met Medipoint om dit uit te proberen het best is. Bij deze mail is gevoegd een aanvraagformulier voor een persoonsgebonden budget voor ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren, oftewel individuele begeleiding. Eiseres heeft dit formulier en het Mijn Plan op 27 oktober 2021 ondertekend teruggestuurd. Bij de ondertekening van het Mijn Plan heeft eiseres geschreven: “niet akkoord met de indicatie HBH en de afwijzing van begeleiding individueel; voor de inhoud van mijn opmerkingen verwijs ik u naar de e-mail.”
2.4.
Op 1 december 2021 heeft eiseres verweerder een ingebrekestelling gestuurd omdat volgens haar nog niet is beslist op haar aanvraag voor een scootmobiel met kinderzitje. In het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder besloten dat hij geen dwangsom is verschuldigd omdat er geen aanvraag voor een scootmobiel met kinderzitje is ingediend.
3. Het betoog van eiseres komt er op neer dat met het retour sturen van het ondertekende Mijn Plan op 27 oktober 2021 een aanvraag is ingediend. Verweerder had vervolgens twee weken om hierop te beslissen. Uiteindelijk heeft verweerder pas op 14 juni 2022 een besluit op de aanvraag voor een scootmobiel met kinderzitje genomen. Verweerder dient daarom de maximale dwangsom te betalen.
4. De rechtbank is van oordeel dat van een aanvraag van 27 oktober 2021 voor een scootmobiel met kinderzitje geen sprake is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is een aanvraag een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
4.2.
Het door eiseres ingediende aanvraagformulier op 27 oktober 2021 heeft alleen betrekking op de individuele begeleiding. Wat betreft het Mijn Plan is van belang dat met het ondertekenen en terugsturen daarvan conform het advies de genoemde voorzieningen worden aangevraagd. In het Mijn Plan wordt geen voorziening in de vorm van een scootmobiel met kinderzitje geadviseerd. Verder wordt met de handgeschreven opmerking van eiseres slechts een aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding. Met het ondertekenen en terugsturen van het Mijn Plan op 27 oktober 2021 is dus geen aanvraag voor een scootmobiel met kinderzitje ingediend.
4.3.
Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat met de e-mail van 21 oktober 2021 evenmin een scootmobiel met kinderzitje is aangevraagd. Die e-mail is slechts bedoeld als aanvraag indien er verder niets te bespreken zou zijn. Reeds uit de reactie van de Casemanager WMO van 27 oktober 2021 blijkt dat het gesprek over de scootmobiel met kinderzitje nog gaande was.
5. Nu geen sprake is van een aanvraag van 27 oktober 2021, is van een niet (tijdig) genomen besluit op die aanvraag evenmin sprake. Dit betekent dat van het verbeuren van een dwangsom door verweerder ook geen sprake is.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht besloten dat hij geen dwangsom heeft verbeurd. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding voor haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.