ECLI:NL:RBDHA:2023:4641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
NL22.20649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake terugkeerbesluit en inreisverbod

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een beroep had ingesteld tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Het bestreden besluit, dat op 15 september 2022 was genomen, hield in dat de eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar kreeg opgelegd. De eiser, geboren in 1999 en van Colombiaanse nationaliteit, was eerder in bewaring gesteld, maar deze maatregel was op 27 september 2022 opgeheven in verband met zijn uitzetting naar Colombia.

Tijdens de zitting op 7 februari 2023 is de eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn beroepschrift van 12 oktober 2022 geen specifieke gronden heeft ingediend, zoals vereist op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de eiser op 13 oktober 2022 een herstelverzuimbrief gestuurd, waarin hij werd verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen. De eiser heeft hier echter niet op gereageerd en ook geen reden voor het verzuim opgegeven.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door de eiser aangevoerde reden voor beroep, namelijk het bestaan van familieleven in de Europese Unie en strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), niet als serieuze beroepsgrond kan worden beschouwd. Aangezien de eiser geen gronden heeft ingediend ondanks de geboden mogelijkheden, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld en het bestreden besluit niet door de rechtbank wordt beoordeeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20649
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 7 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.R.S. Ramhit),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Eiser is in bewaring gesteld geweest. De maatregel is op 27 september 2022 opgeheven wegens uitzetting naar Colombia.
Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – na een herstel mogelijkheid – het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
Eiser heeft in zijn beroepschrift van 12 oktober 2022 aangevoerd dat hij familieleven heeft in de Europese Unie en dat er sprake is van strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Op 13 oktober 2022 heeft de rechtbank eiser een herstel verzuimbrief verstuurd met het verzoek de gronden van het beroep binnen vier weken, maar uiterlijk op 10 november 2022 in te dienen. Eiser heeft hier niet op gereageerd. Hij heeft ook geen reden gegeven voor dit verzuim. Op 31 januari en 1 februari 2023 heeft de griffier van de rechtbank de gemachtigde van eiser telefonisch niet kunnen bereiken.
De rechtbank beschouwt de genoemde reden voor beroep niet als een serieuze beroepsgrond. Eiser stelt in het gehoor zelf dat hij geen familie in Nederland of Europa heeft. Nu eiser ondanks de geboden mogelijkheden daartoe, geen gronden heeft ingesteld, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Het beroep is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen en het bestreden besluit niet wordt beoordeeld door de rechtbank.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2023 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.