ECLI:NL:RBDHA:2023:4640
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser was opgelegd. Eiser, geboren in 1992 en van Colombiaanse nationaliteit, had tegen het besluit van 15 september 2022 beroep ingesteld. Tijdens de zitting was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig. De rechtbank heeft het beroep onmiddellijk na de zitting behandeld en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank overwoog dat eiser onvoldoende gronden had ingediend om te stellen dat het besluit in strijd met internationaal recht was genomen. Eiser had in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij familieleven had in de Europese Unie en dat het besluit in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Echter, de rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van familieleven niet voldoende was, vooral omdat eiser geen aanvraag voor verblijf had ingediend en er geen bewijs was dat hij rechtmatig verblijf had in Spanje, waar hij beweerde te wonen.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat eiser geen rechtmatig verblijf had en dat hij geen legale inkomsten had. De rechtbank gaf aan dat, voor zover er sprake was van familieleven, dit was aangegaan terwijl eiser geen rechtmatig verblijf had. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier S. Sari. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.