In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij homoseksueel is en dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, M.M. van Duren, en een tolk, P. Cuijpers. De eiser heeft in zijn asielrelaas gesteld dat hij Nigeria heeft verlaten vanwege problemen met zijn seksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens. De rechtbank heeft de werkinstructie 2019/17 van verweerder als juist toegepast geacht en geconcludeerd dat de eiser niet in staat is geweest om zijn homoseksualiteit en de daarmee samenhangende problemen overtuigend te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.