ECLI:NL:RBDHA:2023:4607

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
NL22.9463 en NL22.25362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met verzoeker van Letse nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker met de Letse nationaliteit. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Dit besluit was genomen op 28 april 2020, waarna de verzoeker in 2022 een beroep instelde tegen het bestreden besluit waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard en hij ongewenst werd verklaard. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor zijn uitzetting naar Letland.

De rechtbank heeft in deze procedure geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen op basis van zijn financiële situatie. De verzoeker vroeg ook om een verbod op zijn uitzetting en om de werking van de bestreden besluiten op te schorten, zodat hij zijn ISD-traject kon afmaken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen reden was om de voorlopige voorziening toe te wijzen, gezien de eerdere uitspraken van de rechtbank op de beroepen van de verzoeker. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 maart 2023 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25362 en NL22.9463
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [verzoeker], eiser
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

In het besluit van 28 april 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 28 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Tevens heeft verweerder het EU-verblijfsrecht van verzoeker op grond van de openbare orde beëindigd en hem ongewenst verklaard. Aan verzoeker is medegedeeld dat hij Nederland meteen moet verlaten en zich naar Letland moet begeven.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL22.9463.
Met de brief van 20 oktober 2022 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser, voor zover dat is gericht tegen de verblijfsbeëindiging en de ongewenstverklaring, voor behandeling als bezwaar doorgestuurd naar verweerder.
Verzoeker heeft hangende dit bezwaar de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met zijn overplaatsing naar een andere inrichting (zaaknummer NL 22.25362).
In het besluit van 13 januari 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit 2 ook beroep ingesteld (zaaknummer NL23.1518). Het tweede verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom aangemerkt als hangende dit beroep gedaan.
De beroepen met zaaknummers NL22.9461 en NL23.1518 zijn op 31 januari 2023 behandeld op de zitting van de meervoudige kamer. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Bozarska. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Letse nationaliteit.
3. Verzoeker heeft voor de verzoeken verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Ter onderbouwing heeft verzoeker een verklaring overgelegd waaruit volgt dat hij geen inkomen en vermogen heeft. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek kan worden toegewezen. Verzoeker wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
4. Verzoeker heeft bij wijze van voorlopige voorziening verzocht om verweerder te verbieden hem uit Nederland te verwijderen. Ook heeft verzoeker verzocht om de werking van de bestreden besluiten op te schorten en verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn ISD- traject af te maken alsof hij niet ongewenst is verklaard.
5. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL22.9461 en NL23.1518, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. Gelet op deze uitspraken ziet de voorzieningenrechter geen reden om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
1 Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.