ECLI:NL:RBDHA:2023:4607
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met verzoeker van Letse nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker met de Letse nationaliteit. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Dit besluit was genomen op 28 april 2020, waarna de verzoeker in 2022 een beroep instelde tegen het bestreden besluit waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard en hij ongewenst werd verklaard. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor zijn uitzetting naar Letland.
De rechtbank heeft in deze procedure geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen op basis van zijn financiële situatie. De verzoeker vroeg ook om een verbod op zijn uitzetting en om de werking van de bestreden besluiten op te schorten, zodat hij zijn ISD-traject kon afmaken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen reden was om de voorlopige voorziening toe te wijzen, gezien de eerdere uitspraken van de rechtbank op de beroepen van de verzoeker. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 maart 2023 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.