ECLI:NL:RBDHA:2023:4537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
09/159830-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in jeugdstrafzaak met bewezenverklaringen voor diefstal met geweld en oplegging van jeugddetentie en PIJ-maatregel

In de zaak met parketnummer 09/159830-22 heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 een eindvonnis gewezen. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 8 maart 2023 al bewezenverklaringen afgegeven voor twee pogingen tot diefstal met geweld in vereniging, waarbij juweliers zijn overvallen. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken voor een andere overvalpoging. In het eindvonnis is de verdachte, geboren in 2006 en momenteel gedetineerd in een jeugdinrichting, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 8 maanden en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen in overweging genomen. De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan meerdere ernstige feiten, waaronder een gewelddadige overval met gebruik van pepperspray en dreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan complexe problematiek, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedt. De PIJ-maatregel is opgelegd om de verdachte de nodige behandeling te bieden en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld en schadevergoedingen toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/159830-22; 09/016510-22 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 3 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende
eindvonnisgewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]
op dit moment voor een andere strafzaak gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse.

1.Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 februari 2023, 22 februari en 20 maart 2023, allen inhoudelijk.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 20 en 22 februari 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat zij omtrent mogelijke interventies ten behoeve van de verdachte en binnen welke juridische kaders deze zouden moeten en kunnen worden gerealiseerd nog niet voldoende was voorgelicht, omdat de opgeroepen pro Justitia-rapporteurs niet waren verschenen en er geen recent advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) was opgemaakt. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 8 maart jl., na haar oordeel over de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte en de vorderingen van de benadeelde partijen, iedere verdere beslissing aangehouden. De rechtbank heeft in het tussenvonnis het onderzoek heropend onder gelijktijdige schorsing daarvan tot de zitting van 20 maart 2023.
Ter terechtzitting van 20 maart 2023 heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte besproken en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsvrouw. Thans zal de rechtbank een eindvonnis wijzen.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.F. Baas en de advocaat van de verdachte is mr. A.C. van der Hulst te Amsterdam. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De straf en maatregel

2.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 181 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
2.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat nog niet alle mogelijke interventies en behandelingen zijn geprobeerd dan wel afgerond. Ambulante hulp zou nog kunnen worden ingezet en ook in het civielrechtelijk kader (OTS) is nog niets geprobeerd. Daarnaast staat de verdachte ervoor open om mee te werken aan een behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd tweemaal schuldig gemaakt aan een poging
tot diefstal met geweld in vereniging van juweliers. Bij de overvalpoging op 8 juni 2022 is
het niet tot een confrontatie gekomen vanwege de oplettendheid van de eigenaar van de
juwelierszaak. De volgende dag, op 9 juni 2022, heeft de verdachte samen met drie
medeverdachten wederom geprobeerd om een (andere) juwelierszaak te overvallen, waarbij
zij daadwerkelijk de winkel zijn binnengekomen. Deze overvalpoging had een bijzonder
gewelddadig karakter. Zij hebben daarbij pepperspray gebruikt tegen de eigenaar van de
juwelierszaak en een oudere dame (van vierentachtig) die als klant aanwezig was in de
winkel. Ook is er gedreigd met een (doorgeladen) vuurwapen en een mes. De verdachte is
met een medeverdachte over de toonbank gesprongen op zoek naar spullen van zijn gading.
Verder is er geweld gebruikt tegen de eigenaar waarbij hij ook met een voorwerp op zijn
hoofd is geslagen en daardoor een hoofdwond heeft opgelopen. De oudere dame moest als
gevolg van de gebruikte pepperspray door ambulancepersoneel worden behandeld en is voor
controle van haar ogen direct naar het ziekenhuis vervoerd. Dat de overval op 9 juni 2022, op juwelier [naam 1] uiteindelijk ook is mislukt komt niet door toedoen van de verdachte, maar door het optreden van de eigenaar die manhaftig en met gevaar voor eigen leven de verdachte en zijn medeverdachten zijn zaak letterlijk “uitvocht.” Het behoeft geen verdere uitleg dat met name vanwege het vuurwapen de overvalpoging veel noodlottiger had kunnen aflopen.
Daarnaast heeft de verdachte zich eerder, al op vijftienjarige leeftijd, schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij heeft het slachtoffer van achteren bij de mond beetgepakt, waarbij het slachtoffer is gevallen. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer geslagen in het gezicht en diens iPhone gestolen. Ook heeft de verdachte, eveneens op vijftienjarige leeftijd, een iPhone uit een telefoonwinkel gestolen.
Dit zijn zeer ernstige en kwalijke feiten die voor angst en gevoelens van onveiligheid leiden,
niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en in de
samenleving in het algemeen. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen
geldelijke gewin en hij heeft geen aandacht gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor
de slachtoffers. De rechtbank rekent deze feiten de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte door meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam op 18 augustus 2022 is veroordeeld voor een poging overval op een winkel en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank zal daarom rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
ForCa-rapportage
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de ForCa-rapportage van 13 februari 2023 opgemaakt door GZ-psycholoog [naam 2] en kinder- en jeugdpsychiater [naam 4] .
Uit de rapportage blijkt dat bij de verdachte sprake is van zeer complexe problematiek die zich niet eenvoudig in classificaties laat vatten, maar die het beste kan worden verklaard vanuit hechtingsproblematiek en die voldoet aan de criteria van een sociaal pragmatische communicatiestoornis, een normoverschrijdend-gedragsstoornis met begin in de kindertijd en van een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in de richting van antisociale- en borderline kenmerken. Indien geen adequate behandeling zou worden opgestart zou deze gebrekkige ontwikkeling zich tot persoonlijkheidsproblematiek dan wel een persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en borderline trekken kunnen ontwikkelen..
Hiervan was eveneens sprake ten tijde van het ten laste gelegde en het beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. De problematiek van de verdachte leidt tot disfunctioneren op verschillende functiegebieden, deficiënties die in alle feiten hun doorwerking kennen. De verdachte kent beperkingen in de functionele communicatie waardoor hij de context waarin hij zich bevindt niet op waarde kan schatten en informatie niet kan begrijpen tegen het licht van de context waarin deze informatie tot hem komt. Op grond van het gebrekkig mentaliserend vermogen zijn de gewetensfuncties lacunair en ontbreekt het de verdachte aan een adequaat moreel kompas. Dit alles leidt tot een gebrekkig overzicht van het eigen handelen en de gevolgen daarvan vooral in complexe situaties. Daarnaast is er sprake van een hang naar sensatie, en kanaliseert de verdachte de afgeweerde negatieve emoties en spanningen in spanningszoekend gedrag op straat in een criminele peergroep. Hier kunnen de prikkels hem echter door zijn beperkingen ook overspoelen en overziet de verdachte zijn rol in de groep niet. Vanuit de uit zijn hechtingsproblematiek naar voren komende behoefte aan erkenning en bevestiging heeft hij een behoefte de ander te ‘pleasen’ en is hij beïnvloedbaar. De verdachte is op basis van de bovengenoemde functiestoornissen beperkt geweest in zijn algehele sociale functioneren, ook in de peergroup, en aldus beperkt is geweest in zijn keuzevrijheid om tot de tenlastegelegde feiten te komen. Gelet op het bovenstaande adviseren de deskundigen om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt hoog geacht. Om het recidivegevaar af te wenden en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te bevorderen adviseren de deskundigen een intensieve klinische behandeling. Vanwege de noodzaak tot externe regulatie en het ontbreken van intrinsieke structuur achten de deskundigen behandeling in het kader van welke voorwaarden dan ook niet mogelijk. Op basis van de ernst van de psychopathologie, de doorwerking in de ten laste gelegde feiten, het ernstig recidiverisico en de ervaring dat de verdachte vanuit de thuissituatie niet in staat is zich aan voorwaarden te houden achten de deskundigen het in elk geval noodzakelijk dat de klinische behandeling wordt opgelegd in het kader van een PIJ-maatregel. Als meest passende behandelsetting kan worden gedacht aan behandeling bij de Catamaran of de Fjord of een soortgelijke orthopedagogische setting: een dergelijke behandeling kan echter slechts in een voorwaardelijke PIJ-maatregel worden geboden.
De deskundige [naam 4] heeft in aanvulling op de rapportage ter terechtzitting naar voren gebracht dat een behandeling bij de Catamaran of de Fjord nog steeds het meest passend zou zijn. De behandeling die de verachte nodig heeft is in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel mogelijk. Een behandeling in één van de twee genoemde klinieken heeft volgens de deskundige de voorkeur, vooral gelet op populatie van de Justitiële Jeugdinrichtingen (hierna: JJI). De verdachte kan in een JJI makkelijker negatief beïnvloed worden. Gelet op zijn enorme behoefte aan erkenning en bevestiging, zal hij zich sneller aanpassen aan jongeren die iets van hem willen. De deskundige heeft verder aangegeven dat de verdachte een laag beveiligingsniveau nodig heeft, omdat hij niet snel tot agressieve escalaties zal komen. Volgens de deskundige is therapie in een ambulant kader geen optie, gezien de ernst van de pathologie.
Rapport van de Raad
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de Raad van 16 maart 2023 opgemaakt door raadsonderzoeker [naam 5] . De Raad heeft geconcludeerd dat de kans op herhaling verhoogd aanwezig is. De Raad maakt zich ernstige zorgen over het functioneren van de verdachte op alle leefgebieden en de Raad vindt het zorgelijk dat hij niet blijkt te leren van eerder gemaakte fouten en dat hij niet heeft kunnen profiteren van ingezette begeleiding. Wel laat de verdachte en positieve houding zien ten aanzien van interventies en is hij positief gericht op school. Het behandeltraject dient geborgd te worden middels het strafrechtelijk kader, aangezien de verdachte gebaat is bij veel structuur en (externe) controle en hij zich dan leerbaar toont. De verwachting is dat het veranderingsproces (en bestendiging daarvan) langere tijd zal gaan duren.
Opname bij de Fjord, of bij de Catamaran wordt aanbevolen en heeft de voorkeur,
met als strafrechtelijk kader een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Mocht een plaatsing bij deze instellingen niet mogelijk blijken dan gaat de Raad mee met het advies vanuit ForCa om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren.
De deskundige [naam 6] van de Raad heeft in aanvulling op de rapportage ter terechtzitting naar voren gebracht dat de Raad geheel meegaat in het advies van de deskundige [naam 4] . Het beste zou een behandeling bij de Catamaran of de Fjord zijn. Het is niet noodzakelijk dat dit in een JJI plaatsvindt. Ambulante behandeling is volgende de deskundige niet haalbaar, ook omdat er zorgen zijn om de thuissituatie. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel zonder plaatsing bij Catamaran of Fjord acht de deskundige niet wenselijk.
De deskundige Celikkal van de jeugdreclassering heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte is aangemeld bij de Catamaran en de Fjord. De Fjord heeft inmiddels laten weten dat een opname daar niet mogelijk is. Bij de Catamaran zal naar verwachting op zeer korte termijn worden besloten of de verdachte daar opgenomen kan worden. Er bestaat een wachtlijst voor opname bij de Catamaran.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de toerekenbaarheid gedragen worden door hun bevindingen. De rechtbank neemt deze conclusies over en legt die mede ten grondslag aan haar oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de
rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een
onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank neemt daarbij zowel de ernst van de feiten, zoals hierboven is overwogen, als hetgeen is gebleken over de persoon van de verdachte in aanmerking, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de PIJ-maatregel, namelijk dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts bestond tijdens het begaan van die feiten een gebrekkige ontwikkeling bij de verdachte en een ziekelijke stoornis. De rechtbank is verder van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Daartoe is redengevend hetgeen blijkt uit voornoemde rapportages en hetgeen de deskundigen ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, omtrent de problematiek van de verdachte.
Geadviseerd wordt om de verdachte onder behandeling te stellen bij de Catamaran en om de PIJ-maatregel daarom voorwaardelijk op te leggen. De deskundigen hebben overwogen dat de verdachte goed behandeld kan worden als hij wordt opgenomen in de genoemde klinische setting en dat er geen noodzaak van een hoog beveiligingsniveau is. Voor de behandeling die de verdachte nodig heeft, achtten zij het kader van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm kansrijk genoeg om tot de beoogde resultaten te komen. Daarom zal de rechtbank de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen, nu een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient te gelden als ultimum remedium en het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel door de deskundigen niet als wenselijk en het meest passend wordt gezien, doch als een aanvaardbaar alternatief indien plaatsing en behandeling bij de Catamaran niet mogelijk is. De rechtbank zal hierna in de beslissing de bijzondere voorwaarden bepalen.
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat in het geval van tenuitvoerlegging verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn nu, gezien de hiervoor genoemde bevindingen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam.

3.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

In het tussenvonnis is in ten aanzien van de benadeelde partijen [naam 7] en [naam 8] abusievelijk bepaald dat dat de verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is. Nu de bewezenverklaarde feiten waardoor de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden enkel door de verdachte zijn gepleegd, en niet tezamen en in vereniging, zal de rechtbank deze fout herstellen door verbetering van dit onderdeel in de beslissing in paragraaf 6.

4.Beslag

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de telefoon terug te geven aan de verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag niet uitgelaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een telefoontoestel, zwart, merk: Apple iPhone (Omschrijving: PL1500- [nummer] .

5.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen de op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II tenlastegelegde heeft begaan, zoals in het tussenvonnis in paragraaf 5 is omschreven en kwalificeert dit als
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1
diefstal
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het
onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal
worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt voorts de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
bepaalt dat deze maatregel, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen;
2. zich gedurende de proeftijd laat opnemen in de Catamaran of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zicht zal houden aan alle aanwijzingen die hem in het kader van die opname en behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
3. zich gedurende de proeftijd, na zijn klinische behandeling, in het ambulant kader laat behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek, zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd zal meewerken aan een traject gericht op het vinden van een constructieve dagbesteding in de vorm van school of werk;
5. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 9] , geboren [geboortedag 2] 2005;
- [naam 10] , geboren [geboortedag 3] 2004;
- [naam 11] , geboren op [geboortedag 4] 2005;
- [naam 12] , geboren [geboortedag 5] 1999;
- [naam 13] , geboren [geboortedag 6] 2000;
- [naam 14] , geboren op [geboortedag 7] 1987;
- [naam 15] , geboren op [geboortedag 8] 1938;
- [naam 8] , geboren op [geboortedag 9] 2003;
- [naam 16] , geboren op [geboortedag 10] 1996;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
6. zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op de [adres 2] zo lang de
jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming West te Den Haag, een gecertificeerde instelling die
jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
7. ten behoeve van liet vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet
op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo
lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan de jeugdreclassering opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke jeugddetentie;
Vordering benadeelde partij [naam 14]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.261,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd
met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze
vordering is voldaan, te bepalen aan [naam 14] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de
benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of
te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag
groot € 2.261,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de
dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 14] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde
bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting — gijzeling kan worden
toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de
benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel
heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen,
alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de
betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [naam 15]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 728,25 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de
gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze
vordering is voldaan, te bepalen aan [naam 15] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de
benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of
te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag
groot € 728,25 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag
waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 15] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde
bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting — gijzeling kan worden
toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de
benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel
heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen,
alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de
betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [naam 7] .
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 750,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de
gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2021 tot aan de dag waarop deze
vordering is voldaan, te bepalen aan [naam 7] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag
groot € 750,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 7] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde
bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting — gijzeling kan worden
toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen,
alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de
betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [naam 8]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 579,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de
gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag waarop deze
vordering is voldaan, te bepalen aan [naam 8] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag
groot € 579,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 8] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde
bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting — gijzeling kan worden
toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen,
alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de
betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Beslag
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een telefoontoestel, zwart, merk: Apple iPhone (Omschrijving: PL1500- [nummer] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 3 april 2023.