ECLI:NL:RBDHA:2023:4522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/09/604127 / FA RK 20-8918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling en ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 maart 2023, wordt een zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] besproken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de zorgen rondom de kinderen, die sinds de vorige beschikking zijn toegenomen. De ouders zijn sinds 2017 gescheiden en de communicatie tussen hen is problematisch, wat leidt tot een loyaliteitsconflict bij de kinderen. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar een specialist contactverlies vanuit het programma 'Scheiden zonder Schade' en heeft hen geadviseerd om ouderschapsbemiddeling te starten. De rechtbank heeft de procedure aangehouden in afwachting van de uitkomsten van dit traject.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders een co-mediation traject hebben doorlopen, wat succesvol is afgerond. Beide ouders hebben aangegeven dat ze willen werken aan een gezamenlijk ouderschapsplan en de zorgregeling voor hun kinderen willen verbeteren. De rechtbank heeft hen verzocht om de voortgang van dit traject te rapporteren en heeft de beslissing over de zorg- en opvoedingstaken pro forma aangehouden tot 1 oktober 2023. Tevens is er een verzoek van de vader om de kinderen onder toezicht te stellen, wat ook pro forma is aangehouden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening.

De rechtbank benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders en de betrokkenheid van de kinderen bij het hulpverleningstraject. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de zaak en zal rapporteren over de voortgang van de hulpverlening. De rechtbank heeft de ouders en hun advocaten verzocht om tijdig te informeren over de voortgang van het traject en eventuele rapportages in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-8918
Zaaknummer: C/09/604127
Datum beschikking: 17 maart 2023

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 2 december 2020 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. N.T. Vogelaar te ’s-Gravenzande.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. S.N. Ziekman-Meijerink te Utrecht.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2021 is – voor zover hier van belang –:
- bepaald dat de minderjarigen [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] en [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats01] , voorlopig volgens onderstaande regeling bij de vader zullen zijn;
 [voornaam minderjarige01] : iedere vrijdag vanaf 17:30 uur tot zaterdagmiddag;
 [voornaam minderjarige02] : vanaf 13 november 2021 iedere zaterdag vanaf 13:00 uur een paar uur;
 beide kinderen: van 26 december 2021 10:00 uur tot 27 december 2021 13:00 uur, alsmede;
 beide kinderen van 1 januari 2022 13:00 uur tot 2 januari 2022 19:30 uur;
 beide kinderen van 5 januari 2022 13:00 uur tot 6 januari 2022 19:30 uur;
  • de verdeling van de vakantie- en feestdagen, voor zover dit toekomstige data betreft, bepaald op dat wat door de vader is verzocht onder randnummer 54 van het zelfstandig verzoek en dat neergelegd in de (in kopie) aan de beschikking gehechte bijlage;
  • zijn de vader en de moeder verwezen naar [instantie01] voor deelname aan Ouderschapsbemiddeling.
Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de brief van 17 juni 2022 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 21 juni 2022 van de zijde van de moeder;
  • de brief van 29 september 2022 van [instantie02] ;
  • het F9-formulier van 3 oktober 2022, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 6 oktober 2022 van de zijde van de vader;
  • de brief van 17 oktober 2022 van de zijde van de moeder;
  • de brief van 6 januari 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader.
Bij brief van 3 oktober 2022 heeft de vader aanvullend verzocht om [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht te stellen van [stichting01] voor de duur van een jaar met ingang van de af te geven (tussen)beschikking.
De minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben in een brief aan de kinderrechter hun mening gedeeld over het verzoek.
Op 16 januari 2023 is de behandeling van de zaak op de zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam03] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Op de zitting is besproken dat de ouders contact op zullen nemen met [instantie03] en met een specialist contactverlies, en dat zij de rechtbank daarover binnen twee weken na de zitting zullen informeren. De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van 6 februari 2023 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 16 februari 2023 van de zijde van de vader, met bijlage;
  • het F9-formulier van 24 februari 2023 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 7 maart 2023 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 9 maart 2023 van de zijde van de moeder.

Beoordeling

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De rechtbank handhaaft dat wat in de eerdere beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
In de vorige beschikking zijn de ouders via [instantie01] verwezen naar [instantie02] voor deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling. Uit de brief van 29 september 2022 van [instantie02] is gebleken dat het traject niet is gestart. De ouders hebben één startgesprek gehad, waarna de moeder heeft afgezien van het traject. Tijdens de zitting heeft de moeder toegelicht dat zij na het startgesprek heeft besloten dat zij deze vorm van hulpverlening niet passend vond, omdat zij er geen behoefte meer aan heeft om te spreken over het begin van de relatie met de vader. Gebleken is dat [instantie03] betrokken is bij het gezin en dat er een traject zou starten waarbij met de kinderen en beide ouders zou worden gesproken. Doordat het traject bij [instantie02] niet is gestart heeft [instantie03] de zaak echter ook stilgelegd in afwachting van de uitkomst van deze zitting.
Uit de stukken blijkt dat de situatie rondom de kinderen niet is verbeterd sinds de vorige beschikking. De situatie lijkt zelfs te zijn verslechterd in ruim een jaar tijd. [voornaam minderjarige01] schrijft nog steeds vervelende berichten aan de vriendin van de vader, nu ook op haar zakelijke Instagram-pagina: “
Geen geld hebben om een eigen zaak te houden dus daarom maar zo”, “
Jullie zijn allebei lelijk dus kanker op” en “
Bolle”. Ook [voornaam minderjarige02] schrijft sinds kort berichten aan de vader, die zeer kwetsend voor vader zijn, zoals “
krijg de tering doei”, “
je hoeft me geen kerst of sinterklaas cadeautje geven want ik neem t niet aan! Stik dr maar in", “
Rot gewoon op uit me leven en doe niet alsof je dochter want dat wil ik al lang niet meer zijn!” en emoticons van middelvingers. Deze situatie baart de rechtbank grote zorgen. De ouders zijn al sinds 2017 uit elkaar, maar in plaats van een afname van de woede bij de kinderen is die alleen maar schrikbarend toegenomen. De rechtbank is het met de Raad eens dat er sprake is van grensoverschrijdend en respectloos gedrag van de kinderen richting de vader, wat voort lijkt te komen uit het grote loyaliteitsconflict waarin de kinderen zich bevinden. Ondanks dit alles is [voornaam minderjarige01] wel wekelijks bij de vader van vrijdag op zaterdag, maar tussen de vader en [voornaam minderjarige02] is sprake van gedurende langere tijd contactverlies.
Op de zitting heeft de Raad de ouders geadviseerd om contact op te nemen met een specialist contactverlies, vanuit het programma Scheiden zonder Schade. Zo’n specialist kan twee of drie gesprekken met de ouders hebben in het kader van mediation, om te praten over hoe het veiliger gemaakt kan worden voor de kinderen om bij beide ouders te mogen en te durven zijn. Daarnaast is de rechtbank met de Raad van oordeel dat de ouders (terug) naar [instantie03] moeten voor het opstarten van hulpverlening. Zoals de Raad heeft aangegeven zou het goed zijn voor de kinderen om een neutraal, door beide ouders opgezet, scheidingsverhaal te horen. Dat kan een ingang zijn voor de kinderen om onbelast van allebei de ouders te mogen en te kunnen houden.
De ouders zijn in de gelegenheid gesteld om dit te regelen, en de rechtbank hierover binnen twee weken na de zitting te informeren. Uit de berichten die de rechtbank na de zitting van beide ouders heeft ontvangen is gebleken dat de ouders een mediationtraject hebben gevolgd in de vorm van co-mediation, die succesvol is beëindigd. In het bericht van [naam04] van 15 februari 2023, dat bij het F9-formulier van 16 februari 2023 van de zijde van de vader is gevoegd, is het volgende opgenomen:
“Beide ouders wensen voor hun kinderen [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] , dat ze gezond blijven, gezelligheid ervaren en gelukkig zijn met familie en vrienden om hen heen. We hebben met name gewerkt aan hun wens om de kinderen de vrijheid te geven, om met beide ouders contact te houden. De uitdaging lag in het verbeteren van de communicatie tussen ouders onderling en het maken van duidelijke afspraken.
Het vertrouwen in elkaar, ALS OUDERS, is uitgesproken naar elkaar, dit is de basis geweest van onderstaande te nemen stappen.
Elke dinsdagochtend van de week, zal er een (telefonisch) contact zijn tussen ouders, hierin wordt het wel en wee van de kinderen besproken.
Een duidelijk kader is door beide ouders als zeer wenselijk ervaren, een eerste stap hierin is gezet door het opsturen van een Ouderschapsplan. Deze zullen partijen afzonderlijk invullen. Eventuele verschillen daarin zullen worden besproken met ondergetekende.”
Verder is uit het bericht van [naam04] gebleken dat de vader [voornaam minderjarige02] op haar verjaardag heeft kunnen bezoeken. De ouders proberen nu in onderling overleg afspraken te maken over de zorgregeling en om te komen tot een gezamenlijk ouderschapsplan. Omdat nog niet duidelijk is of dit gaat lukken, wensen beide ouders dat de procedure voor de periode van een half jaar zal worden aangehouden. Ook wensen beide ouders dat het traject bij [instantie03] wordt opgestart, maar volgens de ouders heeft [instantie03] aangegeven een (door)verwijzing van de rechtbank nodig te hebben voor het opstarten van hulp voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
Verwijzing [instantie03]
De rechtbank overweegt dat na de zitting positieve stappen zijn gezet door middel van het traject co-mediation van de specialist contactverlies, waarvoor zij de ouders complimenteert. Zoals tijdens de zitting is besproken en de ouders zelf ook wensen, is het in het belang van [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] nodig om
zo spoedig mogelijkte starten met ouderschapsbemiddeling bij [instantie03] , om deze positieve lijn vast te houden. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] dienen ook bij dit traject te worden betrokken.
Uit de berichten van de ouders is gebleken dat [instantie03] hiervoor een doorverwijzing van de rechtbank verlangt. Met de gemeente zijn er echter geen afspraken over de mogelijkheid van de rechtbank om partijen naar [instantie03] te verwijzen, wat betekent dat de rechtbank geen directe verwijzer is naar deze vorm van hulpverlening en partijen dus ook niet hierheen kan verwijzen. De huisarts van de kinderen is wel een doorverwijzer en kan hiervoor zorgen, voor zover dit noodzakelijk is, nu partijen al bekend zijn bij [instantie03] . Duidelijk is dat de rechtbank voortzetting van deze hulpverlening nodig acht.
De rechtbank verzoekt de (advocaten van) ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject, en daarbij tussen- en eindrapportages in te dienen van dit traject als deze beschikbaar zijn. Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dan zal de rechtbank de eindrapportage zenden aan de Raad. Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen. De Raad wordt in dat geval verzocht om de volgende vraag te beantwoorden:
- is een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk?
Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
De rechtbank zal de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken pro forma aanhouden in afwachting van voornoemd traject.
Ondertoezichtstelling
Ter onderbouwing van zijn verzoek om [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht te stellen stelt de vader dat gelet op de huidige toegenomen zorgen over de kinderen, zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie. Tevens zijn een ouder en degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek indien de Raad niet tot indiening van het verzoek overgaat.
Omdat de ouders nog een hulpverleningstraject zullen doorlopen en de Raad bij een niet positief afgerond traject zal bezien of een (beschermings)onderzoek nodig is, zal de rechtbank de beslissing op het verzoek van de vader om [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht te stellen pro forma aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
*
verwacht dat partijen, te weten:
[naam02] (de vader)
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
en
[naam01] (de moeder)
wonende te [adres02] , [postcode02] [woonplaats01] ;
voor zover nodig zullen zorgdragen voor een verwijzing naar [instantie03] ;
bepaalt dat (de advocaten van) partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject, en daarbij tussen- en eindrapportages in te dienen van dit traject als deze beschikbaar zijn;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de eindrapportage van een niet positief verlopen traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de ondertoezichtstellingaan tot
1 oktober 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2023.