ECLI:NL:RBDHA:2023:4513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
09/229932-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld door jeugdige verdachten met letsel bij slachtoffer

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die samen met een medeverdachte op 10 september 2022 in Wateringen heeft geprobeerd een oudere man te beroven. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer met geweld benaderd, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal met geweld en heeft een jeugddetentie opgelegd van 205 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van negen maanden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat hij in de proeftijd van deze eerdere veroordeling opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte ook de voorwaarden opgelegd om te werken aan zijn gedrag en om te voldoen aan de begeleiding van de jeugdreclassering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/229932-22; 09/127569-21 en 09/130542-22 (tul)
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboortedag] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 22 december 2022 (pro forma) en 16 maart 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. S.J.M. Laurier. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2022 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of de jas van [slachtoffer] over diens hoofd heeft getrokken en/of [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/getrokken en/of [slachtoffer] op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal voor het ten laste gelegde feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot het ten laste gelegde:
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 10 september 2022, met nummer PL1500-2022272149-7, p. 9-11, met bijlagen p. 12-13);
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 december 2022, met nummer PL1500-2022272149-61 (p. 259-262, met bijlagen p. 263-284).
De hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

4.De bewezenverklaring

Bewezenverklaard wordt dat:
hij op 10 september 2022 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag
van [slachtoffer] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
ente doen vergezellen van geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, [slachtoffer] heeft vastgepakt en de jas van [slachtoffer] over diens hoofd heeft getrokken en [slachtoffer] op de grond heeft getrokken en [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geschopt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een jeugddetentie voor de duur van 205 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar en daaraan te verbinden de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd, en ook de voorwaarde van ambulante behandeling. Daarnaast wordt een maatregel gevorderd betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van negen maanden, te vervangen door negen maanden jeugddetentie, in de vorm van de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. De officier van justitie vordert ten slotte de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden behorend bij de voorwaardelijke jeugddetentie en van de maatregel.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte naar voren gebracht dat hij het eens is met de voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging straatroof. De rechtbank vindt dit een ernstig feit. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op grove wijze en met geweld geprobeerd een oudere man te beroven van zijn geld. Ze hebben op de uitkijk gestaan terwijl de man aan het pinnen was en zijn hem daarna gevolgd. Het slachtoffer is vervolgens op een afgelegen plek geslagen en geschopt. De verdachten hebben de jas van het slachtoffer over zijn hoofd getrokken waardoor het slachtoffer ten val is gekomen. Dat het een ernstige worsteling is geweest, blijkt ook uit de gescheurde jas en het letsel van het slachtoffer. De verdachten hebben van tevoren nagedacht over een plan en hebben bewust gekozen voor een plek waar zij zo min mogelijk zichtbaar waren. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een kwetsbaar slachtoffer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Ook brengen dit soort feiten ernstige gevoelens van onveiligheid en onrust mee in de maatschappij. De verdachte heeft bij het plegen van het feit kennelijk gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat de benoemde aard en ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in het nadeel van de verdachte rekening met zijn strafblad. Hieruit blijkt dat hij twee maanden voordat hij onderhavig feit pleegde is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Daarbij komt dat aan hem toen een deels voorwaardelijke straf is opgelegd, en de verdachte dus in de proeftijd liep van een eerdere veroordeling.
De rechtbank heeft ook de proceshouding van de verdachte in zijn nadeel meegewogen. De verdachte heeft zich tijdens zijn eerste verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Uiteindelijk heeft hij na drie maanden weliswaar een verklaring afgelegd, maar daarin heeft hij zijn rol geminimaliseerd. Hij heeft daarmee geen volle verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft bij de weging van de persoonlijke omstandigheden verder betrokken het rapport van de Raad van 6 maart 2023 over de verdachte, waarvan deel uitmaakt het verslag van psychodiagnostisch onderzoek. Uit dat rapport blijkt dat de Raad zich ernstig zorgen maakt over het huidige functioneren van de verdachte op de gebieden van zijn houding, gezin, vrije tijd, drugs, geestelijke gezondheid en vaardigheden. De verdachte gebruikt middelen (blowt) en zijn ouders hebben weinig zicht en grip op hem. Er zijn zorgen over het contact met antisociale jongeren. Een grote rol speelt de beïnvloedbaarheid van de verdachte. Zijn beïnvloedbaarheid lijkt voort te komen uit een pestverleden en leidt ertoe dat hij niet onder wil doen voor anderen en er graag bij wil horen. Als gevolg daarvan maakt hij herhaaldelijk verkeerde keuzes.
De verdachte heeft naast zijn school geen positieve vrijetijdsbesteding waardoor de kans groot is dat hij recidiveert. Het algemeen recidiverisico van de verdachte komt uit op hoog, onder meer omdat er sprake is van een ernstig delict. De Raad ziet tegelijk voldoende beschermende factoren aanwezig om, met inzet van de juiste hulpverlening, de recidivekans te verlagen. De beschermende factoren zijn gelegen in het gezin, school en houding van de verdachte. De verdachte is gemotiveerd voor school en het gaat daar goed. Hij staat er ook voor open om met therapie te werken aan zijn beïnvloedbaarheid. Bovendien is gebleken dat de verdachte goed functioneert binnen een duidelijk en strak kader.
Om tot daadwerkelijke gedragsverandering te komen heeft de verdachte houvast nodig. De Raad ziet nog mogelijkheden in het ambulante kader. Binnen het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel kan gewerkt worden aan de door de Raad geformuleerde doelen. Het is de verwachting dat de behandeling van de kerncognities, en daarmee het leren maken van andere keuzes en het aanleren van gedragsalternatieven, langere tijd in beslag zal nemen. Daarnaast is de MDFT-behandeling nog onvoldoende van de grond gekomen om blijvende verandering in de thuissituatie en onderlinge relaties tot stand te brengen. Er is meer begeleiding, behandeling en een strakker kader nodig, waarbij tevens ook een stevige stok (namelijk time-out in jeugddetentie) achter de deur geldt, indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De Raad vindt een periode van negen maanden nodig om individuele behandeling op te starten. De Raad hoopt dat de intrinsieke motivatie die de verdachte al lijkt te hebben, wordt versterkt en positief zal uitwerken op zijn inzet en het houden aan de geldende voorwaarden.
De Raad adviseert daarom eengedragsbeïnvloedende maatregel
op te leggen voor de duur vannegen maanden
in de vorm van:
meewerken aan coaching vanuit E25 of een soortgelijke instantie;
meewerken aan het behouden van onderwijs bij School2Care;
meewerken aan MDFT, bij Horizon of een soortgelijke instantie;
meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk;
meewerken aan klinische/ambulante behandeling in een instelling mocht de hulpverlening en de jeugdreclasseerder dit nodig achten;
meewerken aan urinecontroles, indien de jeugdreclasseerder deze nodig acht;
meewerken aan de avondklok van 20:00 tot 07:00 uur, waarbij de jeugdreclasseerder deze kan aanpassen indien nodig;
meewerken aan elektronische controle.
Na deze intensieve en sterk controlerende aanpak moet de verdachte leren om zonder externe controle de positieve lijn vast te houden.
De Raad adviseert verder om daarnaast aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, en een contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer.
De Raad adviseert de kinderrechter te bepalen dat de maatregel en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
[deskundige 1] namens de Raad, heeft ter terechtzitting aanvullend geadviseerd om de vijfde voorwaarde, verbonden aan de maatregel, te wijzigen in die zin dat uitsluitend ambulante behandeling wordt geadviseerd. Ook wordt geadviseerd om deze voorwaarde als bijzondere voorwaarde toe te voegen aan de voorwaardelijke straf. Tot slot adviseert de Raad om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Het is goed als de verdachte de consequenties van zijn gedrag ervaart.
Ter terechtzitting heeft [deskundige 2] namens jeugdreclassering Jeugdbescherming west, toegelicht dat de individuele behandeling voor de verdachte op korte termijn kan starten en dat een deel van zijn vrijetijdsbesteding inmiddels is ingevuld. De deskundige is het eens met het gewijzigde advies van de Raad, met uitzondering van het advies over de tenuitvoerlegging. De deskundige heeft verklaard dat achteraf is gebleken dat de verdachte ook individuele behandeling nodig had om recidive te voorkomen. Dit was niet opgenomen als bijzondere voorwaarde en daarom zou niet volledig aan de verdachte te wijten zijn dat hij opnieuw de fout inging. Daarom wordt verlenging van de proeftijd in overweging gegeven.
Maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige
De rechtbank is van oordeel dat voormelde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies van het onderzoek met betrekking tot het opleggen van de gedragsbeïnvloedende maatregel worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank legt de conclusies van de deskundigen ten grondslag aan haar beslissing dat aan de verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige als bedoeld in artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht (hierna: de maatregel) zal worden opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 77w Sr kan deze maatregel worden opgelegd als de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgaande veroordelingen wegens misdrijven hiertoe aanleiding geven, en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De verdachte is in het verleden (onder meer) veroordeeld voor een soortgelijk feit, namelijk een diefstal met geweld. Ondanks deze straf is verdachte kort na die veroordeling opnieuw de fout ingegaan, terwijl hij in de proeftijd liep van deze eerdere veroordeling. Deze voorwaardelijke straf heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De voorafgaande veroordeling, het in deze zaak bewezenverklaarde misdrijf en de omvang en de complexiteit van de (multi)problematiek van de persoon van de verdachte geven aanleiding om de maatregel op te leggen. Uit de adviezen van de deskundigen blijkt daarnaast dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De duidelijke en strakke kaders zijn nodig voor de verdachte om zijn ontwikkeling ten goede te keren en om de recidivekans te verlagen.
De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden die in artikel 77w Sr zijn gesteld aan het opleggen van de maatregel is voldaan.
De rechtbank zal gelet op de ernst van het feit en de intensiteit van de benodigde behandeling de maatregel opleggen voor de duur van negen maanden, en daarbij bepalen dat indien de verdachte niet naar behoren aan de maatregel meewerkt, de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van achttien weken. De rechtbank zal de hierna te noemen door de Raad geadviseerde voorwaarden aan deze maatregel verbinden. Ten aanzien van de voorwaarde ‘behandeling’ zal de rechtbank bepalen dat de verdachte mee moet werken aan ambulante behandeling, nu een klinische opname niet geïndiceerd is.
Straf
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat de aard en de ernst van het feit in beginsel een vrijheidsbenemende straf van enige duur rechtvaardigt. Bij de vaststelling van die duur houdt de rechtbank rekening met de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden en de beslissing tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel. Dat leidt er toe dat de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde eis van 205 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden acht. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de geadviseerde voorwaarden verbinden zoals hierna genoemd, alsook de begeleiding door een jongerencoach, verbonden aan Westcoaching. Daaraan zal een proeftijd worden verbonden voor de duur van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een straatroof. Gelet op de ernst van het feit, de eerdere veroordeling en het advies van de Raad, waaruit naar voren komt dat de verdachte dringend behandeling nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De daarnaast zal de rechtbank bevelen dat ook het programma van de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging (09/127569-21 en 09/130542-22)

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij het onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 11 juli 2022 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren waarbij een proeftijd gold van twee jaren, nu de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Weliswaar was de behandeling voor de verdachte nog niet gestart, maar de verdachte is er door de rechter op gewezen dat hij geen strafbare feiten mag plegen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht om de proeftijd te verlengen. De raadsvrouw is het eens met de deskundige van Jeugdbescherming west dat het niet helemaal aan de verdachte te wijten is dat hij opnieuw de fout inging. De nodige behandeling was immers nog niet opgestart. Bovendien is tenuitvoerlegging naast een maatregel in dit geval niet passend.
7. 3 De beoordeling
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf te gelasten. De verdachte heeft eerder een kans gehad toen hem, kort voordat hij onderhavig feit pleegde, een deels voorwaardelijke straf werd opgelegd. Door de kinderrechter is hij erop gewezen dat hij geen nieuwe strafbare feiten mocht plegen, wat overigens het uitgangspunt is. Nog geen twee maanden later heeft de verdachte de belangrijkste regel van de proeftijd overtreden. In de omstandigheid dat de verdachte (nog) geen behandeling kreeg, ziet de rechtbank geen reden om de vordering af te wijzen. De verdachte moet de consequenties van zijn keuzes en daden dan ook ervaren. Bovendien is gebleken dat het uitvoeren van een werkstraf, en daarmee het hebben van dagbesteding, de behandeling niet in de weg zal zitten en naar verwachting de ontwikkeling van de verdachte alleen maar ten goede zal komen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en/of maatregel zijn gegrond op de artikelen: 45, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
205 (TWEEHONDERDVIJF) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, te weten
60 (ZESTIG) DAGEN, niet ten uitvoer gelegd zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens het niet nakomen van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 (TWEE) jaaronder de voorwaarden dat de verdachte:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. zich gedurende een door Jeugdbescherming west te Haaglanden bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- de [medeverdachte]
, [geboortedatum 1] ;
- het slachtoffer:
[slachtoffer] , [geboortedatum 2] ;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen op de tijden en plaatsen als door of namens de jeugdreclassering aan te geven;
5. gedurende de proeftijd zal meewerken aan coaching vanuit Westcoaching of een soortgelijke instantie;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west te Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte voorts op:
een
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
9 (NEGEN) MAANDEN;
die bestaat uit:
meewerken aan coaching vanuit Westcoaching of een soortgelijke instantie;
meewerken aan het behouden van onderwijs bij School2Care;
meewerken aan MDFT, bij Horizon of een soortgelijke instantie;
meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk;
meewerken aan ambulante behandeling indien de hulpverlening en de jeugdreclassering dit nodig achten;
meewerken aan urinecontroles, indien de jeugdreclassering deze nodig acht;
meewerken aan de avondklok van 20:00 uur tot 07:00 uur, zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht, waarbij de jeugdreclassering deze kan aanpassen indien nodig;
meewerken aan elektronische controle op naleving van de avondklok;
waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde programma;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west te Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, de taak tot ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van
achttien weken;
beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is;
tenuitvoerlegging t.a.v. parketnummers: 09/127569-21 en 09/130542-22
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 11 juli 2022;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 30 maart 2023.