7.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van enkele weken schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel en twee pogingen daartoe. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid op straat en in de maatschappij toe. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat de verdachte terzake van een soortgelijk strafbaar feit, gepleegd op 5 november 2021, bij vonnis van 17 juni 2022 is ontslagen van alle rechtsvervolging.
Volwassenstrafrecht of jeugdstrafrecht?
Uit de – hiervoor aangehaalde – pro Justitia rapportages is over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht het volgende geconcludeerd. De verdachte imponeert dermate psychiatrisch gehandicapt dat pedagogische beïnvloeding nauwelijks mogelijk is. Er bestaan dan ook contra-indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De verdachte kan de risico’s van zijn handelen slecht inschatten, kan zijn gedrag nauwelijks organiseren, komt jonger over dan zijn kalenderleeftijd en functioneert in de praktijk op verstandelijk beperkt niveau, dit door de ernstige psychiatrische multimorbiditeit. De indruk van de psychiater is dat dit een blijvende beperking is. Anders dan in april 2022 wordt nu niet geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat het afgelopen halfjaar is gebleken dat de verdachte ook in minder psychotische staat en tijdens het verblijf in een instelling weinig pedagogisch beïnvloedbaar is. Verder is toen extra duidelijk geworden hoe psychiatrisch gehandicapt de verdachte is. De nadruk dient hierdoor meer te liggen op psychiatrische behandeling dan op pedagogische beïnvloeding.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek – ook voor het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht – worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen over het niet toepassen van het jeugdstrafrecht. Aan de nu twintigjarige verdachte zal dan ook een straf en/of maatregel worden opgelegd overeenkomstig het volwassenstrafrecht. Een (voorwaardelijke)
PIJ-maatregel behoort in dat kader niet tot de mogelijkheden.
Recidiverisico en behandelkader
Uit de – reeds hiervoor aangehaalde – pro Justitia rapportages is over het recidiverisico en het behandelkader het volgende geconcludeerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De aanwezige problematiek van de verdachte maakt dat hij nauwelijks in staat is tot het reguleren van zijn denken en handelen, zijn gedrag niet afweegt en enkel gericht is op directe behoeftebevrediging. Hierdoor is hij slechts beperkt in staat om zijn gedrag te controleren. Dit is bovendien sterker aanwezig wanneer hij cannabis gebruikt.
Zonder inzet van behandeling versterkt de problematiek van de verdachte het risico op herhaling van gewelddadig gedrag.
Op basis van de gesignaleerde problematiek en om de kans op recidive te verlagen, wordt behandeling noodzakelijk geacht. Er is een intensieve, langdurige behandeling nodig waarbij de psychose wordt behandeld met antipsychotica. Daarnaast moet er een zeer gestructureerde, voorspelbare omgeving zijn waar de verdachte stap voor stap vaardigheden voor zelfredzaamheid aangeleerd kan krijgen en hierbij dagelijks, langdurig en intensief begeleid wordt. Eerdere plaatsingen op leefgroepen hebben uitgewezen dat het de verdachte niet lukt om te functioneren binnen een groepsklimaat. Er is dus behandeling en begeleiding nodig gericht op hem als individu. Dit alles dient binnen een gesloten setting plaats te vinden, omdat eerdere plaatsingen in een open setting ertoe hebben geleid dat de verdachte cannabis ging gebruiken en tot het plegen van delicten is gekomen. Daarom wordt er een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. Hierbij is een hoge verpleegintensiteit nodig met individuele behandeling en begeleiding. Een hoog beveiligingsniveau is niet nodig, het is vooral van belang dat de verdachte geen middelen kan gebruiken en niet zijn eigen geld beheert. Het risico op agressief gedrag of vluchten wordt als laag ingeschat.
Een voorwaardelijk kader is kort overwogen, maar als onhaalbaar terzijde geschoven. De verdachte kan zich naar de mening van de onderzoekers niet aan voorwaarden houden. Hij overziet dit niet en weegt zijn handelen onvoldoende af om zich adequaat aan voorwaarden te kunnen houden. Ook worden bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet geadviseerd. Deels vanwege het argument dat de verdachte zich niet aan voorwaarden kan houden, deels omdat de verdachte dan bij het overtreden van de voorwaarden in detentie komt, waar het recidiverisico niet van zal verminderen en wat de verdachte, gezien zijn ernstige psychiatrische stoornissen, tekort zal doen. De deskundige [naam 2] van Reclassering Nederland adviseert in het reclasseringsadvies van 6 december 2022 eveneens negatief over het opleggen van tbs met voorwaarden, de reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De verdachte heeft momenteel een civielrechtelijke maatregel, namelijk een zorgmachtiging die loopt tot juli 2023. Naar de mening van de onderzoekers biedt dit onvoldoende kader voor zowel de behandeling als de beperking van het recidiverisico. In de GGZ wordt minder aandacht besteed aan preventie van recidive en zal een klinische behandeling onvoldoende langdurig gegeven worden.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte zo spoedig mogelijk intensief wordt behandeld aan en begeleid wordt met betrekking tot zijn stoornissen. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling in een gesloten forensische setting met een zeer hoge verpleegintensiteit noodzakelijk is. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het gevaar dat de verdachte hiermee heeft veroorzaakt en het als hoog ingeschatte recidiverisico. Op grond hiervan en gelet op de door de deskundigen en de reclassering gegeven adviezen, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen eist, dat aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd en dat niet kan worden volstaan met behandeling binnen de reguliere GGZ of met een voorwaardelijke tbs-maatregel. De rechtbank merkt daarbij op dat ook zij ziet dat de verdachte in het verleden niet de behandeling heeft gehad die hij had moeten krijgen. Dat brengt echter geen verandering in de situatie op dit moment. Hoewel de verdachte graag wil, heeft hij weinig vermogen zijn gedrag te sturen, terwijl sprake is van een hoog recidiverisico dat moet worden ingeperkt. De langdurige en intensieve behandeling die verdachte nodig heeft kan daarom niet anders dan binnen het forensisch kader kan worden geboden.
Duur maatregel
Op grond van artikel 38e Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs wordt gelast ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide winkeloverval met een mes en twee pogingen daartoe. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Aan voornoemd criterium is derhalve voldaan en de totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank zal de maatregel – zoals door de officier van justitie is gevorderd – ongemaximeerd aan de verdachte opleggen.
Tot slot merkt de rechtbank met nadruk op dat zij het gezien de problematiek en de kwetsbaarheid van de verdachte van groot belang acht dat zorgvuldig wordt bezien waar de verdachte – in afwachting van een plaatsing voor zijn behandeling – de te overbruggen periode door zal brengen.