ECLI:NL:RBDHA:2023:4480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/09/587945 / FA RK 20-554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling tussen ouders en minderjarige kinderen in het kader van het ouderschap na scheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 maart 2023, is het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen afgewezen. De vader, wonende in Zwitserland, had verzocht om een regeling waarbij de kinderen een weekend per maand bij hem zouden verblijven en regelmatig video-contact met hem zouden hebben. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen intrinsieke motivatie bij beide ouders aanwezig is om onbelast contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. Dit gebrek aan motivatie is een belangrijke factor in de beslissing om geen zorgregeling vast te stellen.

De rechtbank heeft eerder, in een beschikking van 10 mei 2022, de ouders de gelegenheid gegeven om hulpverlening in te schakelen en heeft hen aangespoord om stappen te ondernemen ter verbetering van hun onderlinge communicatie en samenwerking. Beide ouders hebben weliswaar hulpverlening gezocht, maar de rechtbank constateert dat de hulpverlening niet heeft geleid tot de gewenste resultaten. Er blijft sprake van diepgeworteld wantrouwen tussen de ouders, en zij zijn meer bezig met het onderbouwen van hun eigen standpunten dan met het belang van de kinderen.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen van de ouders op de zitting in overweging genomen. De vader heeft gesprekken gevoerd met de Zwitserse kinderbeschermingsautoriteit en heeft therapieën gevolgd, maar de moeder betwist de effectiviteit van deze stappen. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen ruimte is voor een zorgregeling die in het belang van de kinderen zou zijn. De verzoeken van de vader worden dan ook afgewezen, en de rechtbank handhaaft de eerdere beslissingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-554
Zaaknummer: C/09/587945
Datum beschikking: 16 maart 2023

Verdeling zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 5 februari 2020 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vader,
wonende te Zwitserland,
advocaat: eerst mr. M. Groenleer te ’s-Gravenhage, nu mr. A.J.M.H de Werd te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam.

Procedure

Bij beschikking van 10 mei 2022 van deze rechtbank is bepaald dat de behandeling van het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen wordt aangehouden pro forma tot 15 november 2022 teneinde de vader en de moeder in de gelegenheid te stellen de in de beschikking genoemde hulpverlening ten behoeve van de kinderen en zich zelf op te starten en dat de ouders zich uiterlijk op de genoemde pro forma datum dienen uit te laten over de stand van zaken. Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het inschakelen van een psycholoog voor beide kinderen voor de geadviseerde traumatherapie is afgewezen.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 13 september 2022 van de Raad;
- het rapport van de Raad van 7 november 2022 met kenmerk [kenmerk01] , met oplegnota;
- het F9-formulier van 15 november 2022 van de zijde van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 15 november 2022 van de zijde van de moeder, met bijlagen;
- het F9-formulier van 13 februari 2023 van de zijde van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 13 februari 2023 van de zijde van de moeder, met bijlagen.
Op 16 februari 2023 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk01] , een tolk in de Engelse taal;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. H.C. van Vuuren;
  • [naam03] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Van de zijde van de vader en van de zijd van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Aan de orde is thans nog het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , Zwitserland,
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] , Zwitserland.
In haar vorige beschikking heeft de rechtbank het advies van de Raad gevolgd en de ouders in de gelegenheid gesteld om hulpverlening in te schakelen.
Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is gebleken dat beide ouders zich hebben gewend tot hulpverlening zoals door de Raad is geadviseerd en door de rechtbank bij die beschikking is opgedragen. De vader heeft gesprekken gevoerd met de Zwitserse kinderbeschermingsautoriteit, KESB, coachingsessies gevolgd en therapiesessies gehad bij een psycholoog. De vader heeft naar eigen zeggen geleerd wat zijn positie en rol is ten opzichte van de moeder en de kinderen. De moeder heeft zowel bij haar voormalige psycholoog als bij een andere psycholoog navraag gedaan naar de mogelijkheid tot het wegnemen van contra-indicaties tegen systeemtherapie. Beide behandelaars hebben aangegeven dat dit niet mogelijk is, nu het risico op her-traumatisering onvoldoende uitgesloten kan worden. Ook voor de kinderen is hulp ingeschakeld in de vorm van een psycholoog en EMDR behandelingen.
Beide ouders zijn van mening dat de stappen die de andere ouder heeft ondernomen onvoldoende zijn. Zo voert de vader aan dat de moeder zijwegen inslaat om niet aan de opdracht van de rechtbank te voldoen. De moeder daarentegen voert aan dat de vader niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk gesprekken heeft gevoerd met een psycholoog. Bovendien acht de moeder de door de vader benaderde psycholoog niet geschikt om de vader te behandelen, nu deze psycholoog in het verleden al betrokken is geweest bij deze zaak.
De rechtbank constateert dat de (nadere) hulpverlening niet tot de beoogde resultaten heeft geleid. Er blijft sprake van diepgeworteld onderling wantrouwen. De ouders blijven bovendien het conflict met elkaar zoeken, blijven diep in hun eigen stellingen zitten en zijn daarbij met name bezig met bevechten van wat de ander zegt of doet. Daarbij zijn beide ouders vooral bezig met bewijzen of verder onderbouwen van hun standpunten en verliezen zij de belangen van de kinderen uit het oog. Er wordt, wederzijds, niet gehandeld in het belang van de kinderen. De rechtbank ziet op dit moment geen intrinsieke motivatie bij deze ouders, in de zin dat zij stappen naar elkaar toe kunnen maken om onbelast contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. De rechtbank ziet geen ruimte voor de vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen. Een zorgregeling wordt voor dit moment en in de nabije toekomst niet in het belang van de kinderen geacht.
De (thans nog voorliggende) verzoeken van de vader tot het vaststellen van een (voorlopige) zorgregeling waarbij de kinderen – kort gesteld - een weekend per maand bij de vader zijn en daarnaast met regelmaat video-call contact met de vader hebben, zullen dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst alle verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, mr. A.C. Olland en mr. L. Koper, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. N.C. Gantenbein als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 maart 2023.