In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 maart 2023, is het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling voor zijn minderjarige kinderen afgewezen. De vader, wonende in Zwitserland, had verzocht om een regeling waarbij de kinderen een weekend per maand bij hem zouden verblijven en regelmatig video-contact met hem zouden hebben. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen intrinsieke motivatie bij beide ouders aanwezig is om onbelast contact tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. Dit gebrek aan motivatie is een belangrijke factor in de beslissing om geen zorgregeling vast te stellen.
De rechtbank heeft eerder, in een beschikking van 10 mei 2022, de ouders de gelegenheid gegeven om hulpverlening in te schakelen en heeft hen aangespoord om stappen te ondernemen ter verbetering van hun onderlinge communicatie en samenwerking. Beide ouders hebben weliswaar hulpverlening gezocht, maar de rechtbank constateert dat de hulpverlening niet heeft geleid tot de gewenste resultaten. Er blijft sprake van diepgeworteld wantrouwen tussen de ouders, en zij zijn meer bezig met het onderbouwen van hun eigen standpunten dan met het belang van de kinderen.
De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen van de ouders op de zitting in overweging genomen. De vader heeft gesprekken gevoerd met de Zwitserse kinderbeschermingsautoriteit en heeft therapieën gevolgd, maar de moeder betwist de effectiviteit van deze stappen. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen ruimte is voor een zorgregeling die in het belang van de kinderen zou zijn. De verzoeken van de vader worden dan ook afgewezen, en de rechtbank handhaaft de eerdere beslissingen.