ECLI:NL:RBDHA:2023:4424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Braziliaanse eiseres wegens gebrek aan reëel risico op ernstige schade en onvoldoende onderbouwing van familieleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Braziliaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in 1971, heeft aangevoerd dat zij tijdens haar huwelijk van 1996 tot 2001 fysiek is mishandeld door haar ex-echtgenoot en dat zij vreest voor ernstige schade bij terugkeer naar Brazilië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar haar land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de mishandelingen door haar ex-echtgenoot lang geleden hebben plaatsgevonden en dat de eiseres al geruime tijd geen contact meer met hem heeft gehad. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat Brazilië als veilig land van herkomst moet worden beschouwd, en dat de eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet kan rekenen op bescherming van de Braziliaanse autoriteiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van de eiseres verworpen dat zij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vanwege familieleven met haar zoon en kleinkinderen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met haar zoon en dat zij zorg verleent die niet door iemand anders kan worden verleend. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.5922
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.5923, op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Braziliaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1971. Ze heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij door haar ex-echtgenoot fysiek is mishandeld tijdens haar huwelijk van 1996 tot 2001. Eiseres heeft hiervan ook aangifte gedaan. Ook heeft haar ex-echtgenoot haar dochter in 2005 mishandeld. In de jaren daarna heeft hij eiseres een aantal keer opgezocht en pesterijen uitgevoerd.
Besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen tijdens huwelijk met ex-echtgenoot.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Volgens verweerder leidt dit er echter niet toe dat eiseres als vluchteling moet worden gezien of dat zij bij terugkeer naar
Brazilië een reëel risico loopt op ernstige schade.1 Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Brazilië zal worden mishandeld door haar ex-echtgenoot. De laatste keer dat zij is mishandeld was in 2002. Bovendien verblijft ze nu al vijf jaar in Nederland en heeft zij in deze periode geen contact met hem heeft gehad. Daarnaast moet Brazilië als veilig land van herkomst worden gezien. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar anders is en dat zij zich voor bescherming niet tot de Braziliaanse autoriteiten kan wenden. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Volgens verweerder komt eiseres ook niet in aanmerking voor een reguliere vergunning op grond van familieleven2 met haar zoon en kleinkinderen. Zij heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat haar zoon afhankelijk van haar is en dat zij hem zorg verleent die niet door iemand anders verleend kan worden. Ook heeft zij haar stelling dat zij met haar zoon en kleinkinderen samenwoont niet onderbouwd.
Ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM
4. Eiseres voert aan dat zij ernstige schade vreest als zij zou terugkeren naar Brazilië. Hoewel haar ex-echtgenoot haar niet meer kan mishandelen, is zij bang dat hij zijn talloze treiterijen en achtervolgingen weer zal voortzetten. Dit levert bij haar psychische schade op. Zij kan hiervoor niet rekenen op adequate bescherming van de autoriteiten van haar land.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Brazilië een reëel risico loopt op ernstige schade. Hiertoe heeft verweerder mogen aandragen dat de mishandelingen door haar ex-echtgenoot lang geleden (in 2002) hebben plaatsgevonden. Inmiddels heeft eiseres al geruime tijd geen contact meer met haar ex-echtgenoot. Verweerder heeft verder van belang mogen achten dat eiseres 4,5 jaar illegaal in Nederland heeft verbleven. Pas nadat de politie haar nadrukkelijk heeft gewezen op de mogelijkheid van een asielaanvraag, is zij hiertoe overgegaan. Dit doet afbreuk aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Brazilië ten aanzien van haar geen veilig land van herkomst is. Uit haar verklaringen blijkt immers niet dat de Braziliaanse autoriteiten niet bereid zijn om haar te beschermen. Zo heeft zij aangifte tegen haar ex-echtgenoot kunnen doen en is naar aanleiding hiervan een contactverbod opgelegd. Dat haar ex- echtgenoot zich niet aan dit verbod houdt, betekent niet dat de Braziliaanse autoriteiten haar niet kunnen of willen beschermen. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM
6. Eiseres betoogt dat verweerder haar ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier heeft verleend op grond van artikel 8 van het EVRM. Er is namelijk sprake van familieleven tussen eiseres en haar zoon en kleinkinderen. Haar zoon is ernstig verslaafd en zij heeft de zorg over hem. Ook heeft eiseres eerder geholpen met de zorg voor haar kleinzoon.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM met haar zoon en kleinkinderen. Voor het aannemen van
1. in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2 in de zin van artikel 8 van het EVRM.
familieleven met haar volwassen zoon moet aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.3 Verweerder heeft terecht gesteld dat eiseres dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Zo heeft zij niet onderbouwd dat zij met haar zoon heeft samengewoond of dat zij zorg aan haar zoon verleent die door niemand anders gedaan kan worden. Voor het bestaan van familieleven tussen eiseres en haar kleinkinderen moet aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van hechte persoonlijke banden.4 Ook dit heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Zo heeft zij niet geconcretiseerd of onderbouwd in welke mate zij haar zoon heeft geholpen met de zorg voor haar kleinkind(eren) en of zij toen ook met hen samenwoonden. Verweerder heeft eiseres daarom geen reguliere vergunning hoeven verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Brazilië. In ieder geval kan zij zich voor bescherming wensen tot de Braziliaanse autoriteiten, omdat Brazilië een veilig land van herkomst is. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder geen reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM aan eiseres hoeven verlenen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
3 Zie B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2050.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.