ECLI:NL:RBDHA:2023:4420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
NL22.16090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan met problemen door lidmaatschap burgerwacht en geloofwaardigheid van asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank oordeelde dat de problemen die eiser had met een occulte organisatie, waar hij lid van was, niet geloofwaardig waren. Eiser had verklaard dat hij vanwege zijn lidmaatschap van de burgerwacht (OPC) problemen had ondervonden en naar Ivoorkust was gevlucht, maar de rechtbank vond dat de door eiser overgelegde bewijsstukken, waaronder een lidmaatschapspas en een krantenartikel, niet voldoende waren om zijn relaas te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de asielaanvraag ongegrond was, omdat er geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria of Ivoorkust was aangetoond. Eiser had ook geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn bekering tot het christendom hem in Nigeria in gevaar zou brengen. De rechtbank oordeelde dat eiser in een deel van Nigeria veilig zou kunnen wonen, waar het christendom in de meerderheid is, en dat hij bovendien getrouwd was met een Ivoriaanse vrouw, wat hem de mogelijkheid bood om in Ivoorkust te verblijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16090
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1973. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft gekregen met een occulte organisatie omdat hij lid was van een burgerwacht (OPC). Eiser is daarom naar Ivoorkust vertrokken. Daar is eiser echter ook aangevallen door, wat hij vermoedt, dezelfde mensen. Deze mensen hebben specifiek naar eiser gevraagd. Eiser kan niet terug naar Nigeria en Ivoorkust omdat hij bang is dat hij dan vermoord zal worden.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Problemen met groepering vanwege OPC;
 Problemen Ivoorkust;
 Bekering.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste en vierde element geloofwaardig moeten worden geacht, maar de andere twee elementen niet. Over het tweede element heeft verweerder aan zijn standpunt ten grondslag gelegd dat eisers lidmaatschapspas van de OPC niet op echtheid te controleren is, waardoor hier geen waarde aan wordt gehecht. Aan het krantenartikel dat eiser heeft overgelegd kan ook geen waarde worden gehecht omdat dit geen objectieve, betrouwbare bron betreft, en de datum van het artikel bovendien strijdig is met de verklaring van eiser zelf. Verder heeft eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn lidmaatschap bij de OPC en over wanneer hij in Nigeria en Ivoorkust heeft gewoond. Het derde element wordt niet geloofwaardig geacht omdat deze problemen het gevolg zouden zijn van de ongeloofwaardig geachte problemen met de groepering. Bovendien zijn de door eiser overgelegde uitnodigingen van de politie van Ivoorkust volgens onderzoek van Bureau Documenten niet bevoegd opgemaakt en afgegeven.
3. De geloofwaardig geachte elementen leiden niet tot de conclusie dat eiser als vluchteling moet worden gezien of dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar het land van herkomst. Niet gebleken is dat eiser in Nigeria nog probleme n zal ondervinden met zijn bekering. Hij had problemen met zijn ouders, maar die zijn inmiddels overleden. Hij heeft nooit problemen met zijn broers en zussen hierover gehad. Verder heeft hij verklaard dat hij ondanks zijn bekering veilig heeft gewoond in een deel van Nigeria waar het christendom in de meerderheid is. Bovendien kan hij zich door zijn huwelijk met een vrouw uit Ivoorkust ook daar vestigen, waar de vrijheid van godsdienst geldt. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Problemen met groepering vanwege OPC
4. Eiser voert aan dat de problemen met de groepering vanwege de OPC ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Volgens eiser heeft verweerder miskend dat het lidmaatschap bij de OPC voldoende aannemelijk is, en is verweerder onvoldoende op dit lidmaatschap ingegaan. De echtheid van de pas wordt immers niet betwist. Daarnaast betoogt eiser dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat het krantenartikel een gefingeerd bericht is. Verweerder heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat voor onderzoek hij heeft gedaan om de betrouwbaarheid te beoordelen. Voor het onderzoek dat verweerder heeft gedaan op de website [internetsite] heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom zij hiervan uit zou mogen gaan. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat het krantenbericht onder ‘brown envelope journalism’ valt, en dat heeft verweerder niet gedaan. Verweerder heeft ook niet tegen mogen werpen dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over zijn verblijf in Nigeria en Ivoorkust. In de eerdere gehoren heeft de vraagstelling zich beperkt tot het globale verhaal en directe plaats van zijn vertrek, en het was voor eiser niet duidelijk dat hij uit moest leggen dat hij in de tussenliggende perioden in Nigeria heeft gewoond. Verder heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over het moment dat hij zich bij de burgerwacht heeft aangesloten. Hij heeft zich in 2014 bij de burgerwacht aangesloten maar werkte daarvoor al met hen samen. Tot slot betoogt eiser dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij
meteen na de aanval is vertrokken, aangezien hij nog de hoop had dat de politie hem zou beschermen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat niet uit kan worden gegaan van de inhoud van het krantenartikel over een aanval in het huis van eiser dat eiser heeft overgelegd om zijn relaas te onderbouwen. Verweerder heeft hiertoe mogen verwijzen naar een rapport van het EASO1 en een artikel van Refworld2, waaruit volgt dat in Nigeria blogberichten of krantenartikelen kunnen worden vervalst en gekocht. Bovendien heeft verweerder terecht gesteld dat er voor het krantenartikel nog meer aanwijzingen zijn waardoor aan de betrouwbaarheid kan worden getwijfeld. Eiser heeft immers verklaard dat de aanval in zijn huis in oktober 2014 zou hebben plaatsgevonden, terwijl het artikel van 30 juli 2014 is en spreekt over een aanval in juni 2014. Eiser heeft niet uit kunnen leggen waarom er een verschil tussen deze data bestaat. Daarnaast blijkt uit de website [internetsite] , die informatie bijhoudt over Nigeriaanse bedrijven, dat de krant pas is opgericht in 2017, drie jaar na de aanval dus. Dat verweerder niet zomaar van de informatie op deze website mag uitgaan volgt de rechtbank niet. Eiser heeft het krantenartikel zelf overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Verweerder heeft de informatie op de website als aanwijzing mogen zien dat het krantenartikel het relaas van eiser niet kan onderbouwen. Dat eiser nog een tweede artikel heeft overgelegd maakt de beoordeling van de betrouwbaarheid niet anders, aangezien dit tweede artikel van dezelfde krant is.
6. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de lidmaatschapspas van OPC zijn gestelde problemen met de OPC onvoldoende kan onderbouwen. De echtheid van de pas kan immers volgen Bureau Documenten niet worden vastgesteld. Bovendien, ook als de pas wel echt was bevonden, hoeft het lidmaatschap bij OPC nog niet te zeggen dat de gestelde problemen geloofwaardig worden geacht. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser wisselend en tegenstrijdig over deze problemen heeft verklaard. Zo heeft eiser wisselend verklaard over wanneer hij in de periode van 1996 tot 2019 in Ivoorkust heeft gewoond en wanneer in Nigeria. In het aanmeldgehoor heeft hij immers verklaard dat hij tussen 1996 en 2019 in Ivoorkust woonde, en dat hij weleens naar Nigeria ging voor zaken,3 terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij van 2011 van 2014 in Nigeria heeft gewoond.4 Verweerder mocht dit aan eiser tegenwerpen. Dat het voor eiser niet duidelijk zou zijn dat hij moest uitleggen dat hij in de tussentijd ook nog in Nigeria heeft gewoond, omdat hij slechts globaal hoefde te verklaren, heeft verweerder onvoldoende verklaring voor dit verschil mogen vinden, aangezien eiser wel heeft verklaard dat hij vaak voor zaken naar Nigeria moest. Hij heeft dus wel meer dan globaal over zijn verblijfplaats verklaard. Verder heeft verweerder aan eiser tegen mogen werpen dat hij eerst heeft verklaard dat hij zich in 2014 heeft aangesloten bij de burgerwacht5 en later dat hij in 2012 al samenwerkte met de mensen van de burgerwacht.6 Uit de rest van zijn verklaring blijkt immers niet dat hij eerst nog twee jaar met OPC heeft samengewerkt voordat hij lid werd. Tot slot heeft verweerder aan eiser tegen mogen werpen dat hij tegenstrijdig heeft
1. Nigeria: Country of Origin Information Report van 2018.
2 Nigeria: Brown envelope jounalism: including types of publications that are affected: efforts to
combat the phenomenon’, 3 november 2017.
3 Pagina 5 van het verslag gehoor aanmeldfase.
4 Pagina 10 van het verslag nader gehoor.
5 Pagina 7 van het verslag nader gehoor.
6 Pagina 19 van het verslag nader gehoor.
verklaard over of sprake was van samenwerking tussen de burgerwacht en de politie. Eerst heeft hij immers verklaard dat hij wist dat de politie hem niet zou beschermen omdat zij geen geregistreerd veiligheidsorgaan zijn7 maar later dat ze samenwerkten met de politie waardoor hij dacht dat ze door de politie zouden worden geholpen.8 Met wat eiser in beroep naar voren heeft gebracht heeft hij deze tegenstrijdigheid niet weggenomen.
7. De rechtbank concludeert dat verweerder de problemen met de groepering vanwege de OPC niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen Ivoorkust
8. Eiser betoogt dat verweerder de problemen die hij in Ivoorkust zou hebben gehad ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hiertoe brengt eiser naar voren dat als de voorgaande beroepsgrond slaagt, dit ook in dit element moet doorwerken. Daarnaast stelt eiser dat de rapporten van Bureau Documenten over de echtheid van de uitnodigingen van de politie onvoldoende inzichtelijk zijn. De conclusie volgt immers niet uit hetgeen in de rapportage is opgenomen.
9. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder de ongeloofwaardigheid van het tweede element ook van belang heeft mogen achten voor de beoordeling van dit element. De problemen die eiser in Ivoorkust zou hebben ondervonden hielden volgens hem immers verband met de problemen vanwege zijn lidmaatschap bij de OPC. Met betrekking tot het onderzoek van Bureau Documenten aan de uitnodigingen van de politie overweegt de rechtbank dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat de verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dat laat echter onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht meebrengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot
zijn conclusies is gekomen.9 Bureau Documenten heeft op 31 mei 2022 een rapport uitgebracht over de uitnodigingen. Hierin staat dat de documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt zijn, aangezien de verschijningsvorm en opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. De rechtbank is het met eiser eens dat deze motivering summier is. Echter, verweerder heeft zich er blijkens een verklaring van 7 juni 2022 van vergewist dat de verklaring inhoudelijk inzichtelijk is.
Verweerder heeft hiermee aan zijn vergewisplicht voldaan, en het rapport aan dit besluit ten grondslag mogen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Bekering
10. Eiser voert tot slot aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er vanwege de bekering geen reëel risico is op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu zijn bekering niet is betwist, is ook zijn afvalligheid kennelijk geloofwaardig. Eiser wijst hiertoe op de activiteiten van Sharia-rechtbanken in Nigeria, hetgeen ook uit het algemeen ambtsbericht volgt. Ook is hierbij van belang dat kennelijk
7 Pagina 8 van het verslag nader gehoor.
8 Pagina 20 van het verslag nader gehoor.
9 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 28 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:628) .
wel aannemelijk is geacht dat eiser door zijn bekering in de problemen is genomen met zijn familie en zijn afvalligheid bekend is in Nigeria. Dat zijn broers en zussen nog geen actie hebben ondernomen is onvoldoende om de afvalligheid niet te betrekken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de geloofwaardig geachte bekering niet maakt dat eiser als vluchteling moet worden gezien of een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser in een deel van Nigeria zou kunnen wonen waar het christendom in de meerderheid is of in Ivoorkust. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij veilig zou kunnen wonen in dit deel van Nigeria.10 Daarnaast is hij getrouwd met een Ivoriaanse vrouw en heeft hij volgens de Ivoriaanse wetgeving daardoor de Ivoriaanse nationaliteit. Er is ook niet gebleken dat eiser eerder in
Ivoorkust problemen heeft ondervonden door zijn bekering. Verder heeft verweerder mogen stellen dat ook niet is gebleken dat eiser in andere delen van Nigeria problemen zou ondervinden. Eiser heeft volgens zijn eigen verklaring alleen met zijn ouders problemen ondervonden vanwege zijn bekering, maar zij zijn inmiddels overleden. Hij heeft geen problemen met zijn broers en zussen gehad. Over eisers stelling dat hij deze problemen nog wel zou kunnen krijgen heeft verweerder terecht gesteld dat eiser dit onvoldoende heeft onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
10 Pagina 16 van het verslag nader gehoor.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.