ECLI:NL:RBDHA:2023:4417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
NL23.6151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag na auto-ongeluk en ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had aangevoerd dat hij in 2015 dronken een auto-ongeluk had gehad waarbij hij een staatsmonument zou hebben beschadigd. Hij vreesde bij terugkeer naar Algerije een gevangenisstraf te moeten uitzitten vanwege deze veroordeling voor erfgoedvernieling. De rechtbank oordeelde dat verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht, omdat eiser zijn relaas niet met documenten had onderbouwd. Eiser had verklaard dat hij een dagvaarding had ontvangen, maar had geen bewijsstukken overgelegd die zijn verhaal konden staven. De rechtbank vond dat verweerder terecht had geoordeeld dat het asielrelaas niet gedetailleerd en overtuigend genoeg was om zonder documenten aannemelijk te achten. Eiser had bovendien niet eenduidig verklaard over belangrijke details van het incident, zoals de locatie en de tijd van het ongeluk. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen als ongegrond en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6151
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.C.J. Letmaath),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij ongeveer in april 2015 dronken een ongeluk heeft gehad waarbij hij met een auto tegen een staatsmonument is gereden. Eiser is veroordeeld vanwege erfgoedvernieling tot drie jaar gevangenisstraf en een geldboete van omgerekend 3500 euro. Bij terugkeer vreest eiser deze gevangenisstraf te moeten uitzitten.
Besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Auto-ongeluk waarbij eiser een staatsmonument heeft beschadigd.
Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig, maar het tweede element ongeloofwaardig. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser geen documenten heeft overgelegd waarmee hij zijn relaas kan onderbouwen. Daarnaast heeft eiser ook met zijn verklaringen het incident niet aannemelijk gemaakt. Hij kan namelijk onvoldoende concreet verklaren over de datum, over waar het incident precies heeft plaatsgevonden en over het staatsmonument dat hij zou hebben beschadigd. Verder heeft eiser vaag en summier verklaard over de gerechtelijke procedure, en wisselend over hoe hij de uitspraak heeft gehoord. Het element is daarom ongeloofwaardig. Verweerder merkt verder in het besluit nog op dat eiser veel landen heeft gepasseerd voordat hij in Nederland kwam en maar in twee landen asiel heeft aangevraagd, waarvan hij de uitkomst niet heeft afgewacht. Dit duidt niet op een oprechte, dringende behoefte aan bescherming. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Standpunt van eiser
3. Eiser betoogt dat verweerder het tweede element ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder had hem niet tegen mogen werpen dat hij nog geen documenten heeft overgelegd. Hij is namelijk pas recent op de hoogte gesteld van het belang van documenten en sinds het voornemen weet hij pas welke documenten belangrijk zijn. Hij heeft zijn broer verzocht om met spoed documenten te verzamelen, maar hier heeft hij wel tijd voor nodig. Daarnaast vindt eiser dat hij met zijn verklaringen het asielrelaas aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft wel gedetailleerd verklaard over alle aspecten met betrekking tot het ongeluk. Het is bovendien al een tijd geleden dat het ongeluk heeft plaatsgevonden. Verder heeft verweerder de wisselende verklaringen over of de broer van eiser wel of niet op zitting is geweest niet tegen mogen werpen, omdat eiser in de correcties en aanvullingen voldoende heeft verduidelijkt hoe het precies zit. Daarnaast is het mogelijk dat er niet goed vertaald is tijdens het gehoor, aangezien eiser de gewoonte heeft om verder te praten als de tolk nog niet klaar is met vertalen. Eiser vindt tot slot dat hij goede redenen had om zijn asielprocedures in Griekenland en Kroatië niet af te wachten, aangezien hij in beide landen mishandeld is door de autoriteiten. Verweerder mocht hier dus niet te conclusie aan verbinden dat eiser geen oprechte, dringende behoefte aan bescherming heeft.
Oordeel van de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het relaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierbij mocht verweerder van belang achten dat eiser zijn relaas niet met documenten heeft onderbouwd. Hij verklaart immers zelf dat hij een dagvaarding heeft ontvangen van de officier van justitie en dat hij documenten heeft ontvangen na zijn veroordeling in eerste aanleg. Omdat de aanrijding en daarmee de gestelde veroordeling daarvoor centraal staat in zijn relaas, mocht verweerder verwachten dat eiser deze had meegenomen c.q. op andere wijze alsnog had kunnen overleggen, ook gezien de contacten die hij heeft met zijn familie. De praktische problemen die eiser daarover stelt zijn niet aannemelijk geworden en niet doorslaggevend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser niet meer tijd heeft hoeven geven om documenten te overleggen. Omdat eiser in Griekenland en Kroatië al asiel heeft aangevraagd en al sinds januari 2022 in Nederland verblijft, mocht het belang van documenten bij eiser worden verondersteld.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eisers relaas niet gedetailleerd, eenduidig en overtuigend genoeg is om het zonder documenten aannemelijk te achten. Immers, het relaas van eiser is heel kort en overzichtelijk, maar ook daarin heeft hij niet eenduidig verklaard. Zo heeft hij niet
eenduidig verklaard over of hij zelf aanwezig was bij de uitspraak in eerste aanleg, en over of zijn broer bij deze uitspraak en de uitspraak in hoger beroep aanwezig was. Dit is des te belangrijker omdat eiser om die reden zijn land zou hebben verlaten. Over de wijze waarop de veroordeling in hoger beroep dan bekend is geworden, mocht verweerder een eenduidige verklaring verwachten. Vertaalfouten mocht verweerder onaannemelijk achten omdat eiser meermalen heeft gesteld dat hij de tolk (heel) goed begreep. Bovendien heeft eiser in het gehoor meermalen hetzelfde antwoord gegeven, wat weer anders is dan hetgeen hij in de correcties en aanvullingen naar voren heeft gebracht. Dat de tolk het meermalen verkeerd heeft vertaald mocht verweerder onaannemelijk achten.
6. Ook heeft verweerder de verklaring over de tijdsaanduiding en de plek waar eiser dronken tegen een monument is aangereden te weinig concreet mogen achten: de vragen naar namen van omliggende straten en de naam van het monument zijn heel concreet, maar de antwoorden van eiser met verwijzing naar een pompstation en omliggende wijken zijn dat niet, behalve op het punt dat het monument inmiddels zou zijn weggehaald. Verweerder mocht tot dit oordeel komen, omdat het een cruciaal moment is in eisers asielrelaas en omdat hij vanaf zijn geboorte tot aan zijn vertrek in de stad [plaats] heeft gewoond waar een en ander zou hebben plaatsgevonden. Verweerder mocht van eiser dan ook meer details verwachten, desnoods met verwijzingen naar een plattegrond van de stad. Eiser heeft nagelaten zijn relaas op deze cruciale punten te concretiseren.
7. Nu verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, ziet de rechtbank geen reden om in te gaan op de tegenwerping dat eiser de asielprocedures in Griekenland en Kroatië niet heeft afgewacht. Ook zonder deze laatste tegenwerping mocht verweerder de aanvraag immers al afwijzen. Dit heeft verweerder op zitting ook naar voren gebracht.
Conclusie
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.