ECLI:NL:RBDHA:2023:4406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642391 / KG ZA 23-104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling voor baby van drie maanden oud in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, is op 30 maart 2023 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de vader en de moeder van een drie maanden oude baby. De vader, die de biologische vader is van de minderjarige, heeft een vordering ingediend om een voorlopige omgangsregeling te treffen, aangezien hij de baby nog niet heeft ontmoet en de moeder hem niet toestaat om contact te hebben. De ouders hebben een affectieve relatie gehad, maar deze is verbroken toen de moeder zwanger was. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige en de vader heeft de minderjarige nog niet erkend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2023 hebben de partijen afspraken gemaakt over de omgang voor de eerste zes weken, waarbij het contact in een openbare ruimte en in aanwezigheid van de moeder zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft de afspraken in het vonnis opgenomen en benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige en de vader elkaar leren kennen. Na de eerste zes weken zal de omgang verder worden uitgebreid, waarbij de moeder niet meer aanwezig hoeft te zijn.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de moeder de vader maandelijks moet informeren over de ontwikkelingen van de minderjarige en dat de kosten van de procedure tussen partijen worden gecompenseerd. De vader heeft verzocht om een dwangsom van € 1.000,- per dag voor het geval de moeder niet meewerkt aan de afspraken, maar de voorzieningenrechter heeft dit afgewezen, gezien de gemaakte afspraken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de moeder is veroordeeld om de vader de benodigde informatie over de minderjarige te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel – voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/642391 / KG ZA 23-104
Vonnis in kort geding van 30 maart 2023
in de zaak van
[de vader], te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. J.M. Wigman te Den Haag,
tegen
[de moeder], te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. T. Grootenhuis te Den Haag.
Partijen worden hierna ‘de vader’ en ‘de moeder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord, met productie 1 tot en met 6;
- de mondelinge behandeling op 16 maart 2023;
- de e-mail van mr. Wigman van 21 maart 2023;
- de e-mail van de griffier aan partijen van 23 maart 2023;
- de e-mail van mr. Wigman van 23 maart 2023;
- de e-mail van mr. Grootenhuis van 23 maart 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de moeder is geboren de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] (hierna: [de minderjarige] ). Niet in geschil is dat de vader de biologische vader is van [de minderjarige] . De vader heeft [de minderjarige] niet erkend en de moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De relatie tussen partijen is verbroken toen de moeder ongeveer drie maanden zwanger was van [de minderjarige] . Sindsdien woont de moeder bij haar zus.
2.3.
De vader heeft [de minderjarige] nog niet ontmoet.

3.Het geschil

3.1.
De volledige tekst van de vordering van de vader is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De voorzieningenrechter vat de vordering van de vader hieronder kort samen.
3.2.
De vader wil [de minderjarige] graag ontmoeten, leren kennen en regelmatig contact met haar hebben. Het contact kan worden opgebouwd in duur totdat [de minderjarige] uiteindelijk twee keer per week zes uur bij de vader thuis is. Daarnaast wil de vader de (geboorte)gegevens van [de minderjarige] krijgen, wil hij dat de moeder hem op de hoogte houdt over de ontwikkelingen van [de minderjarige] en dat de moeder hem consulteert bij belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige] . Hij vordert dat aan dit alles een dwangsom van € 1.000,- per dag wordt verbonden wanneer de moeder hier niet aan meewerkt en dat de moeder de proceskosten van deze procedure moet betalen.
3.3.
De vader vraagt dit aan de voorzieningenrechter omdat hij zijn vaderrol in het leven van [de minderjarige] wil vervullen, maar de moeder dit niet wil toelaten. De vader acht dit niet in het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft recht op contact met haar vader, vooral nu zij nog erg jong is en zich nog moet hechten aan de vader. Dat de relatie tussen partijen voorbij is kan niet betekenen dat de vader geen rol meer kan spelen in het leven van [de minderjarige] , aldus de vader.
3.4.
De moeder voert verweer tegen de vorderingen van de vader.

4.De beoordeling

Afspraken tussen partijen
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter besproken dat het belangrijk is dat [de minderjarige] en de vader elkaar ontmoeten en leren kennen. Na de mondelinge behandeling hebben partijen overleg gevoerd en hebben zij afspraken met elkaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd deze afspraken in het vonnis op te nemen. Partijen zijn het niet eens geworden over hoe de omgang eruit moet komen te zien na afloop van de termijn van deze afspraken. Daarover vragen zij de voorzieningenrechter een beslissing te nemen.
4.2.
Over het volgende zijn de ouders het eens. Voor de eerstvolgende zes weken zullen partijen het contact tussen de vader en [de minderjarige] als volgt vormgeven:
  • Week 1: een keer per week een half uur
  • Week 2: twee keer per week een half uur
  • Week 3: twee keer per week een half uur
  • Week 4: twee keer per week 45 minuten
  • Week 5: twee keer per week 45 minuten
  • Week 6: twee keer per week anderhalf uur
In verband met het werk van de vader zullen de contacten plaatsvinden op de donderdagmiddag en de zondagochtend. Ook zal het contact plaatsvinden in een openbare ruimte en in aanwezigheid van moeder.
4.3.
De moeder zal de vader maandelijks informeren over de ontwikkelingen van [de minderjarige] .
4.4.
Beide ouders zijn bereid om deel te nemen aan het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling en verzoeken de voorzieningenrechter om partijen door te verwijzen. Het kenmerk van de bodemprocedure dat van belang is voor de verwijzing is: C/09/643068 / FA RK 23-1241. De voorzieningenrechter zal partijen ten behoeve van de bodemprocedure bij apart procesverbaal verwijzen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding om het traject ouderschapsbemiddeling op te starten. De voorzieningenrechter verzoekt de hulpverlenende instantie te faciliteren dat de ouders in gesprek gaan om het ouderschap vorm te geven en afspraken te maken over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Het procesverbaal van doorverwijzing is heden per emailbericht doorgezonden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor een intakegesprek en voor deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal dit vonnis ook per post zenden aan het Kenniscentrum Kind en Scheiding. De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om de eindrapportage over het verloop en het eindresultaat van het ouderschapsbemiddelingstraject in te dienen in de hiervoor genoemde bodemprocedure.
Het contact tussen de vader en [de minderjarige] na zes weken
4.5.
Partijen hebben geen afspraken kunnen maken over verdere uitbreiding van de omgang van of omgang zonder aanwezigheid van moeder na de zes weken zoals hiervoor staan beschreven. Zij willen dat de voorzieningenrechter hierover een beslissing neemt.
4.6.
In dit kort geding vindt de voorzieningenrechter het vooral belangrijk dat er voorlopig frequent contact is, omdat [de minderjarige] nog erg jong is. Zij moet daarom nog hechten aan de vader. Mede daarom zal de voorzieningenrechter bepalen dat de omgang na enkele weken onbegeleid kan plaatsvinden. Uitbreiding in tijd is in deze procedure niet aan de orde, met name omdat in een kort geding alleen voorlopige maatregelen worden getroffen. Het staat partijen vrij om – al dan niet tijdens het traject ouderschapsbemiddeling – zelf afspraken te maken over eventuele uitbreiding van de duur van de omgang.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat na zes weken de omgang er als volgt uit komt te zien. In week 7 tot en met 10 zal de omgang hetzelfde zijn als in week 6: de vader zal [de minderjarige] dan twee keer per week anderhalf uur zien in een openbare ruimte en in aanwezigheid van de moeder. Na week 10 blijft de frequentie hetzelfde, maar is het niet langer nodig dat de moeder bij de omgang aanwezig is of dat de omgang in een openbare ruimte plaatsvindt. De vader kan dan twee keer per week omgang hebben met [de minderjarige] voor de duur van anderhalf uur, op in onderling overleg te bepalen momenten.
Dwangsom
4.7.
Nu partijen samen afspraken hebben gemaakt over de omgang tussen [de minderjarige] en de vader, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende reden om aan de naleving van die afspraken een dwangsom te verbinden.
Proceskosten
4.8.
Omdat partijen samen de ouders van [de minderjarige] zijn worden de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
voor de eerste zes weken wordt de omgang tussen de vader en [de minderjarige] als volgt vormgeven:
  • week 1: een keer per week een half uur
  • week 2: twee keer per week een half uur
  • week 3: twee keer per week een half uur
  • week 4: twee keer per week 45 minuten
  • week 5: twee keer per week 45 minuten
  • week 6: twee keer per week anderhalf uur;
de contacten zullen plaatsvinden op de donderdagmiddag en de zondagochtend, in een openbare ruimte en in aanwezigheid van de moeder;
5.2.
daarna zal het contact als volgt worden vormgegeven:
  • week 7 tot en met 10: twee keer per week anderhalf uur in een openbare ruimte en in aanwezigheid van de moeder;
  • vanaf week 10: twee keer per week anderhalf uur, zonder aanwezigheid van de moeder;
de contacten zullen plaatsvinden op in onderling overleg te bepalen momenten;
5.3.
bepaalt dat de moeder de vader maandelijks zal informeren over de ontwikkelingen van [de minderjarige] ;
5.4.
stelt vast dat partijen bij aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan ouderschapsbemiddeling en beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van dit vonnis te zenden naar: Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres] ;
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Strop en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.
km
De vader vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de moeder te veroordelen om medewerking te verlenen aan een vast te stellen voorlopige zorgregeling, in afwachting van een beslissing van de bodemprocedure, waarbij [de minderjarige] bij de vader is:
- gedurende 6 weken: twee keer per week gedurende 1,5 uur (wandelen met de baby), vervolgens
- gedurende twee maanden: twee keer per week gedurende drie uur bij de man thuis, vervolgens
- twee keer gedurende zes uur bij de man thuis;
- althans conform een regeling die de voorzieningenrechter redelijk acht;
op verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag;
2. de moeder te veroordelen om binnen drie dagen na dit vonnis de volgende gegevens per e-mail (
[adres]) aan de vader bekend te maken althans de hierna genoemde gegevens aan hem te verstrekken:
- volledige naam van de minderjarige;
- geboortedatum en geboorteplaats;
- geboorte gewicht;
- officiële documenten met betrekking tot de geboorte(gegevens);
- afschrift van het geboortekaartje;
- goede en digitale foto's van de minderjarige bij de geboorte, en van elke week daarna;
op verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag;
3. om over te gaan tot nakoming van een nader door de voorzieningenrechter vast te stellen voorlopige informatie- en consultatieregeling, in afwachting van de bodemprocedure, te weten de regeling waarbij de vader wordt geconsulteerd door de moeder bij iedere relevante gelegenheid voordoet alsmede elke twee weken althans maandelijks door de moeder wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de minderjarige, zolang er geen zorg- en opvoeding plaatsvindt, door de moeder wekelijks te overleggen drie recente en goedgelijkende digitale foto's van de minderjarige, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
de moeder te veroordelen in de kosten van dit geding.