ECLI:NL:RBDHA:2023:4399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
22/6853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 maart 2023, is het beroep van eisers, allen van Syrische nationaliteit, gegrond verklaard. Eisers hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) op 12 april 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van negentig dagen, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet, inmiddels was verstreken. Eisers hebben verweerder op 14 oktober 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen.

De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de mvv-aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 29 oktober 2022 tot 9 december 2022. Daarnaast zijn eisers in het gelijk gesteld wat betreft de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door verweerder moeten worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan wanneer deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6853

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
[naam] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
allen van Syrische nationaliteit,
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Noslin).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 12 april 2022 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 12 april 2022. Verweerder moet binnen negentig dagen beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Verweerder heeft de termijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 12 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eisers hebben verweerder op 14 oktober 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft in het verweerder van 30 november 2022 gevraagd om een langere termijn. Hierbij heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn om referent schriftelijk de mogelijkheid te bieden voor het opsturen van aanvullende informatie en (originele) documenten om de aanvraag compleet te maken. De (originele) documenten zullen worden onderzocht. Daarna zal worden bepaald of nog nader onderzoek in de vorm van een gehoor noodzakelijk is. Gelet hierop verzoekt verweerder de rechtbank om een maatwerkopdracht te geven die recht doet aan de (on)mogelijkheden van de uitvoeringspraktijk door een beslistermijn te geven van twaalf weken. Gelet op het tijdsverloop sinds het verweerschrift van 30 november 2022 bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen vier weken vanaf de dag van verzenden van deze uitspraak een besluit neemt op de mvv aanvraag van eisers.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
6. Eisers hebben verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 29 oktober 2022 tot 9 december 2022 en bedraagt € 1.442,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.