ECLI:NL:RBDHA:2023:4366
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Afghaanse vreemdeling en besluitmoratorium
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling, die op 4 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. Op 24 augustus 2022 heeft de eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 9 september 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de verweerder op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen. Echter, er was een besluitmoratorium van toepassing voor vreemdelingen afkomstig uit Afghanistan, dat op 26 augustus 2021 in werking is getreden en de beslistermijn met een jaar heeft verlengd.
De rechtbank concludeert dat de eiser zijn aanvraag heeft ingediend op 4 januari 2022, en dat de uiterste beslisdatum op 5 juli 2023 ligt. De eiser heeft verweerder op 24 augustus 2022 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de verlengde beslistermijn nog niet verstreken. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, waardoor het beroep van de eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.