ECLI:NL:RBDHA:2023:4362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiseres en haar minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Azerbeidzjaanse eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was ingediend op 24 juni 2020, mede namens haar kinderen, en was gebaseerd op de activiteiten van eiseres en haar echtgenoot voor de Hizmet-beweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 juni 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 15 augustus 2022 ter zitting is behandeld.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om een individueel ambtsbericht op te vragen, dat door de Minister aan de rechtbank is verstrekt. De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de beperking van kennisneming gerechtvaardigd was. Eiseres heeft toestemming gegeven om het ambtsbericht bij de beoordeling van het beroep te betrekken. De rechtbank heeft op 7 maart 2023 het onderzoek gesloten en op basis van de ingediende zienswijzen en de beoordeling van de feiten geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging in Azerbeidzjan.
De rechtbank heeft de relevante elementen van de asielaanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de vrees voor vervolging ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat terugkeer naar Azerbeidzjan een reëel risico met zich meebrengt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.