ECLI:NL:RBDHA:2023:4362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
NL22.12059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiseres en haar minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Azerbeidzjaanse eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was ingediend op 24 juni 2020, mede namens haar kinderen, en was gebaseerd op de activiteiten van eiseres en haar echtgenoot voor de Hizmet-beweging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 juni 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 15 augustus 2022 ter zitting is behandeld.

De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om een individueel ambtsbericht op te vragen, dat door de Minister aan de rechtbank is verstrekt. De geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de beperking van kennisneming gerechtvaardigd was. Eiseres heeft toestemming gegeven om het ambtsbericht bij de beoordeling van het beroep te betrekken. De rechtbank heeft op 7 maart 2023 het onderzoek gesloten en op basis van de ingediende zienswijzen en de beoordeling van de feiten geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging in Azerbeidzjan.

De rechtbank heeft de relevante elementen van de asielaanvraag beoordeeld en vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de vrees voor vervolging ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat terugkeer naar Azerbeidzjan een reëel risico met zich meebrengt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12059

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam 2],
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [nummer 2]
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [nummer 3]
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
V-nummer: [nummer 4]
allen van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 21 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die zij mede namens haar minderjarige kinderen heeft ingediend, afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde het individueel ambtsbericht op te vragen.
Bij bericht van 26 augustus 2022 is door de rechtbank verzocht om een volledig ongelakt exemplaar van het individueel ambtsbericht alsmede de stukken die hieraan ten grondslag liggen.
Op 1 september 2022 is door de Minister medegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van de stukken. Daarbij is een ongelakte versie van de onderliggende stukken overgelegd.
Bij beslissing van 23 december 2022 heeft de geheimhoudingskamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de beperking van kennisneming (op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) gerechtvaardigd is.
Bij bericht van 9 januari 2023 heeft eiseres haar gemachtigde toestemming verleend om het individueel ambtsbericht en de daaraan ten grondslag liggende stukken bij haar beoordeling van het beroep te betrekken.
Vervolgens hebben partijen toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op 7 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van het volgende.
1.1.
Eiseres heeft op 24 juni 2020, mede namens haar minderjarige kinderen, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Hieraan heeft zij
- samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres en haar echtgenoot waren beiden actief voor de Hizmet-beweging. Om deze reden heeft in 2017 een huiszoeking plaatsgevonden. De echtgenoot van eiseres is twee keer opgepakt en vrijgelaten. In 2020 is hij wederom opgeroepen door de autoriteiten waaraan hij geen gehoor heeft gegeven. Vanwege de druk vanuit de overheid heeft de echtgenoot van eiseres grote psychische problemen. Tevens is hij nierpatiënt. Dit alles tezamen heeft eiseres doen besluiten om Azerbeidzjan samen met haar echtgenoot en kinderen te verlaten.
1.2.
Verweerder heeft op 5 april 2022 het voornemen uitgebracht om de aanvraag van eiseres en haar minderjarige kinderen af te wijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Voorts heeft verweerder het voornemen geuit dat geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd wordt verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 juncto artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eveneens is het voornemen uitgebracht dat geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
de activiteiten verricht voor de Gülenbeweging; en
de problemen van haar echtgenoot met de Azerbeidzjaanse autoriteiten wegens activiteiten voor de Gülenbeweging.
1.2.1.
Verweerder heeft de 1e twee relevante elementen geloofwaardig geacht. Het laatste element heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht.
2. Namens eiseres is op 3 mei 2022 een (voorlopige) zienswijze ingediend. Deze is op dezelfde dag aangevuld en verder nog aangevuld bij schrijven van 31 mei 2022 en 3 juni 2022. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Anders dan in het voornemen is aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend. Dit in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
3. De rechtbank stelt vast dat de in onderhavige procedure namens eiseres ingediende zienswijze(n) en (aanvullende) gronden ook betrekking hebben op de procedure van haar echtgenoot (zaaknummer NL22.12058). Ter zitting is bevestigd dat eiseres haar asielmotieven afhankelijk zijn van het relaas van haar echtgenoot. Gelet hierop verwijst de rechtbank naar de uitspraak van vandaag in de zaak van haar echtgenoot met eerder genoemd zaaknummer. Dit betekent in onderhavige procedure dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ook eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Tevens zijn geen redenen naar voren gebracht om aan te nemen dat terugkeer van eiseres naar Azerbeidzjan leidt tot een reëel risico als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
4. Tot slot stelt de rechtbank vast dat geen gronden zijn gericht tegen de weigering om aan eiseres een reguliere vergunning te verlenen en evenmin tegen hetgeen verweerder heeft overwogen omtrent artikel 64 van de Vw 2000.
5. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het beroep van eiseres ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.