ECLI:NL:RBDHA:2023:435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
C/09/638381 / JE RK 22-2419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in een complexe gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. Het verzoek was gebaseerd op zorgen over de thuissituatie van de minderjarige, die opgroeit in een stressvolle omgeving met conflicten tussen de moeder en de stiefmoeder. De Raad stelde dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging was, maar de kinderrechter oordeelde dat de zorgen onvoldoende waren om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De minderjarige ontwikkelt zich goed, heeft een goede band met beide ouders en vertoont geen zorgelijke signalen op school. De ouders zijn in staat om constructief met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor een ondertoezichtstelling niet aanwezig waren en wees het verzoek af. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/638381 / JE RK 22-2419
Datum uitspraak: 6 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 17 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man 1]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
en
[de vrouw 2] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
beiden wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 10 november 2022.
Op 6 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, ondersteund door de heer. [A]
- de moeder;
- de stiefmoeder, ondersteund door mevrouw [B]
De moeder, de vader en de stiefmoeder zijn ondersteund door mevrouw [tolk] (gebarentolk).
[minderjarige] heeft haar mening schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder en de stiefmoeder en om het weekend bij de vader.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] omdat zij opgroeit in een langdurig stressvolle thuissituatie. [minderjarige] woont samen met de moeder, de stiefmoeder en haar stiefbroer en -zus. Zij gaat een keer in de twee weken een weekend naar de vader. Er zijn zorgen over de thuissituatie bij de moeders. De moeder en de stiefmoeder hebben een conflictueuze relatie, waarbij er geregeld sprake is van spanningen en stress. De moeder en de stiefmoeder hebben een andere opvoedstijl, wat regelmatig zorgt voor botsingen. Hoewel de moeder en stiefmoeder minder ruzie willen maken, zijn er nog veel factoren – financiële problematiek en wederzijdse afhankelijkheid – die hun relatie zwaar onder druk zetten. Daar komt nog bij dat zowel de moeder als de stiefmoeder met persoonlijke problematiek kampen. Zij zijn beiden doof, evenals de vader en de stiefbroer van [minderjarige] . De moeder is verder beperkt leerbaar, functioneert op sociaal en cognitief gebied op een jong niveau en toont onvoldoende probleeminzicht. De stiefmoeder heeft niet aangeboren hersenletsel als gevolg van een ongeluk, waardoor zij beperkt belastbaar is. Ook over de thuissituatie bij de vader zijn zorgen. Gelet op bovenstaande zorgen meent de Raad dat een ondertoezichtstelling nodig is, te meer omdat op die manier voldoende hulpverlening ingezet kan worden voor het hele gezin. Daarbij merkt de Raad wel op geworsteld te hebben met het verzoek. Ter zitting geeft de Raad dan ook aan dat een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden meer passend is.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. [minderjarige] groeit op in de onrustige thuissituatie bij de moeders. Dat zij geen kindsignalen vertoont, wil niet zeggen dat zij geen last heeft van de thuissituatie. Indien de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, is de gecertificeerde instelling voornemens om onderzoek te doen naar haar taalontwikkeling. Wellicht is het ook een idee om een maatje aan haar te koppelen, die haar kan ondersteunen en begeleiden waar nodig. Aangezien de zorgen over [minderjarige] minder groot zijn dan bij haar stiefbroer en -zus, meent de gecertificeerde instelling dat een ondertoezichtstelling voor de duur van zes of negen maanden toereikend is.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft geen zicht op de thuissituatie bij de moeders. Hij heeft wel goed contact met de moeder, dus als er iets is met [minderjarige] hoort hij dat van haar. [minderjarige] gaat een keer in de twee weken van vrijdag tot zondag naar de vader en dit verloopt goed.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat de communicatie met de vader goed verloopt. Ook op school gaat het goed met [minderjarige] . Zij heeft het daar naar haar zin en haalt goede cijfers. [minderjarige] kan het goed vinden met haar stiefzus Amber. Zij slapen samen op een kamer en doen veel dingen samen.
De stiefmoeder heeft ingestemd met het verzochte. De stiefmoeder heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige] wel degelijk last heeft van de thuissituatie. Het klopt niet dat zij geen kindsignalen vertoont. Zij kan dat volgens de stiefmoeder goed verbergen. Het lijkt de stiefmoeder een goed idee dat [minderjarige] net als Amber een maatje krijgt.
Desgevraagd heeft de begeleider van de stiefmoeder ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] het goed doet op school. Op school vertoont zij geen zorgelijke signalen. Hoewel [minderjarige] ongetwijfeld last zal hebben van de thuissituatie bij de moeders, lijkt ze zich goed staande te houden.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat voor een ondertoezichtstelling onder meer is vereist dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij of zij in de ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en hulpverlening niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er op dit moment sprake is van een concrete ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel er sprake is van een spanningsvolle thuissituatie en er zorgen zijn over de conflicten tussen de moeder en de stiefmoeder, ontwikkelt [minderjarige] zich goed en worden er geen ernstige zorgen over haar gezien. Het gaat goed met haar op school en ook de school ziet geen zorgelijke signalen bij haar. [minderjarige] heeft een goed contact met beide ouders. Zij verblijft grotendeels bij de moeder en de stiefmoeder en gaat een keer in de twee weken een weekend naar de vader. De ouders zijn daarbij in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren en afspraken te maken over [minderjarige] . Indien [minderjarige] toch last ervaart van de thuissituatie en daar hulp voor nodig heeft, heeft de kinderrechter er vertrouwen in dat de ouders dat in het vrijwillig kader kunnen organiseren. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de door de Raad gesignaleerde zorgen onvoldoende zijn om te concluderen dat er op dit moment sprake is van een concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ingrijpende maatregel als een ondertoezichtstelling rechtvaardigt.
De kinderrechter is van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn en zal het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.