ECLI:NL:RBDHA:2023:4347
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WW-uitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over de weigering van een WW-uitkering. Verzoeker, die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) had aangevraagd, kreeg op 16 augustus 2022 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. Dit besluit werd later door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigd, waarna verzoeker beroep instelde en tevens vroeg om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een spoedeisend belang vereist is. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een acute financiële noodsituatie. Verzoeker stelde dat hij door de afwijzing van de WW-uitkering genoodzaakt zou zijn om een bijstandsuitkering aan te vragen, wat hij als mensonwaardig beschouwde. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij had nog een aanzienlijk bedrag aan spaargeld en had geen aanvraag voor bijstandsuitkering gedaan.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen acute financiële noodsituatie was en dat verzoeker de beroepsprocedure moest afwachten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.