Overwegingen
1. Eiser, geboren op [geboortedag] 1993 en van Britse nationaliteit, heeft op 29 augustus 2022 in Nederland een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in zijn land van herkomst problemen ondervonden vanwege zijn etniciteit, handicap, mentale en psychische problemen. Zijn overtuiging (rastafarisme/rasta moslim) werd niet serieus genomen en werd ook tegen hem gebruikt. Vanwege zijn overtuiging werd hij door de autoriteiten als bedreiging gezien. Ook werden zijn medische klachten niet serieus genomen, er werd niet naar hem geluisterd en niemand geloofde zijn medische klachten omdat hij ‘maar een zwarte man’ was. Volgens eiser was er (daarom) sprake van nalatigheid in de medische zorg. Eiser is ook racistisch bejegend en mishandeld door de politie. Voorts is eiser in het onderwijs gediscrimineerd en heeft hij problemen ondervonden met zijn buren.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen vanwege zijn overtuiging en/of etniciteit en/of handicap.
4. Verweerder heeft het eerste relevante element, eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element, eisers problemen vanwege zijn overtuiging en/of etniciteit en/of handicap heeft verweerder deels geloofwaardig geacht. Dat eiser is gediscrimineerd in de medische zorg en door de politie en/of andere autoriteiten, wordt niet geloofwaardig geacht maar dat eiser door de burgerbevolking te maken heeft gehad met discriminatie, zoals in het onderwijs en/of met zijn buren, wordt wél geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte elementen leiden volgens verweerder echter niet tot inwilliging van de aanvraag. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat het Verenigd Koninkrijk kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst, zodat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiser geen bescherming nodig heeft. Verweerder verwijst daarbij naar de brief van 17 december 2020 van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het Verenigd Koninkrijk in afwijking van de algehele situatie voor hem persoonlijk niet kan worden aangemerkt als veilig omdat eiser tegen discriminatie bescherming kan vragen bij de (hogere) autoriteiten en niet is gebleken dat deze eiser niet zouden willen beschermen. Voorts duiden de omstandigheden er ook niet op dat eiser niet op een normale wijze heeft kunnen deelnemen aan de samenleving. Eiser komt daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd – onder verwijzing naar de brief van 17 december 2020 van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer, waarin het Verenigd Koninkrijk is aangemerkt als veilig land van herkomst – dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn. Uit paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt dat deze landen worden beschouwd als veilige landen van herkomst en om die reden een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat in die landen geen vervolging dreigt of andere risico’s als genoemd in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw 2000. Eiser dient aannemelijk te maken dat het land van herkomst ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Hier is eiser volgens verweerder niet in geslaagd.
6. Eiser heeft als beroepsgrond onder meer aangevoerd dat het bestreden besluit mede is gebaseerd op de overweging dat het Verenigd Koninkrijk een veilig land van herkomst is, maar dat het Verenigd Koninkrijk inmiddels van de lijst van veilige landen van herkomst is geschrapt. Het besluit kan daarom niet worden gedragen door de afwijzingsgrond, aldus eiser.
7. De rechtbank stelt vast dat de Staatsecretaris in een brief van 25 november 2022de Tweede Kamer heeft geïnformeerd dat het Verenigd Koninkrijk met ingang van 1 januari 2023 wordt geschrapt van de lijst van veilige landen van herkomst. Met inachtneming van artikel 83 van de Vw 2000 dient de rechtbank hiermee rekening te houden bij de beoordeling van het beroep.
8. Nu het Verenigd Koninkrijk sinds 1 januari 2023 niet meer kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn is de rechtbank van oordeel dat de kennelijke afwijzingsgrond (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000) in het bestreden besluit niet meer kan worden gehandhaafd. Gelet hierop kleeft aan het bestreden besluit een gebrek.
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Bij de beoordeling of de rechtgevolgen van een vernietigd besluit in stand moeten worden gelaten dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die zich op het moment van uitspraak voordoen en van het dan geldende recht. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
10. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het feit dat het Verenigd Koninkrijk van de lijst van veilige landen van herkomst is geschrapt onverlet laat dat er nog steeds van kan worden uitgegaan dat het Verenigd Koninkrijk een veilig land van herkomst is, omdat uit de brief van de Staatssecretaris van 25 november 2022 volgt dat het Verenigd Koninkrijk van de lijst van veilige landen is geschrapt omdat de instroom vanuit het Verenigd Koninkrijk nihil is en het inwilligingspercentage nul en dat er daarom geen inhoudelijk belang of relevantie is om het Verenigd Koninkrijk op de lijst te houden.
11. Dit standpunt volgt de rechtbank niet. De reden waarom het Verenigd Koninkrijk van de lijst van veilige landen van herkomst is geschrapt is juridisch gezien niet relevant. Wel komt juridische betekenis toe aan het (enkele) gegeven dat het Verenigd Koninkrijk van de lijst van veilige landen van herkomst is geschrapt per 1 januari 2023. Dit betekent immers dat niet langer kan worden uitgegaan van een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit het Verenigd Koninkrijk geen bescherming nodig hebben. Het gevolg hiervan is dat een ander toetsingskader geldt als het gaat om het beschermingsvraagstuk in relatie tot de geloofwaardig geachte elementen van het asielrelaas van eiser. In dit verband is van belang dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser in zijn land van herkomst het slachtoffer is geweest van discriminatie door de burgerbevolking, zoals in het onderwijs en/of met zijn buren. Verweerder heeft zich hieromtrent op het standpunt gesteld dat eiser tegen discriminatie bescherming kan vragen bij de (hogere) autoriteiten en dat niet is gebleken dat deze eiser niet zouden willen beschermen. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling)volgt echter dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient verweerder in het bestreden besluit kenbaar de informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien de staatssecretaris die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien hij dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
12. Nu het (eerst) aan verweerder is om kenbaar te onderzoeken of de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in het algemeen bescherming bieden en daarover een deugdelijk gemotiveerd standpunt in te nemen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of de zaak anderszins finaal te beslechten. De rechtbank zal daarom volstaan met een kale vernietiging van het bestreden besluit waarbij de rechtbank zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verweerder bij de beoordeling van het beschermingsvraagstuk in relatie tot de geloofwaardig geachte elementen van eisers asielrelaas tevens dient te betrekken wat eiser daaromtrent in de gronden van beroep heeft aangevoerd en wat daaromtrent kan worden afgeleid uit de door eiser op 16 maart 2023 overgelegde stukken.
13. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat de asielaanvraag van eiser – nu eiser niet afkomstig is uit een land dat is opgenomen op de lijst van veilige landen van herkomst – niet meer op die grond kan worden behandeld in spoor 2 en dat verweerder eisers asielaanvraag moet behandelen in een behandelingsprocedure overeenkomstig de juiste fundamentele beginselen en waarborgen.
14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).