ECLI:NL:RBDHA:2023:4300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
SGR 21/5543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen herziening jaarafrekening zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die in Duitsland woont, tegen een besluit van het Centraal Administratiekantoor (CAK). Het CAK had in een besluit van 29 januari 2018 de definitieve jaarafrekening 2012 van eiser herzien, waarbij eiser nog een bedrag van € 625,76 aan buitenlandbijdrage moest voldoen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit, wat door het CAK op 25 april 2018 gegrond werd verklaard, waarna het primaire besluit werd herroepen en een lager bedrag van € 469,73 werd vastgesteld.

Eiser heeft echter opnieuw bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit op 23 maart 2021, nadat de rechtbank in een eerdere uitspraak op 4 februari 2021 het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 25 april 2018 niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Het CAK verklaarde het nieuwe bezwaar niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk ongegrond was, omdat het bezwaar tegen een al ingetrokken besluit was ingediend. De rechtbank benadrukte dat het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet toestaat om tweemaal bezwaar te maken tegen hetzelfde besluit.

De rechtbank concludeerde dat eiser, indien hij het niet eens was met het besluit van 25 april 2018, enkel het CAK om herziening kon verzoeken op basis van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Aangezien het CAK het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, werd het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Duitsland), eiser

en

het Centraal Administratiekantoor, CAK

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Procesverloop

In het besluit van 29 januari 2018 (primair besluit) heeft het CAK de definitieve jaarafrekening 2012 van eiser herzien en bepaald dat eiser op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) over het zorgjaar 2012 nog € 625,76 aan buitenlandbijdrage moet voldoen.
In de beslissing op bezwaar van 25 april 2018 heeft het CAK eisers bezwaar tegen het primaire besluit van 15 februari 2018 gegrond verklaard. Het CAK heeft het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiser nog een (lager) bedrag van € 469,73 dient te voldoen.
In de uitspraak van 4 februari 2021 (SGR 19/1163) heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 25 april 2018 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Bij e-mail van 23 maart 2021 heeft eiser opnieuw bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
In het besluit van 16 juli 2021 (het nu bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van eiser van 23 maart 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk ongegrond is.
2. Het CAK heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet op tijd was ingediend. Eiser voert in beroep (kort samengevat) aan dat hij niet eerder bezwaar kon maken. Hij heeft de aanwijzingen uit de begeleidende brief bij de beslissing op bezwaar van 25 april 2018 gevolgd. Vervolgens heeft hij contact gehad met medewerkers van de Belastingdienst en het CAK over de zaak. Dit was in januari 2019 voor het laatst. De rechtbank heeft het bezwaar vervolgens inhoudelijk behandeld.
3. De rechtbank overweegt dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen een (primair) besluit dat met de beslissing op bezwaar van 25 april 2018 reeds was herroepen. Het primaire besluit was dus al ingetrokken, zodat hiertegen geen bezwaar meer kon worden gemaakt. Daarnaast staat het systeem van de Awb eraan in de weg om tweemaal bezwaar te maken tegen hetzelfde besluit. [1] Bovendien heeft de rechtbank in de uitspraak van
4 februari 2021 (SGR 19/1163) al een oordeel gegeven over de beslissing op bezwaar van het CAK van 25 april 2018. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld zodat het oordeel van de rechtbank daarover definitief is. Hieruit volgt dat eiser deze kwestie niet opnieuw door middel van een bezwaar tegen het primaire besluit aan de orde kon stellen.
Voor zover eiser het niet eens is het besluit van 25 april 2018 kan hij slechts het CAK op grond van artikel 4:6 van de Awb om herziening van dat besluit vragen. Daarbij moet eiser dan wel nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren brengen. Als eiser dat laatste niet doet kan het CAK volstaan met verwijzing naar het eerdere besluit.
4. Het CAK heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, ook al had het CAK kunnen volstaan met een verwijzing naar zijn eerdere besluit van 25 april 2018 en de uitspraak van de rechtbank daarover. Het beroep is kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 oktober 2021, ECLI:CRVB:NL:2021:2519.