ECLI:NL:RBDHA:2023:4299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL22.21245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf bij herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Chamkh, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid' bij zijn partner, de referente, is afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft de zaak op 7 maart 2023 behandeld. Eiser had eerder een mvv-aanvraag ingediend die op 13 augustus 2021 was afgewezen, omdat hij in Nederland verbleef zonder rechtmatig verblijf. Eiser stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de afwijzing van zijn aanvraag onterecht maakten, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde stukken niet als rechtens relevante nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij feitelijk niet langer in Nederland verbleef en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21245

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot verlening van een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [referente] (hierna: referente) afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was referente aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser heeft een mvv-aanvraag ingediend om bij zijn partner (referente) te verblijven. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. Volgens verweerder is sprake van een herhaalde aanvraag zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden [2] .
De eerdere mvv-aanvraag met hetzelfde verblijfsdoel was bij besluit van 13 augustus 2021 afgewezen, omdat eiser in Nederland zou verblijven zonder rechtmatig verblijf. Eiser had volgens verweerder niet aangetoond dat hij bestendig verblijf had in België of Frankrijk. Eiser heeft tegen die afwijzing bezwaar gemaakt, maar dat bezwaar is ongegrond verklaard. Het door eiser ingestelde beroep daartegen is niet-ontvankelijk verklaard [3] . Die afwijzing is dus in rechte vast komen te staan.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden. Eiser heeft namelijk verschillende stukken overgelegd om aan te tonen dat hij bestendig verblijf heeft in België. Volgens eiser is er een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming omdat hij al op 30 mei 2022 zijn verhuizing naar België heeft laten registreren. Ook had verweerder eiser moeten horen in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Nieuwe feiten en omstandigheden
3. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] dat onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere afwijzende besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Als hieraan is voldaan, dan doen zich niettemin geen feiten voor die een – hernieuwde – inhoudelijke toetsing rechtvaardigen, wanneer op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen. [5]
4. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiser heeft gesteld en heeft overgelegd niet als rechtens relevante nieuwe feiten of omstandigheden aangemerkt kan worden. Eiser heeft hiermee namelijk niet aangetoond dat hij feitelijk niet (langer) in Nederland verblijft. De door eiser overgelegde opgave van een verhuizing naar België is niet voldoende, nu daaruit niet volgt dat eiser daardoor niet langer stond ingeschreven in de Nederlandse Basisregistratie Personen (BRP). Ook de enkele wens van eiser, om op zijn bezwaarschrift te worden gehoord, vormt geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid.
Nu er geen sprake is van een rechtens relevante nieuwe feiten of omstandigheden, heeft verweerder het bezwaar op goede gronden ongegrond verklaard.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.De uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juli 2022, zaaknummer NL22.5460.
4.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1219.