ECLI:NL:RBDHA:2023:4281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1583 en NL23.1584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en authenticiteit van geboorteakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een eiser van Eritrese nationaliteit, die zijn geboortedatum en minderjarigheid betwistte. De rechtbank behandelde twee zaken: NL23.1583, het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag, en NL23.1584, het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen, en hij had een herhaalde aanvraag gedaan met een originele gelegaliseerde geboorteakte. De rechtbank oordeelde dat de geboorteakte vals was, zoals vastgesteld door Bureau Documenten, en dat eiser zijn minderjarigheid niet had aangetoond. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om een nadere reactie van Bureau Documenten te vragen, en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1583 (beroep) en NL23.1584 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: F. Saglik).

ProcesverloopBij besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL23.1583). Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL23.1584).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag 1] 2005.
Hij heeft een asielaanvraag in Nederland ingediend.
1.1
In een eerder besluit van 21 oktober 2022 heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen [1] omdat op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag
.Nederland heeft namelijk bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Roemenië vaststaat. Verweerder gaat in dit besluit uit van de in Roemenië geregistreerde meerderjarige leeftijd van eiser ([geboortedag 2] 2003), nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leeftijdsregistratie in Roemenië onjuist heeft plaatsgevonden, dan wel dat ten aanzien van de leeftijdsregistratie in Roemenië niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
1.2
Het beroep van eiser tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, in haar uitspraak van 22 november 2022 [3] , ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dit oordeel in de uitspraak van 27 december 2022 [4] bevestigd.
1.3
Eiser heeft op 6 januari 2023 een herhaalde asielaanvraag gedaan, omdat hij inmiddels beschikt over een originele gelegaliseerde geboorteakte waarop als geboortedatum – evenals op zijn schoolpas - [geboortedag 1] 2005 is opgenomen.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder die asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Roemenië volgens verweerder nog steeds verantwoordelijk is voor eisers (herhaalde) asielaanvraag. Verweerder handhaaft in dit besluit zijn standpunt dat eiser zijn gestelde minderjarigheid nog steeds niet heeft aangetoond.
Wat voert eiser aan?
3. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd om welke reden de bij de herhaalde asielaanvraag overgelegde geboorteakte niet leidt tot een andere beoordeling van eisers asielaanvraag. Eiser stelt dat verweerder zelf onderzoek moet doen naar zijn gestelde minderjarigheid en dat hierbij de vrije bewijsleer geldt. [5] Ter onderbouwing van deze beroepsgrond verwijst eiser naar vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [6] en algemene landeninformatie [7] met betrekking tot de registratie van asielaanvragen in Roemenië. Volgens eiser werpt verweerder ten onrechte tegen dat hij niet heeft kunnen verklaren hoe zijn moeder de beschikking heeft gekregen over zijn originele geboorteakte. Verder vindt eiser dat verweerder aan zijn vergewisplicht moet voldoen door het door eiser overgelegde rapport van de Zwitserse autoriteiten [8] over de verschijningsvorm van Eritrese geboorteakten ter reactie te overleggen aan Bureau Documenten. Daarbij moet Bureau Documenten worden verzocht om aan te geven of deze informatie bij de beoordeling van de authenticiteit van eisers overgelegde geboorteakte is betrokken, en specifiek of bij het echtheidsonderzoek het juiste referentie- en vergelijkingsmateriaal – namelijk geboorteaktes die zijn uitgegeven in de Zoba Maekel – zijn gebruikt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Nu deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, in haar in hoger beroep bevestigde uitspraak van 22 november 2022 al heeft geoordeeld dat verweerder zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat hij ook in dit geval kan uitgaan van de in Roemenië geregistreerde geboortedatum van eiser, dient in dit beroep slechts beoordeeld te worden of de in deze procedure overgelegde geboorteakte verweerder aanleiding geeft om terug te komen van dit in rechte vaststaande besluit.
5. De voornoemde geboorteakte is op 10 januari 2023 opgestuurd naar Bureau Documenten om op echtheid te worden onderzocht. Gedurende de beroepsprocedure bij deze rechtbank heeft Bureau Documenten het onderzoek afgerond, waarna verweerder voorafgaand aan zitting de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 26 januari 2023 aan het digitale procesdossier heeft toegevoegd. Uit de verklaring van onderzoek volgt dat de verschijningsvorm, opmaak en afgifte van de geboorteakte afwijken van het referentie- en vergelijkingsmateriaal en de geboorteakte is voorzien van een legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Eritrea die afwijkt van het beschikbare referentie- en vergelijkingsmateriaal. Bureau Documenten concludeert om die redenen dat het document vals is.
6. Een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten moet worden aangemerkt als deskundigenadvies. Uit vaste rechtspraak [9] van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van moet vergewissen dat het deskundigenadvies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig – en naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als dat het geval is, kan de uitkomst van een deskundigenbericht alleen met succes worden bestreden als er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het deskundigenadvies worden aangevoerd, bijvoorbeeld door middel van een contraexpertise.
7. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting een vergewisbrief overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder inzage heeft verkregen in de onderliggende stukken van de verklaring van Bureau Documenten en dat hij tot de conclusie is gekomen dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. Verweerder heeft hierbij ter zitting aangegeven, dat hij in het door eiser overgelegde rapport van de Zwitserse autoriteiten geen aanleiding ziet Bureau Documenten om een nadere reactie te vragen. Het rapport is algemeen van aard en biedt geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het deskundigenadvies, aldus verweerder.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding bestaat om Bureau Documenten om een nadere reactie te vragen. Het enkele feit dat de geboorteakte uit Zoba Maekel zoals afgebeeld in het rapport van de Zwitserse autoriteiten op het oog overeenkomsten vertoont met de door eiser overgelegde geboorteakte en dat de geboorteakten uit andere regio’s een andere verschijningsvorm hebben, is een onvoldoende concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het deskundigenadvies van Bureau Documenten. De stellingen van eiser op dit punt werpen in feite slechts de vraag op of Bureau Documenten wel van referentiemateriaal uit de juiste regio is uitgegaan, terwijl geen concrete aanwijzingen bestaan voor het tegendeel. Daarbij hecht de rechtbank voorts belang aan de omstandigheid dat verweerder blijkens de in beroep overgelegde vergewisbrief al aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en in de verklaring van onderzoek met de hoogste gradatie/mate van zekerheid is geconcludeerd dat de geboorteakte van eiser vals is. [10] De stelling dat geen deskundigen beschikbaar zijn die een daadwerkelijke contra-expertise kunnen verrichten, maakt het voorgaande niet anders. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in deze beroepsprocedure niet alsnog zijn gestelde minderjarigheid heeft aangetoond. Verweerder heeft in de overgelegde originele geboorteakte geen aanleiding hoeven zien om alsnog uit te gaan van de gestelde minderjarige leeftijd van eiser, nu dit document door Bureau documenten vals is bevonden.
Wat is de conclusie?
10. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu is beslist op het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
3.NL22.21451.
4.202206733/1/V3 en 202206733/3/V3.
5.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 20 december 2022, NL22.16781, rechtsoverweging 7.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245.
7.Het rapport van Aida en ECRE van 31 mei 2022, “Country Report: Registration of
8.‘Focus on Eritrea, Identity and civil status documents’, rapport van de Zwitserse autoriteiten van 21 januari 2021.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2076.
10.Volgens de Vakbijlage Bureau Documenten, 28 februari 2022, pag. 6.