ECLI:NL:RBDHA:2023:4271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding en bekendmaking aan gemachtigde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eiseressen beroep ingesteld tegen de intrekking van hun verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De intrekking vond plaats in een besluit van 29 juli 2020, waarbij de verblijfsvergunningen van eiseressen zijn ingetrokken omdat de verblijfsvergunning van hun referent, de heer [A], was ingetrokken. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 31 maart 2021. Vervolgens hebben eiseressen op 30 november 2021 een beroepschrift ingediend, maar dit was ruimschoots buiten de termijn van vier weken na het bestreden besluit.

De rechtbank heeft op 22 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres 1 en haar referent aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiseressen stelden dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat het bestreden besluit niet op de juiste wijze aan hen was bekendgemaakt. Het besluit was alleen naar de gemachtigde van de referent gestuurd, terwijl eiseressen deze gemachtigde nooit hadden gemachtigd.

De rechtbank oordeelde echter dat de bekendmaking aan de gemachtigde van de referent voldoende was, omdat de gemachtigde ook de belangen van eiseressen behartigde. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2023. Eiseressen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/4301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres 1], eiseres 1, V-nummer [v-nummer 1]

[eisreres], eiseres 2, V-nummer [v-nummer 2]
[eiseres 2], eiseres 3, V-nummer [v-nummer 3]
[eiseres 3], eiseres 4, V-nummer [v-nummer 4]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
samen te noemen: eiseressen
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. O. Bousmaha).

Procesverloop

In het besluit van 29 juli 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseressen ingetrokken.
In het besluit van 31 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres 1 en de heer [A] (hierna referent) waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Èrramdani.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiseres 1 en haar drie dochters (eiseressen 2,3 en 4) is bij brieven van 23 en 28 juni 2016 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Verblijf bij familie- of gezinslid bij [A]’ verleend. Eiseressen wensten namelijk te verblijven bij respectievelijk hun partner en vader de heer [A] (referent) in Nederland. In het primaire besluit heeft verweerder die verblijfsvergunning vanaf 1 september 2019 ingetrokken, omdat de verblijfsvergunning van hun referent per die datum is ingetrokken. De verblijfsvergunning van eiseressen is afhankelijk van de verblijfsvergunning van hun referent, wat maakt dat eiseressen vanaf 1 september 2019 niet meer voldoen aan de voorwaarden waaronder hun verblijfsvergunning is verleend. De referent van eiseressen heeft namens hen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft in het besluit van 31 maart 2021 dit bezwaar ongegrond verklaard en de intrekking van de verblijfsvergunning gehandhaafd. Eiseressen hebben bij brief van 30 november 2021 opnieuw bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het besluit van 6 juli 2022 heeft verweerder dit bezwaar onder verwijzing naar het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, en het bezwaarschrift als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank. [1]
Is het beroep van eiseressen ontvankelijk?
3. De rechtbank merkt het doorgezonden bezwaarschrift van 30 november 2021 aan als beroepsschrift, nu al bij het bestreden besluit op het bezwaar van eiseressen is beslist. Vaststaat dat het beroepsschrift van 30 november 2021 ruimschoots buiten de termijn van vier weken na verzending van het bestreden besluit van 31 maart 2021 - bij in dit geval verweerder - is ingediend. Eiseressen vinden dat hun beroep desondanks ontvankelijk is, aangezien de termijnoverschrijding te wijten is aan het feit dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze aan hen is bekendgemaakt. Het bestreden besluit is namelijk alleen toegezonden aan de gemachtigde van referent, de heer S. Adouiri. Eiseressen zelf hebben deze heer S. Adouiri echter nooit gemachtigd, wat maakt dat het bestreden besluit met toezending aan deze heer S. Adouiri niet aan eiseressen is bekendgemaakt.
4. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun betoog. In de brief van 21 augustus 2020 heeft referent namens eiseressen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit als gericht aan referent en eiseressen. In die brief staan alle vijf zaaknummers - van zowel referent als eiseressen - vermeld. In de brief van 23 september 2020 heeft de heer S. Adouiri zich als gemachtigde van referent gesteld. Met deze brief is ook een machtiging overgelegd met als onderwerp: “machtiging inzake behartigen belangen inzake de procedure bij IND. (Bzwaar/cq instellen beroep en alle daarmee samenhangende corresponanties).”. In die brief staan de zaaknummers van zowel referent als eiseressen genoemd. Daarbij komt dat de gemachtigde onder meer verzoekt om de intrekking van de verblijfsvergunning van referent en zijn gezinsleden ongedaan te maken. Hieruit mocht verweerder concluderen dat de heer Adouiri als gemachtigde van zowel referent als eiseressen optrad, temeer nu eiseressen niet zelf of met tussenkomst van een andere gemachtigde binnen de daartoe gegeven termijn een bezwaarschrift tegen het primaire besluit hebben ingediend.
5. Uit artikel 2:1, in samenhang met artikel 6:17 van de Awb [2] , volgt dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met een belanghebbende in beginsel via de gemachtigde loopt en dat, indien een besluit aan de bij het bestuursorgaan bekende gemachtigde wordt toegezonden, sprake is van een bekendmaking op de voorgeschreven wijze. Hiervoor is niet doorslaggevend of het besluit daarnaast ook aan de belanghebbende zelf is bekend gemaakt. Met toezending van het bestreden besluit aan de heer S. Adouiri, is het bestreden besluit van 31 maart 2021 dan ook op de voorgeschreven wijze aan eiseressen bekendgemaakt. De rechtbank acht daarom de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Algemene wet bestuursrecht (Awb).