ECLI:NL:RBDHA:2023:4245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
09/085839-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige verdachte voor medeplegen van woninginbraak met een werkstraf van 120 uur en niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een woninginbraak. De inbraak vond plaats op 5 november 2021 in Voorhout, waarbij een aanzienlijk bedrag aan geld en waardevolle goederen werd gestolen. De verdachte werd op basis van bewijsmateriaal, waaronder camerabeelden en telefoonnavigatiegegevens, betrokken bij de inbraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, hoewel niet fysiek aanwezig tijdens de inbraak, wel degelijk een significante rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van het delict. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een werkstraf op van 120 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve opvoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer : 09-085839-22
Datum uitspraak : 16 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
2 maart 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. J.T.E. Vis te Amsterdam. De verdachte is op de zitting verschenen.
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Ter zitting heeft mr. R.A. Kamphuis, advocaat, melding gemaakt van twee schriftelijke slachtofferverklaringen en het verzoek tot schadevergoeding nader toegelicht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Voorhout, gemeente Teylingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (groot) geldbedrag (van circa 155.000 euro) en/of een (grote) hoeveelheid goud (van circa 20 x 100 gram) en/of één of meer horloges en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
1. of meer personen (te weten [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] ) op of omstreeks 5 november 2021 te Voorhout, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning, een groot(geldbedrag) en/of en (grote) hoeveelheid goud en/of een of meer horloges in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die verdachte/dader en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij/zij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn /haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak / en/of verbreking en/of inklimming
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 en/of 5 en/of 6 november 2021 te Voorhout en/of Ede en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met hem/hen in een auto naar, althans in de richting van, die woning te rijden en/of
- een telefoon ter beschikking te stellen en/of te laten gebruiken en/of
- bij/rond die woning een voorverkenning te doen en/of
- op de uitkijk te staan/zitten (terwijl hij/zij de diefstal pleegden) en/of
- de buit /gestolen goederen (samen) weg te brengen en/of (tijdelijk) onder zich te houden en/of
- naar Voorhout te rijden om een auto op te halen, die gebruikt was om naar die woning te rijden.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de zitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering worden gebruikt als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op vrijdag 5 november 2021 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van [naam 1] aan de [adres 2] . Het is een feit van algemene bekendheid dat Voorhout in de gemeente Teylingen ligt. De inbrekers zijn op twee verschillende momenten ter plaatse geweest, waarbij op camerabeelden te zien is dat gedurende het eerste moment tussen 18:47 uur en 19:00 uur een gevulde zak uit de woning aan de [adres 2] wordt weggenomen. De inbrekers hebben gebruikgemaakt van een Ford Puma met [kenteken] als vervoermiddel van en naar de woning van de aangever. Bij de inbraak is de schuifpui van de woning geforceerd en is de kluis die in een slaapkamer stond, opengebroken. Bij de inbraak zijn een grote hoeveelheid geld en goud, horloges en een sieraad weggenomen. In de door de politie in beslag genomen Ford Puma zijn goederen aangetroffen die van aangever afkomstig zijn, te weten twee goudplakjes en een horlogebox.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze woninginbraak, dan wel of hij daar medeplichtig aan is geweest.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
De beoordeling
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, die hierna in de bijlage zal worden weergegeven, het volgende vast.
Betrokkenheid van de verdachte
4 november 2021Uit de navigatiegegevens blijkt dat de Ford Puma op donderdag 4 november 2021 om 16:15 uur geparkeerd stond ter hoogte van het adres van medeverdachte [naam 3] in Ede. Enkele minuten daarvoor worden er drie uitgaande contacten geregistreerd tussen de telefoons van de verdachte en de medeverdachte [naam 2] ). Tussen 16:12 uur en 16:53 uur maakt de telefoon van de verdachte gebruik van een zendmast in de buurt van zijn woonadres en in de richting van het woonadres van medeverdachte [naam 3] en de plek waar de Ford staat geparkeerd. Om 16:54 uur rijdt de Ford Puma weg uit Ede richting Voorhout en wordt de auto om 19:19 uur geparkeerd in de [adres 2] in Voorhout ter hoogte van nummer 60 waar de auto acht minuten lang blijft staan. Een telefoon, genaamd ‘Iphone van Ad’, is van 17:27 uur tot 19:20 uur en van 20:05 uur tot 21:06 uur gekoppeld aan het systeem van de Ford Puma. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn telefoon (de ‘Iphone van Ad’) in de Ford Puma op 4 november 2021, althans hij heeft aangegeven niet meer te weten wat hij die dag heeft gedaan. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat op 4 november 2021 sprake is geweest van een voorverkenning bij de woning waar op
5 november 2021 is ingebroken en dat de verdachte daarbij aanwezig is geweest.
5 november 2021
Op 5 november 2021 van 16:44 uur tot 18:46 uur is de telefoon ‘Iphone van Ad’ opnieuw gekoppeld aan het systeem van de Ford. De verdachte ( [naam 5] genaamd) heeft ter zitting verklaard dat hij zijn telefoon aan het bluetooth systeem van de auto had gekoppeld. Uit de navigatiegegevens van de Ford Puma blijkt dat de auto vanuit Ede (woonplaats [naam 3] en verdachte) via Veenendaal (woonplaats [naam 2] ) in de richting van Voorhout rijdt, om 18:14 uur een tussenstop maakt aan de Van Pallandtlaan in Sassenheim en om 18:19 uur weer vertrekt. Vervolgens parkeert de Ford Puma om 18:45 uur aan de [adres 2] ter hoogte van nummer 60 in Voorhout en is op camerabeelden van de woning te zien dat twee personen aan de rechterzijde van de auto (de bijrijderskant) uitstappen. De rechtbank leidt hieruit af dat er op dat moment dus ook nog een derde persoon in de auto zit, te weten de bestuurder, die in de Ford Puma is blijven zitten. Op de camerabeelden is te zien dat tussen 18:47 uur en 19:00 uur twee personen via het balkon de woning van aangever betreden en dat deze personen de woning weer uit lopen en in de richting van de auto rennen, waarbij de voorste man een grote, gevulde zak draagt. Beide personen stappen weer in aan de rechterzijde (bijrijderskant) van de Ford Puma, waarna de auto om 19:01 uur snel wegrijdt. De rechtbank leidt hieruit af dat tussen 18:47 uur en 19:00 uur goederen uit de woning aan de [adres 2] zijn weggenomen.
Door de verdediging is bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de aanwezigheid van de verdachte bij de woninginbraak te bewijzen. Er zou sprake zijn van een aannemelijk alternatief scenario waaruit volgt dat de verdachte niet ter plaatse is geweest ten tijde van de woninginbraak. Volgens de verdediging is de verdachte, nog voordat de inbraak plaatsvond op 5 november 2021, uitgestapt in Sassenheim omstreeks 18:41 uur en is hij daar door een vriend opgehaald en naar het huis van zijn nicht, [naam 6] ), in Zoetermeer gebracht. De verdachte zou zijn telefoon op dat moment hebben achtergelaten in de Ford Puma omdat hij die was vergeten mee te nemen.
De rechtbank acht het door de verdediging geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd. Verdachte heeft wisselend verklaard over ‘een vriend’ dan wel ‘vrienden’ en verder - niet eerder dan op zitting - alleen verklaard dat hij werd opgehaald omdat ze zouden gaan winkelen wat ‘niet doorging’, waarna hij naar zijn nicht in Zoetermeer is gebracht. Het had, gegeven het belang om zijn verhaal te kunnen verifiëren, op de weg van de verdachte gelegen om de naam van de vriend(en) die hem in Sassenheim zou hebben opgehaald te noemen zodat de betrokkene(n) als getuige had kunnen worden gehoord, nu deze de verdachte immers moeiteloos van een alibi had kunnen voorzien. De suggestie dat de verdachte in Sassenheim is uitgestapt en dat hij zijn telefoon op dat moment in de Ford Puma heeft laten liggen, acht de rechtbank ongeloofwaardig en dit wordt ook verder door geen enkele feitelijkheid ondersteund. Onder die omstandigheden gaat de rechtbank er derhalve vanuit dat de verdachte op 5 november 2021, met zijn telefoon, de gehele route vanaf Ede naar de [adres 2] in Voorhout in de auto heeft gezeten, samen met zijn medeverdachten, en dat hij als derde persoon in de auto is blijven wachten terwijl de woninginbraak werd gepleegd.
Na de woninginbraak
Uit de navigatiegegevens van de Ford Puma blijkt voorts dat de auto tussen 19:01 uur en 20:08 uur een reisbeweging heeft gemaakt van de [adres 2] in Voorhout naar het [adres 3] , zijnde het adres van [naam 6] , en vanuit daar opnieuw is teruggereden naar de [adres 2] . Uit historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte van 22:04 uur tot 22:54 uur gebruikmaakt van een zendmast in Zoetermeer nabij het adres van [naam 6] . Om 23:49 uur en om 23:52 uur maken de telefoons van de verdachte en van [naam 6] gebruik van een zendmast in Voorhout, nabij het adres van de woning waar eerder op de avond werd ingebroken.
Uit de uitgewerkte meldkamergesprekken blijkt dat [naam 6] om 00:41 uur op zaterdag 6 november 2021 de politie heeft gebeld om te melden dat de door haar gehuurde auto, de Ford Puma, niet meer geparkeerd staat waar hij eerder stond. Het verweer van de raadsman dat uit dit proces-verbaal niet duidelijk wordt of de genoemde tijdstippen overeenkomen met de daadwerkelijke tijd waarop is gebeld, wordt door de rechtbank verworpen, nu ook uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [naam 6] blijkt dat om 00:40 uur een uitgaand contact is geregistreerd tussen haar telefoonnummer en het algemene nummer van de politie.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat de verdachte samen met zijn nicht [naam 6] vanuit Zoetermeer naar Voorhout is gereden om de Ford Puma, die door de medeverdachten op de [adres 2] was achtergelaten, op te halen.
Vervolgens blijkt uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte dat het telefoonnummer van [naam 6] tussen 00:48 uur en 01:25 uur gebruikt maakt van zendmasten langs de A12 en om 01:52 uur gebruik maakt van een zendmast aan de Frankeneng in Ede, nabij het woonadres van de verdachte. Ook de telefoon van de verdachte maakte op 6 november 2021 tussen 01:06 en 01:09 uur gebruik van de zendmasten langs de A12 en maakt om 01:39 uur gebruik van een zendmast nabij zijn woonadres in Ede. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de verdachte door [naam 6] vanuit Voorhout naar Ede is gebracht in de nacht van 5 op 6 november 2021, hetgeen overeen komt met de verklaring van de verdachte dat hij die nacht naar huis is gebracht door [naam 6] .
Medeplegen
Door de raadsman van de verdachte is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt nu het dossier onvoldoende grond biedt om aan te nemen dat de verdachte een voldoende, significante, wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan enige nauwe en bewuste samenwerking tot de inbraak.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in nauwe en bewuste samenwerking uitgevoerde woninginbraak. De verdachte is in de eerste plaats betrokken geweest bij de voorverkenning van de locatie op 4 november 2021. Ten tweede zat de verdachte ten tijde van de (eerste) inbraak op 5 november 2021 als bestuurder in de auto (die op korte afstand van de woning geparkeerd stond), te wachten op zijn medeverdachten. Vervolgens zijn de medeverdachten ingestapt met de buit en zijn zij gezamenlijk, met de buit, vertrokken. De Ford Puma is vervolgens van de [adres 2] in Voorhout rechtstreeks naar de woning van [naam 6] gereden aan het [adres 3] , waar de verdachte en de buit zijn achtergebleven. De buit, zo stelt de rechtbank vast, is door de politie immers voor het grootste deel niet aangetroffen in de Ford Puma bij de doorzoeking van de auto. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte de grote, gevulde zak die zichtbaar was op de camerabeelden met daarin vermoedelijk de buit bij zich heeft gehouden en is achtergebleven in Zoetermeer wordt gesterkt door de verklaring van de moeder van de verdachte. Zij heeft verklaard dat de moeder van de medeverdachte [naam 3] , woonachtig met [naam 6] in Zoetermeer, wist dat het geld bij haar in huis is geweest en erbij was toen het geld daar gebracht werd.
Tot slot is de verdachte in de nacht van 5 op 6 november 2021 met [naam 6] opnieuw aanwezig geweest nabij de locatie waar de woninginbraak heeft plaatsgevonden om de Ford Puma op te halen. De rechtbank is van oordeel dat uit het samenstel van bovenstaande feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak. Dat de wegnemingshandelingen uit de woning in Voorhout door zijn twee medeverdachten zijn begaan, maakt dat niet anders.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten in voldoende mate is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering ten tijde van de wegnemingshandelingen bij de woninginbraak, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank op meerdere beslissende momenten in de voorbereiding, de uitvoering en de afhandeling van dit feit, ondanks het gegeven dat hij niet lijfelijk in de woning aanwezig is geweest, van zodanig gewicht en intensiteit, dat zijn aandeel kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen aan de woninginbraak omstreeks 5 november 2021 bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij omstreeks 5 november 2021 te Voorhout, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met anderen, een groot geldbedrag (van circa 155.000 euro) en een grote hoeveelheid goud (van circa 20 x 100 gram) en horloges en
een sieraad van[naam 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
door middel van braaken die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden het volgen van onderwijs dan wel het hebben van een zinvolle dagbesteding, een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten en een locatieverbod voor Voorhout. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad). Een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden wordt onder andere vanwege de meewerkende houding van de verdachte niet noodzakelijk geacht en heeft geen meerwaarde. Verder heeft de raadsman betoogd dat het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten een verstrekkende beperking is die niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, nu er geen enkele aanleiding is om te vermoeden dat de verdachte contact zal zoeken met de slachtoffers.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij volgens de aangifte een aanzienlijk bedrag aan geld en edelmetalen zou zijn buitgemaakt en flinke schade aan de woning werd veroorzaakt. De verdachte en zijn mededaders zijn daarbij uiterst doordacht en planmatig te werk gegaan, zo hebben zij de dag voorafgaand aan de woninginbraak een voorverkenning uitgevoerd. Een woninginbraak is op zichzelf reeds een ernstig feit en brengt niet alleen hinder en schade met zich, maar tast ook de gevoelens van veiligheid van de bewoners aan. Een woning is bij uitstek de plaats waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Uit de schriftelijke verklaringen van aangever en zijn echtgenote – die onderdeel uitmaken van het dossier – blijkt dat het handelen van de verdachten een forse inbreuk heeft gemaakt op de privacy en het veiligheidsgevoel van de bewoners en dat zij daar nog steeds last van hebben. Inbraken als deze dragen daarnaast bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast weegt de rechtbank ook in het nadeel van verdachte mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank stelt ook vast dat de verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 29 april 2022 aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden. De rechtbank houdt er in dit verband rekening mee dat de verdachte deze voorwaarden goed heeft nageleefd en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis tussentijds niet is opgeheven.
Persoon van de verdachte
Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf het rapport van de Raad van 14 februari 2023 meegewogen en de mondelinge toelichting die daarop ter zitting is gegeven. Uit het rapport volgt – zakelijk weergegeven – dat met name beschermende factoren worden gezien die de kans op herhaling van delictgedrag verkleinen. De verdachte ontvangt van zijn ouders een liefdevolle en consequente opvoeding en hij wordt door hen gemotiveerd om een positieve toekomst tegemoet te gaan. De verdachte en zijn ouders beschikken over voldoende vaardigheden om herhaling van delictgedrag te voorkomen. Er bestaan nog wel zorgen over de schoolgang van de verdachte en het gebrek aan een structurele vrijetijdsbesteding, maar de Raad ziet onvoldoende noodzaak om daar in een verplicht kader onder begeleiding van de jeugdreclassering verdere sturing aan te geven.
Door de Raad wordt geadviseerd de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft, naast de hiervoor genoemde omstandigheden, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank aan de ene kant rekening met het uitgangspunt dat de pedagogische benadering in het jeugdstrafrecht voorop staat. Aan de andere kant moet er ook sprake zijn van een straf die recht doet aan de ernst van het feit. Bij diefstal met braak uit een woning wordt een werkstraf van 120 uren, dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie als oriëntatiepunt gehanteerd. Gelet op het advies van de Raad en het feit dat de verdachte een first offender is, neemt de rechtbank het hiervoor genoemde oriëntatiepunt als uitgangspunt en acht zij een werkstraf passend en geboden.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten en een locatieverbod voor Voorhout. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte al gedurende een langere periode in het kader van zijn schorsingsvoorwaarden niet met de slachtoffers of met de medeverdachten in contact mocht zijn en dat hij zich niet heeft mogen begeven in Voorhout. De verdachte heeft deze voorwaarden niet overtreden. De noodzaak tot deze bijzondere voorwaarden is de rechtbank onvoldoende gebleken en het opleggen daarvan acht de rechtbank daarom disproportioneel.
De rechtbank zal alles afwegende aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De vordering van de benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 389.240,22, waarin begrepen een bedrag van € 1.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 249.450,00, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte primair bepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat door de benadeelde partij schade is geleden. De vordering die is ingediend en door de verdediging is betwist, roept bij de rechtbank echter zodanig veel vragen op, dat niet – op een binnen het strafproces aanvaardbare manier – is vast te stellen welke schade (nog) voor vergoeding in aanmerking komt. Een deel van de materiële schade is door de verzekeraar vergoed. De causaliteit tussen het bewezen verklaarde feit en meerdere van de opgevoerde schadeposten kan niet eenvoudig worden vastgesteld en daarnaast roepen diverse opgevoerde schadeposten veel vragen op over de vraag of daarbij sprake is van rechtstreekse schade. Een toereikende onderbouwing daartoe ontbreekt. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er een behoorlijke discrepantie bestaat tussen de opgevoerde schade en de door de verzekering vastgestelde schade. Ook kan de rechtbank op basis van de beschikbare informatie niet zonder meer beoordelen in hoeverre de gestelde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Dit alles betekent dat de behandeling van de gehele vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77m, 77n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
120 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
vordering benadeelde partijbepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst – Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Leurs, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 16 maart 2023.
Mr. R.J. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.