ECLI:NL:RBDHA:2023:4242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
09/223327-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor medeplegen van opzettelijke brandstichting in parkeergarage met levensgevaarlijke gevolgen

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag twee mannen van 19 jaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor het medeplegen van opzettelijke brandstichting. De brandstichting vond plaats in de nacht van 1 op 2 september 2022 in een parkeergarage onder een flat aan de Laan van Wateringse Veld in Den Haag. De verdachten staken een auto in brand, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor de bewoners van het appartementencomplex boven de parkeergarage. Door de brand ontstond er enorme schade aan meerdere voertuigen en het gebouwencomplex zelf. Vijf benadeelde partijen vroegen om schadevergoeding, waarvan twee vorderingen zijn toegewezen en drie zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand opzettelijk is gesticht met behulp van aanmaakvloeistof en benzine, en dat de verdachten een nauwe en bewuste samenwerking hebben gehad bij het uitvoeren van de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was te duchten. De betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting werd bewezen door camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van 38 maanden gematigd tot 36 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van [slachtoffer 1] tot € 400,00 werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [bedrijf] niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk verplicht om de toegewezen schadevergoedingen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/223327-22
Datum uitspraak: 29 maart 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [verdachte] 2003 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres]
op dit moment gedetineerd in [instelling] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 december 2022 (pro forma) en 15 maart 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 september 2022 te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakvloeistof en/of aanmaakblokjes en/of benzine, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere personenauto's, te weten een Volkswagen ID3 (met [kenteken] ) en/of een Landrover Range Rover (met [kenteken] ) en/of een BMW 330E (met [kenteken] ) en/of delen van een parkeergarage/parkeerplaats geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
- gemeen gevaar voor voormelde voertuigen en/of een of meerdere (andere) in de nabije omgeving geparkeerde voertuigen en/of een of meerdere (bovengelegen/nabijgelegen) woningen en/of (andere) goederen in/op die parkeergarage/parkeerplaats en/of het daarboven gelegen appartementencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in voormelde woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Op de specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden gebruikt.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 2 september 2022 brand is gesticht in de parkeergarage gelegen onder het flatgebouw aan de [locatie 1] te Den Haag. Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder de camerabeelden en de stills – volgt dat enkele minuten voor de brandstichting twee personen ter hoogte van de parkeergarage uit een auto stappen en naar het hek van de parkeergarage lopen. Verder is op de camerabeelden van de parkeergarage te zien dat deze twee personen brand stichten bij het voertuig van [aangever] , waarna zij in de richting van de auto rennen. De twee personen die in de parkeergarage het voertuig van [aangever] in brand hebben gestoken, worden door de politie herkend als (medeverdachten) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat hij de brand samen met [medeverdachte 1] heeft aangestoken. De rechtbank stelt daarom vast dat de brand feitelijk door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is gesticht.
Gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Voor de vraag of van de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, dient te worden beoordeeld of dat gevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. De rechtbank betrekt in haar oordeel het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de brand in de parkeergarage werd gesticht met behulp van aanmaakblokjes en vijf liter benzine. Uit de camerabeelden blijkt dat er op het moment van de brandstichting meerdere voertuigen in de parkeergarage geparkeerd stonden. Bij het in brand steken van een voertuig in de nabijheid van andere voertuigen in een parkeergarage en met behulp van een dergelijk grote hoeveelheid brandbare vloeistof, is het te voorzien dat de brand zou uitslaan naar de andere voertuigen en de parkeergarage waarin de voertuigen geparkeerd stonden. Het was derhalve voorzienbaar dat er gemeen gevaar zou ontstaan voor deze goederen. Daarnaast is deze parkeergarage onder een appartementencomplex gelegen, met in totaal 36 naast en boven elkaar gelegen woningen, en is de brand midden in de nacht gesticht. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat de bewoners van die woningen thuis zijn en liggen te slapen. Gelet op voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat levensgevaar en gevaar voor zwaar letsel voor de bewoners van de bovenliggende woningen zou ontstaan. Dat het ontstane gevaar erg groot was, blijkt onder meer uit het feit dat het noodzakelijk was de 36 bovenliggende woningen te ontruimen vanwege de hoge vlammen en rookontwikkeling. Er is enorme schade aangericht ondanks dat de hulpdiensten binnen tien minuten ter plekke waren. Verder is door de politie nadien roetafzetting waargenomen op de plafondplaten op de galerij en bleek dat meerdere deuren roetschade hadden opgelopen. Tot slot konden de bewoners van één woning niet terug naar hun woning totdat deze gestut was.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt. Dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen niet zelf heeft verricht, hoeft niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg te staan. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij is vereist dat de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte en [medeverdachte 1] het plan hadden opgevat om een auto in brand te steken in een garage en dat ze hem om hulp hadden gevraagd. Dit plan zou volgens [medeverdachte 2] van de verdachte afkomstig zijn aangezien hij er het meest over wist en zei wat er moest gebeuren. Eerder die avond en vlak voor de brandstichting zijn de verdachte en de twee medeverdachten meermaals bij [locatie 1] geweest om diverse goederen aan te schaffen. Uit de transacties van de bankrekening van de verdachte, de bijbehorende bonnen en de camerabeelden van [locatie 1] blijkt dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] aanmaakvloeistof, een jerrycan met vijf liter benzine en aanmaakblokjes heeft gekocht. De verdachte heeft deze goederen betaald en uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte in de winkel tevens aanwees welke aanmaakvloeistof [medeverdachte 1] moest pakken.
Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachten zich die avond verplaatsten in een Mercedes CLA met [kenteken] . Deze auto was in gebruik bij de verdachte en werd die avond door de verdachte bestuurd, zoals blijkt uit camerabeelden en de verklaring van de verdachte bij de politie. Met dit voertuig gingen zij naar de [locatie 1] om eerdergenoemde goederen aan te schaffen en volgens [medeverdachte 2] heeft de verdachte hen naar de parkeergarage gebracht waar de verdachte in de auto bleef zitten zodat ze snel konden vluchten.
Bij aankomst bij de parkeergarage stapten de medeverdachten uit en enkele minuten later werd de poort van de parkeergarage geopend. Door de beeldenspecialist wordt hierbij opgemerkt dat het leek alsof deze poort van afstand werd bediend. [aangever] heeft verklaard dat het hek van de parkeergarage met een afstandsbediening geopend kon worden. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij één afstandsbediening al enige tijd kwijt was. Bij aanhouding van de verdachte werd in zijn jas een afstandsbediening aangetroffen. Deze afstandsbediening werd door aangeefster herkend als de afstandsbediening die zij kwijt was geraakt.
Samenvattend bestond de bijdrage van de verdachte daaruit dat hij de voor de brandstichting benodigde goederen uitkoos en betaalde, dat hij de afstandsbediening had waarmee de toegang tot de plaats delict werd verkregen, en dat hij die avond als chauffeur fungeerde. Bovendien blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 2] dat het plan van de verdachte afkomstig was en dat hij precies wist wat dit plan inhield. Gelet hierop had de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de brandstichting en was er bovendien sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarmee acht de rechtbank bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht.
Betrouwbaarheidsverweer (verklaring [medeverdachte 2] )
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verklaring van [medeverdachte 2] niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is en dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om hem te ondervragen. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie een belastende verklaring afgelegd jegens verdachte. Bij een later verhoor bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 2] zich op zijn verschoningsrecht beroepen. De verdediging heeft hierdoor geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid gehad om de getuige te ondervragen. Dit hoeft er echter niet aan in de weg te staan dat deze verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat daarvoor vereist is dat de verklaring van [medeverdachte 2] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 2] meer dan voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
De verklaring van [medeverdachte 2] wordt immers ondersteund door de camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte vlak voor de brandstichting aanmaakvloeistof en een jerrycan koopt. Ook is te zien dat hij die jerrycan vult met 5 liter benzine. Hij is dan samen met de [medeverdachte 1] . De verklaring van [medeverdachte 2] wordt verder ondersteund door de berichten die tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn uitgewisseld. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] werd opgehaald en dit blijkt ook uit hun gesprek via Instagram. Uit het onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt tevens dat [medeverdachte 1] nog geen twee uur na de brandstichting een nieuwsartikel over de brand naar [medeverdachte 2] stuurt. Daarnaast wordt de verklaring van [medeverdachte 2] ondersteund door een getapt gesprek waarbij op de achtergrond te horen is dat door de verdachte en [medeverdachte 1] wordt gesproken over “deze auto ook in de brand steken”. Gelet op voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 2] derhalve betrouwbaar en bezigt deze – zoals hierboven uiteengezet – voor het bewijs.
Aangevoerd alternatief scenario
Door de raadsvrouw is voorts betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken aangezien hij ten tijde van de brandstichting elders was. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tussen 02:00 en 03:00 uur de Mercedes die bij hem in gebruik was, had uitgeleend aan iemand anders.
De rechtbank stelt voorop dat het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank daarover nog het volgende. De verdachte heeft wisselend en kennelijk leugenachtig verklaard over hoelang de barbecue duurde en wanneer hij daarbij aanwezig was. Bij de politie heeft hij immers verklaard dat hij vanaf 01:00 uur thuis is geweest [1] . Dit is gelet op de camerabeelden bij het benzinestation aantoonbaar onjuist. Zijn verklaring ter terechtzitting, dat hij ten tijde van de brandstichting nog bij de barbecue was, vindt geen steun in de verklaring van [naam] die heeft verklaard dat hij om 23.45 uur is weggegaan en dat de verdachte tegen hem had gezegd dat hij een halfuur daarna is vertrokken. Bovendien heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd over waarom hij eerder op de avond vijf liter benzine en twee flessen aanmaakvloeistof en later op de avond vlak voor de brand aanmaakblokjes heeft aangeschaft. Ten slotte heeft de verdachte dit alternatieve scenario pas ter terechtzitting naar voren gebracht en heeft hij op nadere vragen hierover geen antwoord willen geven. Het door de verdediging naar voren gebrachte scenario is daarom niet aannemelijk geworden en wordt door de rechtbank terzijde geschoven. Dit geldt ook voor de verklaring van de verdachte dat hij de afstandsbediening van de garage pas na de brandstichting in de Mercedes CLA heeft zien liggen en toen in zijn jaszak heeft gedaan. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel is dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 2 september 2022 te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakvloeistof en aanmaakblokjes en benzine ten gevolge waarvan meerdere personenauto’s, te weten een Volkswagen ID3 (met [kenteken] ) en een Landrover Range Rover (met [kenteken] ) en een BMW 330E (met [kenteken] ) en delen van een parkeergarage zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
- gemeen gevaar voor voormelde voertuigen en andere in de nabije omgeving geparkeerde voertuigen en meerdere (bovengelegen/nabijgelegen) woningen en (andere) goederen in die parkeergarage en het daarboven gelegen appartementencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
- levensgevaar voor in voormelde woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in voormelde woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het adolescentenstrafrecht toegepast moet worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd
De verdachte heeft op 2 september 2022 in de nacht samen met twee medeverdachten de auto van [aangever] in brand gestoken. Door de brandstichting heeft de verdachte een levensgevaarlijke situatie veroorzaakt. De schade aan de auto’s en het gebouwencomplex was aanzienlijk. Daarnaast was deze brand een bijzonder beangstigende ervaring voor de bewoners van dit complex, zoals ook blijkt uit de verklaring van [aangever] ter terechtzitting. Hiernaast heeft de brandstichting een gevoel van onveiligheid in de wijk teweeggebracht. Dat de brand niet meer van de bovengelegen woningen heeft beschadigd, is niet aan de verdachte te danken, maar aan de hulpdiensten die snel ter plekke waren. De verdachte is met de medeverdachten na de brandstichting weggereden en heeft zich toen kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het de verdachte verder aan dat hij de destijds pas 15-jarige [medeverdachte 2] bij de uitvoering van de brandstichting heeft betrokken terwijl hiernaast nergens uit blijkt dat de verdachte het laakbare van zijn handelen inziet.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsrapport over de verdachte van 27 december 2022. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering geen advies kan geven over eventueel te stellen voorwaarden gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte. Daarnaast adviseert de rapporteur de toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Adolescentenstrafrecht
De behandeling ter terechtzitting geeft de rechtbank geen aanleiding om van het reclasseringsadvies omtrent toepassing van het adolescentenstrafrecht af te wijken. De rechtbank zal daarom het volwassenenstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan niet anders gereageerd worden dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank – mede gelet op het advies van de reclassering – geen aanleiding.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank de verdachte geen hogere straf opleggen dan aan de [medeverdachte 1] die de brand feitelijk (samen met [medeverdachte 2] ) heeft gesticht. Hoewel de verdachte en [medeverdachte 1] een verschillende rol hebben gespeeld bij de brandstichting, zijn deze beide zo wezenlijk geweest dat de rechtbank een gelijke strafoplegging gerechtvaardigd acht. Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 36 maanden.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel
7.1.
De vorderingen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 400,00 aan materiële schade en € 250,00 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 51.790,00, en te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[bedrijf]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 257.209,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.112,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 13.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Vorderingen [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, namelijk tot een bedrag van € 400,00 ten aanzien van de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en tot afwijzing van de vordering voor het overige.
Vorderingen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen.
Vordering [slachtoffer 3] en [bedrijf]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Vorderingen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vordering wegens de bepleite vrijspraak.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vorderingen afgewezen dienen te worden dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vordering. De vorderingen zijn immers niet of onvoldoende onderbouwd.
Vordering [bedrijf]
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering wegens de bepleite vrijspraak.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering aangezien de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Daarnaast is het is onduidelijk of [naam] gemachtigd was om namens [bedrijf] een vordering in te dienen.
Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering summier is onderbouwd en daarom afgewezen dient te worden dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 400,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
Vordering [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering is namens de verdachte betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering [bedrijf]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 257.209,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat de vordering is ingesteld door een daartoe bevoegd persoon. De benadeelde partij in staat stellen om hiervan alsnog bewijs te leveren, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.112,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek), omdat de omvang van de geleden (materiële) schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Zij stelt de schade, rekening houdend met afschrijvingen, vast op € 1.000,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald en zal de vordering voor het overige afwijzen.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
Vordering [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 13.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De rechtbank zal, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

De raadsvrouw heeft verzocht het beslag op te heffen. Uit de processtukken blijkt echter dat in deze zaak sprake is van conservatoir beslag en niet van strafrechtelijk beslag. De rechtbank kan daarom geen beslissing nemen over het gelegde beslag.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor een ander en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald en/of de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte de toegewezen bedragen deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is betaald en wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte de toegewezen bedragen deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partijen te betalen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoedingen deels of geheel aan de benadeelde partijen heeft betaald en/of de betalingsverplichtingen aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
vordering benadeelde partij [bedrijf]
bepaalt dat de benadeelde partij, [bedrijf] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Paulides, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer en mr. M.C. de Vries, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2023.
Bijlage I
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de Districtsrecherche DH-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 629).
1. Het proces-verbaal van verhoor van [aangever] , wonende aan [adres] , opgemaakt op 2 september 2022, voor zover inhoudende (p. 73-76):
Op 1 september 2022 parkeerde ik mijn voertuig in de parkeergarage onder mijn woning. Ik reed in mijn Landrover voorzien van het [kenteken] . De toegang van de parkeergarage is aan de Los Angelesstraat in ’s-Gravenhage. De parkeergarage is afgesloten met een hek. Het hek van de parkeergarage is vanuit de auto met een afstandsbediening open te maken. De twee parkeerplaatsen met [nummer] zijn van mij.
Op 2 september 2022 omstreeks 00:30 uur kwam mijn zoon thuis. Hij reed in mijn andere voertuig. Dit is een Volkswagen ID3 voorzien van het [kenteken] . Hij parkeerde dit voertuig naast de Landrover.
Op 2 september 2022 in de nacht hoorde ik een knal. Mijn woonkamer en terras zitten boven de auto’s. Ik hoorde vervolgens drie knallen en ik zag vuur.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 2 september 2022, voor zover inhoudende (p. 77-79):
Mijn auto stond geparkeerd in de parkeergarage onder de flat waar ik woon. Ik ben de eigenaar van het voertuig voorzien van het [kenteken] , Merk BMW, 3 serie, 330E. Ik woon op [adres] .
Op 2 september 2022 omstreeks 2.45 uur werd ik wakker gemaakt. Toen ik naar de woonkamer liep en door het raam richting mijn balkon keek zag ik allemaal vlammen vanuit de parkeergarage omhoog komen. Ik rende naar de parkeergarage en zag dat de voorbumper en de motor van mijn auto in brand stond. Ik zag dat de twee voertuigen die links geparkeerd stonden naast mijn voortuig al volledig in brand stonden. Ik nam expres 10 à 15 meter afstand van de auto's, omdat ik bang was dat de auto's gingen ontploffen. Ik zag dat de vlammen ongeveer 6 meter hoog waren. Ik zag dat de vlammen boven mijn balkon uit kwamen.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [naam] , opgemaakt op 28 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 481-527):
Ik ben werkzaam voor MVGM die eigenaar is van het wooncomplex gelegen aan [adres] ter hoogte van [perceelnummer] te Den Haag. Op 2 september 2022 is er brand gesticht in een personenauto. Deze personenauto stond onder bovenstaand pand. Door deze brand is een deel van het complex beschadigd door roet, betonschade en door de hitte van het vuur.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 september 2022, voor zover inhoudende (p. 80-81):
Op 2 september 2022 werd een brand gemeld in een parkeergarage bij een flatgebouw aan [adres] . De ter plaatse gekomen politieambtenaren constateerden dat drie voertuigen volledig waren uitgebrand. Daarnaast waren meerdere voertuigen door de hitte aangestraald en beschadigd.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 september 2022, voor zover inhoudende (p. 96-104):
Op 2 september 2022 werden wij gestuurd naar [adres] . Daar zou een auto in brand staan. Ik hoorde dat de brand plaatsvond in de parkeergarage achter de flat waar genoemd perceel zich in bevindt. De ingang van deze parkeergarage bevindt zich om de hoek in [adres] .
Ik zag dat in de garage onder de flat zeker twee auto’s in brand stonden. Ik zag hoge vlammen die in de richting van de bovenliggende plafonds gingen. Omdat er veel rookontwikkeling was, is door de brandweer besloten dat alle bovenliggende woningen tijdelijk ontruimd moesten worden. Nadat de brandweer metingen had verricht en er onderzoek naar de staat van de flat was gedaan konden de bewoners van een van de woningen niet terug naar hun woning. Deze woning was dusdanig beschadigd dat deze eerst gestut moest worden.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 september 2022, voor zover inhoudende (p. 317):
In de nacht van 2 september 2022, omstreeks 02:35 uur, heeft er een brandstichting plaatsgevonden in een parkeergarage aan [adres] . Boven de parkeergarage bevinden zich woningen.
Als gevolg van de hoge vlammen en de daarbij ontstane rookontwikkeling was het noodzakelijk dat er in totaal 36 bovenliggende woningen ontruimd werden.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 september 2022, voor zover inhoudende (p. 105-107):
Op 2 september 2022 bevond ik mij op [adres] . Aldaar bleken voertuigen in brand te zijn gestoken welke stonden geparkeerd. Ik zag dat er sprake was van ernstige brand- en roetschade. Ik zag dat de gevel zwart geblakerd was. Ik zag dat er op de plafonddelen van de galerij van de woningen meerdere roetvlokken zichtbaar waren. Ik zag dat de carport werden gestut middels houten balken en stalen buizen. Deze noodmaatregel werd genomen om de constructie te ondersteunen en instorting te voorkomen. Het bleek dat meerdere deuren roetschade hadden opgelopen naar aanleiding van de voertuigbranden.
8. Het geschrift, te weten de “Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Den Haag op 2 september 2022”, opgemaakt op 6 oktober 2022 (politieregistratienummer: [nummer] ), voor zover inhoudende (p. 467-472):
Overzicht te onderzoeken materiaal:
SIN
Spooromschrijving; plaats veiligstellen
[nummer]
Brandrest, grondmonster; Onder klinker geparkeerde vw id.3
[nummer]
Brandrest, brandmonster; Locatie 2e parkeerplaats vanaf links
[nummer]
Brandrest, brandmonster; Tussen pijlers van parkeerplaats
Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen:
SIN
Conclusie
[nummer]
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
[nummer]
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kerosine.
Daarnaast zijn op relatief laag concentratieniveau vluchtige stoffen aangetoond die een aanwijzing geven voor de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid motorbenzine.
[nummer]
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
9. Het proces-verbaal van bevindingen (beeldenonderzoek beeldspecialist), opgemaakt op 17 september 2022, inclusief de stills van de camerabeelden, voor zover inhoudende (p. 204-293):
In het onderzoek 30Pixo werd een grote hoeveelheid aan camerabeelden veiliggesteld naar aanleiding van de brandstichting. Het betrof beelden van onder andere de plaats delict, camera's in de nabije omgeving en camerabeelden van diverse benzinestations.
Pagina 22 tot en met 35:
Op 2 september 2022 om 00:13 uur (en verder) was te zien dat verdachten Uludag en Keles uit de Mercedes Benz CLA180, voorzien van het [kenteken] stapten. Het betrof beelden van [locatie 1] . Er was te zien dat [medeverdachte 1] twee flessen aanmaakvloeistof uit het schap pakte, na aanwijzen van [verdachte] . Voorts was te zien dat er nog een derde persoon in de Mercedes zat. Op de beelden was te zien dat er een jerrycan werd aangeschaft, alsmede de twee flessen aanmaakvloeistof. Op de beelden was te zien dat [verdachte] de jerrycan met benzine vulde.
Pagina 36 tot en met 42:
Op 2 september 2022 om 1:58 uur (en verder) was te zien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wederom uit de Mercedes voorzien van het [kenteken] stapten bij [locatie 1] . Op de beelden was te zien dat er onder andere aanmaakblokjes werden aangeschaft. Tevens was te zien dat er nog een derde onbekend gebleven persoon in de auto zat. Voorts was te zien dat na de aanschaf [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Mercedes stapten en wegreden, samen met de
onbekend gebleven persoon.
Pagina 57 tot en met 60:
Op beelden van [salon] , gelegen aan [adres] was op 2 september om 2:25 uur te zien dat er een Mercedes Benz langs het pand reed op [adres] . Te zien was dat het voertuig, vanaf [adres] rechtsaf [adres] in reed.
Pagina 61 tot en met 62:
Op camerabeelden van [adres] en [adres] in Den Haag was op 2 september 2022 om 2:26 uur (en verder) te zien dat een grijze Mercedes Benz met gedoofde lichten richting het plaats delict reed.
Pagina 63 tot en met 66:
Op beelden van 2 september 2022 om 2:26 uur van [bedrijf] was te zien dat de eerder genoemde Mercedes ter hoogte van de parkeergarage stopte en het voertuig draaide, met zijn neus in de richting van [adres] . Te zien was dat er vermoedelijk twee personen uit het voertuig stapten. Deze twee personen, liepen richting het hek van de parkeergarage. Op de beelden van het hek (zie volgende pagina's) van de parkeergarage was niemand anders waarneembaar dan deze twee personen.
Pagina 67 en 68:
Op de beelden van 2 september 2022 om 2:28 uur binnen in de garage was te zien dat de poort opende en de verdachten de garage binnen kwamen. Het betrof beelden van [salon] . De poort sloot zich hierna en tot tweemaal toe opende en sloot de poort zich. Dit is van belang om te benoemen omdat het leek alsof de poort van afstand werd bediend.
Pagina 69 tot en met 74:
Op de beelden van de garage was te zien dat op 2 september 2022 om 2:29 uur (en verder) de twee personen het voertuig van de [aangever] overgoten met een vloeistof en dat deze vloeistof kennelijk werd aangestoken waarna de brand ontstond. Waarneembaar was dat deze vloeistof afkomstig was uit een zwart voorwerp en ook was de vloeistof duidelijk op de beelden waarneembaar
Pagina 75 tot en met 78:
Op de beelden van 2 september 2022 om 2:30 uur van [bedrijf] was te zien dat de verdachten in de richting van het voertuig renden wat nog op de locatie voor de garage stond te wachten. Waarneembaar was dat de Mercedes met gedoofde lichten door [adres] reed.
Pagina 79 tot en met 81:
Op de beelden van 2 september 2022 om 2:32 uur was op een kentekencamera van een particulier woonachtig nabij de kruising [adres] met de [adres] te zien dat de grijze Mercedes Benz met het [kenteken] met gedoofde lichten langs reed. De [adres] betreft het verlengde van [adres] . Het voertuig kwam dus uit de richting van het plaats delict. Op een tweede camera van deze particulier was te zien dat het voertuig kort hierna zijn verlichting aan deed.
Pagina 95 tot en met 100:
Op camerabeelden van 2 september 2022 om 3:05 uur van [bedrijf] gelegen aan [locatie 1] in Den Haag was te zien dat [verdachte] samen met, naar later bleek twee andere personen bij het tankstation stond.
10. Het proces-verbaal van verdenking, opgemaakt op 12 september 2022, voor zover inhoudende (p. 42-48):
Onderzoek camerabeelden voorafgaande aan de brand
Naar aanleiding van de mogelijke betrokkenheid van [verdachte] bij de brand is er onderzoek gedaan waar [verdachte] zich voorafgaande aan de brand heeft opgehouden en wat [verdachte] na de brand heeft gedaan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat [verdachte] voorafgaande aan de brand meerdere malen, in ieder geval tweemaal, verschillende aankopen heeft gedaan bij het [locatie 1] . [verdachte] koopt daar onder andere aanmaakblokjes,
aanmaakvloeistof en een zwarte jerrycan met benzine. Uludag rijdt op dat moment in een grijze Mercedes CLA voorzien van [kenteken] . Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] de aankopen telkens in het bijzijn doet van een ander persoon,
namelijk de bijrijder van de grijze Mercedes.
Op de beelden van [salon] ', in de directe omgeving waar de brandstichting heeft plaatsgevonden, zijn twee personen te zien die later het voertuig in brand steken. De twee personen lopen op de beelden in de richting van het voertuig, waarbij één van de personen opvallende gelijkenissen heeft met de bijrijder van de grijze Mercedes zoals deze hierboven is afgebeeld. Zo dragen beide personen een zwarte jas met capuchon, met opvallende rits/lichte streep op de
linkerborst, een petje, een wit shirt onder de zwarte jas, een grijze spijkerbroek, grijze schoenen met opvallende uitstekende dikke zool.
Op basis van de bekeken camerabeelden en de foto van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 1] kan geconcludeerd worden dat dit één en dezelfde persoon is.
11. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 maart 2023, voor zover inhoudende:
Ik reed die avond in een Mercedes met [kenteken] .
12. Het proces-verbaal van bevindingen (herkenning [medeverdachte 2] op de camerabeelden), opgemaakt op 23 november 2022, voor zover inhoudende (p. 438-440):
Op de camerabeelden van de brandstichting werden twee personen gezien waarvan één [medeverdachte 1] bleek te zijn en de ander als verdachte NN1 werd aangemerkt. Opmerkelijk was dat de kleding en schoenen van verdachte NN1 overeenkomsten hadden met de kleding van de persoon op het filmpje van de BBQ. Tevens werd door beide de capuchon op dezelfde manier gedagen.
Een foto was beschikbaar in het GBA register. Er werden overeenkomsten gezien van de jongen bij de BBQ, NN1 en [medeverdachte 2] .
13. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 22 november 2022, voor zover inhoudende (p. 413-428):
A: Ik had met [medeverdachte 1] gepraat om naar buiten te gaan. Hij zou me zo ophalen. Rond 24 uur kwam hij me ophalen. Onderweg naar de BBQ hadden ze het over de brandstichting. Beide spraken erover.
V: Wat hebben ze verteld?
A: Dat ze brand gingen stichten. Ze zeiden dat ze het in een garage zouden doen.
V: Dus alleen jullie drie wisten van de plannen van de brand?
A: Ja
A: Onderweg naar de BBQ hebben ze gezegd dat ze een auto in de brand zouden steken.
V: Van wie kwam het idee als je er nu over terug denkt?
A: Van [verdachte]
V: Was hij degene die alles zei?
A: Ja. Hij wist er meer over. Hij praatte meer over wat er moest gebeuren.
V: Wie deed wat met de daadwerkelijke brandstichting?
A: [medeverdachte 1] gooide benzine over de auto en daarna zou ik aanmaakblokjes in de benzine gooien maar dat ging niet in de brand. Toen heeft [medeverdachte 1] het nog een keer gedaan met die aanmaakblokjes en toen ging het in de brand.
V: Hoe hadden jullie afgesproken wie wat zou doen?
A: [verdachte] zei dat hij in de auto zou blijven, zou wachten en dat we dan snel konden vluchten.
A: Toen [medeverdachte 1] de benzine over de auto had gegoten zei [medeverdachte 1] dat ik het moest aansteken.
14. Het proces-verbaal van bevindingen (gesprek met [naam] ), opgemaakt op 14 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 464-465):
Wij wilden [naam] vragen stellen over de samenkomst die eerder die avond op 1 september 2022 had plaatsgevonden in [locatie 1] . Ik hoorde [naam] het volgende verklaren.
[medeverdachte 1] reed met [verdachte] mee.
Ik ben rond 23.45 uur naar huis gegaan. [verdachte] zei dat hij nog een halfuur is gebleven.
15. Het proces-verbaal van bevindingen (tapgesprekken telefoon [medeverdachte 1] ), opgemaakt op 21 september 2022, voor zover inhoudende (p. 373-379):
15 september 2022 om 15.27
[medeverdachte 1] heeft een gesprek met tegenpartij, een man met een telefoonnummer waarvan de tenaamgestelde [medeverdachte 2] is.
In het gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen de tegenpartij: 'hey neef, kom naar beneden. [verdachte] komt ons ophalen.
15 september 2022 om 16:12 uur, gesprek tussen [medeverdachte 1] en een vrouw
In het gesprek is te horen hoe [medeverdachte 1] tegen anderen, waaronder [verdachte] , op de achtergrond praat/ [medeverdachte 1] zegt: "Zullen we hier eentje van aansteken joh?" "Kom, laten we deze ook aansteken... broer". Vervolgens zegt [medeverdachte 1] tegen anderen op de achtergrond: "neef ik zeg zullen we deze auto ook aansteken/ in de brand steken?
16. Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] ), opgemaakt op 24 december 2022, voor zover inhoudende (p. 588-593):
Op 1 september 2022 om 23:25 stuurt [medeverdachte 2] een berichtje via Instagram naar [medeverdachte 1] . Uit onderzoek is gebleken dat dit [medeverdachte 1] betreft. [medeverdachte 2] vraagt wanneer [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) komt waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat hij er over maximaal een half uurtje is.
Op 2 september 2022 om 01:08 uur en om 01:10 uur werden afbeeldingen gemaakt met de telefoon van [medeverdachte 2] . Op het moment dat de afbeeldingen werden gemaakt werd de locatie meegezonden. De locatie betreft het [locatie 1] .
Op 2 september om 03:31 uur ontving [medeverdachte 2] een afbeelding via Snapchat van [medeverdachte 1] , uit onderzoek is gebleken dat dit [medeverdachte 1] betreft. Onderstaande afbeelding werd verstuurd door [medeverdachte 1] en ontvangen door [medeverdachte 2] . Dit betreft een screenshot van het nieuwsplatform “District 8”. Dit is een artikel over de desbetreffende brand op [adres] .
17. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 september 2022, voor zover inhoudende (p. 174-178):
De saldo- en transactiegegevens werden opgevraagd van de rekeningen in gebruik bij [verdachte] . Het betrof onder andere de gegevens van rekeningnummer [nummer] .
Op 2 september 2022 om 00:14 uur werd een transactie uitgevoerd. Uit de opgevraagde bon bleek dat er een jerrycan van 5 liter en twee flessen aanmaakvloeistof werden gekocht.
Op 2 september 2022 om 00.15 uur werd een transactie uitgevoerd. Uit de opgevraagde bon bleek dat voor 5,56 liter aan euro 95 was getankt.
Op 2 september 2022 om 02:00 werd een transactie uitgevoerd. Uit de opgevraagde bon bleek dat er aanmaakblokjes werden gekocht.
Op 2 september 2022 om 03:06 werd een transactie uitgevoerd. Uit de opgevraagde bon bleek dat twee Coca Cola en een Oasis Tropical werden gekocht.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 september 2022, voor zover inhoudende (p. 199-201):
Onderzoek wees uit dat de verdachte Uludag naar het politiebureau was gekomen in een bedrijfsauto, een Volkswagen Transporter. Op de achterbank trof ik een grijze jas aan. In een zak van deze jas trof ik het identiteitsbewijs van de aangehouden [verdachte] aan. Naast het identiteitsbewijs trof ik een geel kastje met twee knoppen erop aan. Ik herkende dit kastje als zijnde een afstandsbediening om o.a. hekken te openen.
19. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 september 2022, voor zover inhoudende (p. 202-203):
Ons was verzocht om betrokkene [aangever] te benaderen voor het herkennen van een afstandsbediening, welke was aangetroffen bij een verdachte en welke betrokkene miste. Ik hoorde haar zeggen dat het een geel/zwarte afstandsbediening was waar plakband omheen zat. Ik zag dat zij uit haar handtas een geel/zwarte afstandsbediening pakte en deze aan mij toonde. Ik hoorde haar zeggen dat zij een soortgelijke afstandsbediening miste. Hierop toonde ik, [naam] , de afstandsbediening die ik van het onderzoeksteam meegekregen had. Ik zag aan de gelaatsuitdrukking van betrokkene dat zij deze afstandsbediening herkende als zijnde haar afstandsbediening. Ik zag dat om beide afstandsbedieningen op soortgelijke wijze plakband was aangebracht. Ik zag dat op beide afstandsbedieningen hetzelfde [nummer] ingedrukt was.

Voetnoten

1.Pag. 32 en 33